ECLI:NL:RBROT:2020:1844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
C/10/590855 / JE RK 20-343
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de GI (gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond), en andere betrokkenen aanwezig waren. De moeder heeft verzocht om afwijzing van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing, stellende dat zij een veilige en stabiele opvoedsituatie biedt en dat de hulpverlening vanuit de thuissituatie kan plaatsvinden. De GI heeft echter betoogd dat de verlenging noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van [naam kind], die gedragsproblemen vertoont en een specifieke opvoedingsbehoefte heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een positieve ontwikkeling is geweest in de relatie tussen de moeder en [naam kind], maar dat er nog zorgen zijn over de emotieregulatie van [naam kind]. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 7 juni 2020, zodat [naam kind] de noodzakelijke traumabehandeling kan ontvangen en er duidelijkheid kan worden gecreëerd over haar perspectief. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/590855 / JE RK 20-343
datum uitspraak: 25 februari 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 5 februari 2020;
- de brief met bijlage van de GI van 21 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2020;
- het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de moeder, mr. A.A. Tahavol Ghoreyshi, advocaat te Rotterdam, van 24 februari 2020.
Op 25 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Tahavol voornoemd,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster] ,
- de vader, de heer [naam vader] , als informant.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder. [naam kind] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van Pameijer.

Bij beschikking van 7 juni 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 7 juni 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 7 maart 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten
7 juni 2020.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen periode hebben [naam kind] en de moeder een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Er vinden minder incidenten plaats en de verlofmomenten bij de moeder, die elk weekend plaatsvinden, verlopen steeds beter. Over het gedrag van [naam kind] bestaan echter nog zorgen. Omdat zij moeite heeft met haar emotieregulatie kan zij erg boos worden om kleine dingen. De komende periode zal [naam kind] bij Pameijer de traumabehandeling krijgen die zij behoeft. Voor deze behandeling is het van belang dat haar verblijf bij Pameijer wordt voortgezet, omdat deze behandeling niet wordt geboden bij verblijf elders dan bij Pameijer. Bij een thuisplaatsing zal [naam kind] voor een dergelijke traumabehandeling bij een andere hulpaanbieder dus weer op de wachtlijst terechtkomen, terwijl het nu juist van belang is dat de ingezette stijgende lijn wordt voortgezet.
Ook moet het perspectief van [naam kind] worden bepaald. Sinds november 2019 is vanuit Pameijer gezinsondersteuning gestart. Op deze wijze kan zicht worden gecreëerd op de thuissituatie en zullen doelen worden opgesteld waaraan de moeder en [naam kind] moeten voldoen om een terugplaatsing te kunnen bewerkstelligen. De moeder heeft daarnaast nog onderstening nodig om te kunnen aansluiten bij de specifieke opvoedingsbehoefte van [naam kind] . Ook als de mogelijkheid van een terugplaatsing er is, dient deze gefaseerd plaats te vinden om te voorkomen dat deze plaatsing mislukt.

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de moeder voldoet aan de eerder door de GI opgestelde bodemeisen. Bij de moeder is een veilige en stabiele opvoedsituatie gecreëerd en zij biedt bescherming, structuur en grenzen. Ook is de voorspelbaarheid in de thuissituatie gewaarborgd en wordt aangesloten bij de ontwikkelingsbehoefte van [naam kind] . Hierbij biedt de gezinsondersteuning hulp en deze kan in het kader van de ondertoezichtstelling worden voortgezet. De moeder wil haar medewerking verlenen aan de hulp die nodig wordt geacht. [naam kind] kan vanuit de thuissituatie de nodige hulp ontvangen. Een uithuisplaatsing dient zo kort mogelijk te duren. Het is zeer kwalijk dat de behandeling bij Pameijer nog niet van de grond is gekomen en geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden van een terugplaatsing bij de moeder. Bij een terugplaatsing dient wel sprake te zijn van een gefaseerde overgang.
Subsidiair is verzocht [naam kind] in het netwerk, te weten bij de tante moederszijde te plaatsen. [naam kind] neemt het negatieve gedrag van haar groepsgenoten over en voelt zich op de groep niet veilig. [naam kind] heeft al eerder bij haar tante verbleven en haar veiligheid kan daar worden gewaarborgd.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] gedragsproblemen vertoont en er bestaan zorgen over haar emotieregulatie. [naam kind] heeft een specifieke opvoedingsbehoefte en de moeder is in het verleden pedagogisch onmachtig geweest. De afgelopen periode is door de moeder en [naam kind] een positieve ontwikkeling ingezet. In de weekenden gaat [naam kind] op verlof naar de moeder. De band tussen de moeder en [naam kind] is verbeterd, maar de moeder lijkt nog niet altijd aan de behoeften van [naam kind] tegemoet te komen. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat met de gezinsondersteuner van Pameijer, die sinds november 2019 in het gezin aanwezig is, doelen dienen te worden opgesteld, opdat voor de moeder en [naam kind] duidelijk is waaraan zij moeten voldoen voor thuisplaatsing aan de orde kan zijn. Voor [naam kind] is daarnaast van belang dat zij bij Pameijer traumabehandeling krijgt. De komende maanden moeten worden gebruikt om duidelijkheid te creëren over het perspectief van [naam kind] . Als de GI in samenspraak met de hulpverlening van Pameijer van oordeel zijn dat [naam kind] kan worden thuisgeplaatst, dient met de gezinsondersteuning een plan te worden opgesteld voor een gefaseerde terugplaatsing.
Uit voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 juni 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.