ECLI:NL:RBROT:2020:186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2020
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
8072375 CV EXPL 19-6421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid opdrachtnemer voor onterecht uitgevoerde werkzaamheden en de gevolgen van aanwijzingen van de opdrachtgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], en gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Eiser vorderde betaling van een factuur van € 159,63, die voortkwam uit werkzaamheden aan een Audi A6, die door gedaagden was aangeboden voor onderzoek. Eiser stelde dat hij de werkzaamheden had uitgevoerd conform de zorgplicht van een goed opdrachtnemer, zoals vastgelegd in artikel 7:401 BW, en dat hij tijdig en verantwoorde aanwijzingen had opgevolgd, zoals vereist door artikel 7:402 BW.

Gedaagden betwistten de vordering en stelden dat de werkzaamheden onnodig waren, omdat er slechts gevraagd was om een kort onderzoek naar de versnellingsbak. De kantonrechter oordeelde dat gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat eiser zich niet als goed opdrachtnemer had gedragen. De rechter concludeerde dat eiser de zorg van een goed opdrachtnemer in acht had genomen, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de problemen met de motor en de versnellingsbak van de auto.

De kantonrechter wees de vordering van eiser toe, inclusief de wettelijke rente en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, en de proceskosten werden aan gedaagden opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C. van Steenderen-Koornneef en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8072375 CV EXPL 19-6421
uitspraak: 2 januari 2020

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

[eiser] ,

h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: AGIN Timmermans gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2)
[gedaagde 2] ,
3)
[gedaagde 3] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
verschenen bij [naam gemachtigde] .

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 24 september 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek.

Omschrijving van het geschil

1. De vaststaande feiten

1.1
Op zondag 27 januari 2019 heeft gedaagde sub 2 (hierna: [gedaagde 2] ) een Audi A6, eigendom van gedaagden, door de sleepdienst van de ANWB bij het terrein van eiser (hierna: [eiser] ) laten neerzetten.
1.2
Op 28 januari 2019 heeft [gedaagde 2] gebeld met [eiser] en gevraagd of er “even naar de auto gekeken kon worden”.
1.3
Op 29 januari 2019 is de auto onderzocht. [eiser] heeft de motor van de Audi onderzocht, de auto naar binnen geduwd omdat de automaatbak niet meer functioneerde, de auto op de brug gezet en de herkomst van de olielekkage onderzocht.
1.4
Voor dit onderzoek heeft [eiser] gedaagden een factuur gestuurd van
€ 114,95 inclusief BTW, zijnde de kosten voor twee arbeidsuren.
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te
veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 159,63, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 114,95 vanaf 12 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2.2
[eiser] legt nakoming van de overeenkomst aan de vordering ten grondslag. Naast een bedrag van € 114,95 aan hoofdsom vordert [eiser] een bedrag van € 4,68 aan rente en een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.3
Gedaagden betwisten de vordering en voeren daartoe het volgende aan. De werkzaamheden zijn weliswaar verricht maar onnodig. Er is slechts gevraagd “even” naar de versnellingsautomaat van de auto te kijken, dat impliceert een onderzoek van maximaal een half uur.

Beoordeling van het geschil

3.1
Partijen zijn een overeenkomst van opdracht aangegaan. Conform artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. Artikel 7:401 BW bepaalt dat de opdracht-nemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Artikel 7:402 BW bepaalt vervolgens dat de opdrachtnemer is gehouden gevolg te geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen van de opdrachtgever omtrent de uitvoering van de opdracht.
3.2
Gedaagden hebben aangevoerd dat [eiser] zich niet aan deze verplichtingen heeft gehouden. [eiser] heeft immers onnodig de motor en de vermeende lekkage onderzocht. [gedaagde 2] had tijdens het telefoongesprek al medegedeeld dat de storing bij de versnellingsbak zat en dat de motor gewoon werkte. Een aanzienlijk deel van de arbeidskosten had bespaard kunnen blijven als slechts de versnellingsbak was gecontroleerd. Daarnaast kan het niet kloppen dat er sprake was van een lekkage want alle olie was er al uitgelekt terwijl de auto met pech langs de snelweg stil stond, aldus gedaagden.
Volgens [eiser] was een onderzoek aan de motor van de auto nodig toen bleek dat deze maar op drie in plaats van zes cilinders liep. Het ging dus mogelijk om meer dan alleen een probleem met de versnellingsbak. Op de brug werd de auto aan de uitleescomputer aangesloten en die constateerde een aanzienlijke hoeveelheid storingen in de versnellingsbak. Ook bleek dat de versnellingsbak en de motor onder de olie zaten. Na het verwijderen van de olie bleek de oliepomp van de constructie te zijn afgebroken. Deze werkzaamheden waren allemaal nodig om een onderbouwd advies te kunnen geven voor een (eventuele) reparatie. De onderzoeksopdracht naar de storingsoorzaak is deskundig en binnen een redelijk tijdsbestek uitgevoerd. Het kan [eiser] niet verweten worden dat er meer met de auto aan de hand was dan het op het eerste oog leek, aldus [eiser] .
3.3
Op gedaagden rust, tegenover de betwisting door [eiser] , op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de bewijslast van hun stelling dat [eiser] zich niet als goed opdrachtnemer heeft gedragen en de aanwijzing van [gedaagde 2] – voor zover juist – slechts de versnellingsbak te controleren niet heeft opgevolgd. Gedaagden hebben weliswaar aan hun stelplicht voldaan maar toch zullen zij niet worden toegelaten tot het bewijs van hun stelling zoals hiervoor weergegeven en wel om het volgende.
3.4
[gedaagde 2] is geen automonteur, althans dat is niet gesteld of is daar anderszins van gebleken. Ook al zou in rechte dus vast komen te staan dat hij [eiser] een aanwijzing heeft gegeven slechts de versnellingsbak te controleren omdat hij vermoedde dat het probleem in de versnellingsbak zat, dan maakt dit nog geen verantwoorde aanwijzing zoals de wet in artikel 7:402 BW bedoelt.
3.5
Gedaagden hebben niet gemotiveerd betwist dat de motor problemen kende, althans de enkele stelling dat hen daarvan niets is gebleken is daartoe onvoldoende. Dat er problemen waren, blijkt ook wel uit het feit dat de auto langs de weg is komen stil te staan, daar olie heeft gelekt en met de sleepdienst van de ANWB vervoerd moest worden.
Dat [eiser] is begonnen met de motor te onderzoeken en daarvoor de auto op de brug heeft gezet, maakt haar niet tot een niet goede opdrachtnemer. Zeker niet nu er in dit geval aanwijzingen waren dat er meer aan de hand was dan alleen een probleem met de versnellingsbak. Toen vervolgens bleek dat de motor en de versnellingsbak onder (eerder) gelekte olie zaten, heeft zij ook terecht dat onderzocht. Gedaagden zouden immers niets aan een (onvolledig) (herstel)advies met betrekking tot de versnellingsbak hebben gehad als er na reparatie of vervanging van de versnellingsbak nog andere mankementen resteren. [eiser] heeft dus bij het uitvoeren van de werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen.
3.6
Nu vast staat dat de gefactureerde werkzaamheden zijn uitgevoerd en de hoogte van de factuur alleszins redelijk is, zal de gevorderde hoofdsom worden toegewezen. Gedaagden sub 2 en 3 zijn als vennoten van gedaagde sub 1 op grond van artikel 18 Wetboek van Koophandel hoofdelijk verbonden wegens de verbintenissen van de vennootschap. Dit betekent dat zij hoofdelijke aansprakelijkheid zijn als vennoten voor schulden van de vennootschap zodat een veroordeling van gedaagde sub 1 tot betaling van bedragen aan [eiser] ook tegen hen uitgesproken wordt.
3.7
De gevorderde overeengekomen (vastgestelde) rente zal als onweersproken en op de wet gegrond eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
3.8
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen nu voldoende is gesteld en is gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
3.9
Gedaagden worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 90,- aan dagvaardingskosten, € 81,- aan vast recht en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk – des de een betalende de ander zal zijn bevrijd – om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 159,63, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 114,95 vanaf 12 september 2019 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 171,- aan verschotten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745