Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
[eiser] ,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2] ,
[gedaagde 3] ,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], en gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. Eiser vorderde betaling van een factuur van € 159,63, die voortkwam uit werkzaamheden aan een Audi A6, die door gedaagden was aangeboden voor onderzoek. Eiser stelde dat hij de werkzaamheden had uitgevoerd conform de zorgplicht van een goed opdrachtnemer, zoals vastgelegd in artikel 7:401 BW, en dat hij tijdig en verantwoorde aanwijzingen had opgevolgd, zoals vereist door artikel 7:402 BW.
Gedaagden betwistten de vordering en stelden dat de werkzaamheden onnodig waren, omdat er slechts gevraagd was om een kort onderzoek naar de versnellingsbak. De kantonrechter oordeelde dat gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat eiser zich niet als goed opdrachtnemer had gedragen. De rechter concludeerde dat eiser de zorg van een goed opdrachtnemer in acht had genomen, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de problemen met de motor en de versnellingsbak van de auto.
De kantonrechter wees de vordering van eiser toe, inclusief de wettelijke rente en de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, en de proceskosten werden aan gedaagden opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C. van Steenderen-Koornneef en is uitvoerbaar bij voorraad.