ECLI:NL:RBROT:2020:1798

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
C/10/569681 / HA ZA 19-229
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak met betrekking tot beurspolis en aansprakelijkheid voor schade aan motorpassagiersschip

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Markerink dat de rechtbank Achmea en andere verzekeraars veroordeelt tot betaling van schadevergoeding naar aanleiding van schade aan een motor van een passagiersschip. Markerink heeft een verzekering afgesloten bij Achmea en andere partijen, waarbij de dekking en aansprakelijkheid aan de orde zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat Markerink werkzaamheden heeft uitgevoerd aan de hoofdmotoren van het schip, maar dat er schade is ontstaan die mogelijk het gevolg is van ondeugdelijke uitvoering van deze werkzaamheden. De verzekeraars betwisten de dekking onder de polis, omdat de garantieperiode volgens de Markerink Voorwaarden beperkt is tot zes maanden, terwijl Markerink stelt dat er een verlenging van de garantieperiode is overeengekomen. De rechtbank oordeelt dat de dekking moet worden beoordeeld aan de hand van de Metaalunie Voorwaarden, die ruimte bieden voor verlenging van de garantieperiode. De rechtbank laat Achmea c.s. toe om bewijs te leveren dat het gebruikelijk is dat een verzekerde toestemming van de verzekeraar nodig heeft voor verlenging van de garantieperiode. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/569681 / HA ZA 19-229
Vonnis van 26 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REPARATIE-, INSTALLATIE- EN GARAGEBEDRIJF MARKERINK BV,
gevestigd te Tolkamer,
eiseres,
advocaat mr. N. Vloemans te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn, te dezer zake woonplaats gekozen hebbend te Rotterdam, ten kantore van mr. R. de Haan,
2. de naamloze vennootschap
BALOISE BELGIUM T.H.O.D.N.BALOISE INSURANCE,
gevestigd te Antwerpen, te dezer zake woonplaats gekozen hebbend te Rotterdam, ten kantore van mr. R. de Haan,
3. de vennootschap naar het recht van Duitsland
ALLIANZ VERSICHERUNGS-AG,
gevestigd te München, BRD, te dezer zake woonplaats gekozen hebbend te Rotterdam, ten kantore van mr. R. de Haan,
4. de rechtspersoon naar het recht van jet Verenigd Koninkrijk
STARSTONE INSURANCE SERVICES LIMITED,
statutair gevestigd te London, mede kantoorhoudende te Rotterdam,
5. de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, te dezer zake woonplaats gekozen hebbend te Rotterdam, ten kantore van mr. R. de Haan,
NAVIGATORS UNDERWRITING AGENCY LIMITED,
gevestigd te London, te dezer zake woonplaats gekozen hebbende te Rotterdam, ten kantore van mr. R. de Haan,
gedaagden,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Markerink en, gedaagden gezamenlijk, Achmea c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 maart 2019
  • de conclusie van antwoord
  • het productieoverzicht van de zijde van Achmea c.s.
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 18 oktober 20194 en de daaraan gehechte spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Markerink is een reparatie-, installatie- en onderhoudsbedrijf voor onder meer dieselmotoren voor de binnenscheepvaart.
2.2.
Op 30 augustus 2016 heeft Markerink aan Grand Circle Cruise Line RMD Fleet Management Ltd. (hierna: GCCL) een offerte gestuurd voor het uitvoeren van een reparatie en een complete controle van de twee hoofd- en hulpmotoren van het motorpassagiersschip [naam schip] , hierna “het schip”. Deze offerte vermeldt onder meer:
(…)”This offer is writen to you as per our General terms of sales.
This document is subject to our previously agreed standard terms and condition, whitch you can find onwww.markerink.nlther you can read them our print the out it out.
We presume that you are in possession of them and accept the conditions.
(…)”
2.3.
Artikel 12.1 van de algemene voorwaarden van Markerink (hierna ook: de Markerink Voorwaarden) luidt:
“Markerink zal gebreken aan het werkzaamheden die bij (op)levering niet zichtbaar waren en gevolg zijn van tekortkomingen in constructie, materiaal of vakmanschap en zijn gebleken tijdens de garantieperiode en binnen zeven dagen na ontdekking schriftelijk aan Markerink zijn gemeld, kosteloos herstellen op het bedrijfsterrein van Markerink. De herstelplicht is beperkt tot het herstel van het gebrekkige onderdeel en strekt zich niet uit tot herstel van gevolgschade.
Artikel 12.2. van de Markerink Voorwaarden luidt:
“De kosten die de opdrachtgever maakt om het voorwerp naar de locatie van Markerink te brengen en daar te houden blijven voor rekening van de opdrachtgever. Alle kosten die uitstijgen boven de verplichting tot herstel van het gebrekkige onderdeel, waaronder reis- en verblijfskosten van personeel van Markerink, zijn voor rekening van de opdrachtgever. Indien Markerink ter voldoening aan haar garantieverplichtingzaken vervangt, worden de vervangen zaken eigendom van Markerink.”
Artikel 12.3 van de Markerink Voorwaarden luidt:
“De garantietermijn is zes maanden.”
Artikel 13.1 luidt:
“De aansprakelijkheid van Markerink is beperkt tot nakoming van de in artikel 12 van deze voorwaarden omschreven garantieverplichtingen.”
2.4.
Een brief van Markerink aan GCCL van 28 september 2016 luidt, voor zover hier van belang:
“Referenz: Warranty period [naam schip] “
(…)
As agreed by phone we confirm that Markerink BV give an extended warranty on the overhauling from both Caterpillar 3508 main engine’s for 6 months excluding travel and hotel costs.
So the warranty period will be 12 Month excluding travel and hotel costs after test trail.
(…)”.
2.5.
Markerink heeft op 20 december 2016 via haar assurantietussenpersoon
Maesstad BV (hierna: “Maesstad”) een montage-aanbouw-/garantieverzekering gesloten met Achmea c.s. Het polisblad vermeldt als verzekerde zaken, voor zover van belang:
“Machinerieën, motoren (…) en/of andere objecten en/of installaties, onderdelen, materialen (…) en voorts alle zaken (…) waarin verzekerde handel drijft (…) onder de hiervoor gegeven omschrijving [worden] eveneens geacht te zijn medebegrepen (…) zaken aan, door of voor rekening van Verzekerde(n) verzonden ter reparatie, bewerking, revisie of anderszins.”
2.6.
Het polisblad geeft als risico-omschrijving:
“(…) Risico, zowel ten aanzien van (…) montage (…) en/of reparatie (…) en/of anderszins ingaande zodra de betreffende objecten en/of de daardoor bestemde materialen voor risico van Verzekerde zijn en ononderbroken doorlopende tot definitieve overdracht aan Opdrachtgeefsteer, resp. na beëindiging van de onderhouds/ garantietermijn. (…)”
2.7.
Op het polisblad staat onder het kopje “Informatie” vermeld:
Het is verzekeraars bekend dat Verzekerde haar werkzaamheden gebruikelijk uitvoert of laat uitvoeren op basis van de “Metaalunie Voorwaarden”.
2.8.
Het polisblad vermeldt voort dat het verzekerd bedrag € 2.500.000,-- maximaal per ongeval voor aansprakelijkheid bedraagt, voortvloeiend uit het garantie-artikel 14 van de Metaalunie Voorwaarden.
2.9.
Artikel 14 van de Metaalunie Voorwaarden luidt:
“14.1 Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen staat opdrachtnemer voor een periode van zes maanden na (op)levering in voor de goede uitvoering van de overeengekomen prestatie. Als een afwijkende garantietermijn is overeen gekomen, zijn de overige leden van dit artikel eveneens van toepassing.”
2.10.
Markerink is op 18 januari 2017 begonnen met de revisiewerkzaamheden aan de hoofdmotoren van het schip. Op 20 februari 2017 heeft de oplevering plaatsgevonden.
2.11.
Op 10 november 2017 heeft GCCL schade één van de hoofdmotoren geconstateerd.
2.12.
Expertisebureau Doldrums BV Marine & Technical Surveyors (hierna: “Doldrums”) heeft namens Achmea c.s. onderzoek gedaan naar de aard, omvang en oorzaak van deze beschadiging aan de hoofdmotor en daarover op 31 mei 2018 schriftelijk gerapporteerd. Doldrums heeft de hoogte van de reparatiekosten vastgesteld op € 135.688,41 en de dagwaarde van de motor op € 87.000,-- exclusief btw.
Het rapport vermeldt verder, voor zover hier van belang:
“(…)
De oorzaak van de schade is door een metallurg van Techno Fysica B.V. onderzocht, in gezamenlijke opdracht door Artium Experts Rotterdam B.V. en ondergetekende. Uit het onderzoek van Techno Fysica is gebleken dat de schade is aangevangen met een scheur ter plaatse van de kraag van de cilindervoering van cilinder 3.
Bij het onderzoek kon, omdat de cilindervoering van gietstaal is gemaakt, geen directe oorzaak van de scheur vastgesteld worden.
Tijdens de gezamenlijke bespreking met Techno Fysica op 5 februari 2018 werd geconcludeerd dat de scheur in de voering als gevolg van vermoeiing of vuil moet zijn ontstaan.
Omdat de schade slechts 2.603 draaiuren na de revisie door Markerink is ontstaan, waarbij geen afwijkende bedrijfsomstandigheden zijn vastgesteld, is het aannemelijk dat de schade het gevolg is geweest van een enigszins onzorgvuldige wijze waarop de cilindervoering tijdens de revisie door een monteur van Markerink in februari 2017 is gemonteerd. Hierdoor is een beginnende scheur aan de voeringkraag ontstaan, die in verloop van de tijd is toegenomen.(…)”
2.13.
Als bijlage 3 bij het rapport van Doldrums is het rapport van Techno Fysica BV van 29 januari 2018, opgenomen. De conclusie van dit rapport luidt:
“There is no clear and unambiguous cause for the failure of the cylinder #3 of the starboard engine of the river cruise “ [naam schip] ”. There is an indication that this failure initiated in the form of a crack in the landing of the liner, causing consequential damage in other parts at the point where the liner was loose in the block.
However, the direct cause for the crack is not found.”
2.14.
Markerink heeft aan GCCL de geclaimde schade van € 135.688,41 vergoed.

3.Het geschil

3.1.
Markerink vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat volledig uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. Achmea zal veroordelen om aan haar te betalen 30% van het navolgende bedrag,
Baloise zal veroordelen om aan haar te betalen 25% van het navolgende bedrag, en Allianz, Starstone en Navigators ieder te veroordelen om aan haar te betalen 15% van het navolgende bedrag, te weten een bedrag van € 130.688,41conform alinea 3.3.9 van deze dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2018, althans de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
2. Achmea c.s hoofdelijk, des dat betaling door de één mede strekt tot kwijting van de
ander, zal veroordelen om aan haar te voldoen een bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten van € 2.161,88, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
1. Achmea zal veroordelen om aan haar te betalen 30% van het navolgende bedrag, Baloise zal veroordelen om aan haar te betalen 25% van het navolgende bedrag, en Allianz, Starstone en Navigators ieder te veroordelen om aan haar te betalen 15% van het navolgende bedrag, te weten een bedrag van € 101.766,31 conform alinea 4.2.8. van deze dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke rente over dit
bedrag vanaf 13 juni 2018, althans de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
2. Achmea c.s. hoofdelijk, des dat betaling door de één mede strekt tot kwijting van de
ander, zal veroordelen om aan haar te voldoen een bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten van € 1.792,66, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
Primair en subsidiair:
3. Achmea c.s. hoofdelijk, des dat betaling door de één mede strekt tot kwijting van de
ander, zal veroordelen in de kosten van het geding, onder de bepaling dat (i) de proceskosten voldaan dienen te worden binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en, voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaats vindt, (ii) te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede (iii) met veroordeling van gedaagde in de nakosten het bedrag van € 131,- , dan wel, indien betekening plaatsvindt, het bedrag van € 199,-.
3.2.
Markerink stelt dat Achmea c.s. op grond van de verzekeringsovereenkomst gehouden zijn tot vergoeding van de door GCCL bij Markerink geclaimde schade, minus het eigen risico. Markerink stelt in dat verband het volgende.
De aansprakelijkheid wordt in beginsel vastgesteld aan de hand van de Metaalunie Voorwaarden. Op grond van de Metaalunie Voorwaarden biedt de opdrachtnemer een garantie voor een periode van 6 maanden en is verlening van deze periode mogelijk. Eventuele aansprakelijkheid op grond van de garantieclausule is onder de polis verzekerd. Aldus zijn Achmea c.s. gehouden de schade die Markerink aan GCCL heeft vergoed, uit te keren. De omstandigheid dat Markerink met GCCL heeft gecontracteerd onder haar eigen algemene voorwaarden en in afwijking daarvan met GCCL een garantieperiode van 12 maanden overeen is gekomen, staat hierbij niet aan dekking in de weg. Immers, de Metaalunie Voorwaarden bieden ook de mogelijkheid tot een verlenging van de garantieperiode. Dat GCCL schade lijdt als gevolg van de door Markerink uitgevoerde werkzaamheden blijkt uit het rapport van Doldrums.
Subsidiair beroept Markerink zich op de zogenaamde Coulanceclausule in de polis.
3.3.
Achmea c.s. betwisten de vorderingen en voeren, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Er is geen dekking aangezien de aansprakelijkheid van Markerink dient te worden beoordeeld op basis van de Markerink Voorwaarden. Deze voorwaarden beperken de garantieperiode tot 6 maanden en bieden niet de mogelijkheid tot verlening.
Daarbij geldt dat verzekeraars nooit de bedoeling hebben gehad om Markerink de vrijheid te bieden zonder akkoord van verzekeraars de garantieperiode te verlengen. Dat is ter beurze – en het gaat hier om een beurspolis – niet gebruikelijk. Het verlengen van de garantieperiode impliceert immers een wijziging van het risico dat premieconsequenties heeft. In geval de verzekerde de garantietermijn wenst te verlengen, dient hij dit ter goedkeuring aan verzekeraars voor te leggen. Achmea c.s. bieden uitdrukkelijk bewijs aan op dit punt.
Voorts geldt dat het beroep op de zogenaamde coulanceclausule niet opgaat.
Subsidiair betwisten Achmea c.s. het causaal verband tussen de schade van GCCL en de door Markerink uitgevoerde werkzaamheden. Meer subsidiair betwisten Achmea c.s. de omvang van de schade. Ten slotte betwisten Achmea c.s. dat Markerink buitengerechtelijke kosten zou hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

4.De beoordeling

4.1.
Markerink heeft zich verzekerd tegen de gevolgen van aansprakelijkheid bij Achmea c.s. De polis vermeldt een verzekerd bedrag voor aansprakelijkheid
“voortvloeiend uit het garantie-artikel 14 van de Metaalunie Voorwaarden”en in de polis staat eveneens vermeld: “
Het is verzekeraars bekend dat Verzekerde haar werkzaamheden gebruikelijk uitvoert of laat uitvoeren op basis van de “Metaalunie Voorwaarden”.
4.2.
Vast staat dat Markerink niet met GCCL heeft gecontracteerd onder de Metaalunie Voorwaarden maar onder de Markerink Voorwaarden. Verzekeraars stellen zich primair op het standpunt dat de dekking moet worden beoordeeld aan de hand van de Markerink Voorwaarden. Nu in de Markerink Voorwaarden de garantieperiode op 6 maanden is bepaald en deze voorwaarden geen mogelijkheid bieden tot verlening daarvan, is er geen dekking. Dit standpunt wordt niet gevolgd.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten de in de polis genoemde Metaalunie Voorwaarden als uitgangspunt worden beschouwd voor de vraag naar de (omvang van de) aansprakelijkheid. In de polis immers is de inhoud van de verzekeringsovereenkomst tussen Achmea c.s. en Markerink vastgelegd en aan de orde is of Achmea c.s. onder die polis tot dekking verplicht zijn. Dat Markerink in haar rechtsverhouding tot GCCL andere voorwaarden hanteert dan in de polis staat vermeld, raakt niet de tussen Markerink en Achmea c.s. overeengekomen (omvang van de) dekking van de polis. Dat dit wel zo zou zijn is door Achmea c.s. overigens ook niet aangevoerd. In zoverre Achmea c.s. bedoelen een beroep te doen op de clausule die bepaalt dat “
Verzekerde haar werkzaamheden gebruikelijk uitvoert of laat uitvoeren op basis van de “Metaalunie Voorwaarden””, geldt dat uit deze clausule niet blijkt dat indien op andere voorwaarden wordt gecontracteerd, dit gevolgen heeft voor de dekking.
4.4.
Ook het standpunt van Achmea c.s., dat het de bedoeling van partijen was dekking te verlenen aan de hand van de Markerink Voorwaarden, kan niet worden gevolgd. Hiervoor zijn onvoldoende aanknopingspunten. Het polisaanhangsel nummer 1 van 1 januari 2015 waarop als wijzigingsreden staat vermeld: “Aanpassing Metaalunie voorwaarden in algemene voorwaarden Markerink”, is bij Markerink niet bekend en heeft niet tot een aanpassing van de dekkingsomschrijving in de polis geleid. Achmea c.s. hebben voorts niet nader toegelicht hoe dit polisaanhangsel tot stand is gekomen en moet worden begrepen.
Verder is gesteld noch gebleken dat tussen partijen is onderhandeld over de polis en zijn geen nadere feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de bedoeling van partijen anders was dan uit de polis blijkt.
4.5.
Nu vaststaat dat de dekking moet worden bepaald aan de hand van de Metaalunie Voorwaarden is het de vraag of het Markerink vrij stond om de garantieperiode te verlengen zonder dat dit gevolgen had voor de dekking.
4.6.
Op zichzelf genomen bieden de Metaalunie Voorwaarden in artikel 14.1 de ruimte voor verlening van de garantieperiode, waarbij de geboden mogelijkheid tot verlenging niet in tijd is beperkt. Markerink stelt zich op het standpunt dat gelet op deze mogelijkheid dekking moet worden verleend door verzekeraars. Hierbij geldt dat een verlening tot 12 maanden redelijk is en in overeenstemming is met de Metaalunie Voorwaarden. Dat een dergelijke verlenging aan verzekeraars moet worden gemeld betwist Markerink, dit is bij haar niet bekend en blijkt ook niet uit de polis.
4.7.
Achmea c.s stellen dat Markerink de garantietermijn niet met behoud van dekking kon verlengen zonder voorafgaand overleg met en akkoord van verzekeraars. Verzekeraars hebben nooit de bedoeling gehad om de verzekerde de vrije hand te geven om voor rekening en risico van verzekeraars de garantieperiode eenzijdig te verlengen, en dit is ook ter beurze niet gebruikelijk.
4.8.
De rechtbank oordeelt als volgt. Voor zover over een beurspolis niet is onderhandeld door partijen - en dat dat in dit geval is gebeurd is zoals onder r.o. 4.4. reeds overwogen, gesteld noch gebleken - is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen, gelezen in het licht van de polis(voorwaarden) als geheel (aldus aansluitend bij de zogenoemde CAO-norm). In dat kader kan ook betekenis toekomen aan branche-opvattingen en/of beursgebruiken en aan andere rechtsbronnen, zoals wettelijke bepalingen of literatuur.
4.9.
De onderhavige polis verwijst voor wat betreft de dekking naar artikel 14 van de Metaalunie Voorwaarden, waarin is bepaald dat de garantietermijn 6 maanden is, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. Dat een verlening met behoud van dekking slechts mogelijk is na akkoord van de verzekeraar, blijkt niet uit de polis. Dit kan evenwel toch het geval zijn, indien – zoals Achmea c.s. aanvoeren – zou vaststaan dat het ter beurze gebruikelijk is dat een verzekerde, die de periode waarin verzekeraar risico loopt wil verlengen, daarvoor de toestemming van verzekeraar nodig heeft. Dit met het oog op de beoordeling door de verzekeraar van het risico en de hoogte van de premie.
Is dit het geval dan moet de conclusie zijn dat het Markerink niet vrij stond eenzijdig de garantieperiode te verlengen. Achmea c.s. hebben uitdrukkelijk bewijs aangeboden van hun stelling en zij zullen worden toegelaten tot dat bewijs.
4.10.
Wat de gebruikelijke garantietermijn in de branche is doet hierbij niet ter zake. Immers, wat gebruikelijk is in de branche hoeft geen verband te houden met hetgeen partijen over de dekking hebben afgesproken. De rechtbank maakt uit de stellingen van partijen ook niet op dat zij het tegendeel betogen.
De vraag of een garantietermijn van 6 maanden onredelijk bezwarend is dan wel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is evenmin relevant. Immers, deze vraag kan wellicht een rol spelen in de verhouding tussen Markerink en GCCL, maar raakt niet de vraag wat de dekking is onder de polis.
4.11.
Indien Achmea c.s slagen in het bewijs, dan is aan de orde of Markerink zich terecht beroept op de zogenaamde coulancevoorwaarde als opgenomen in artikel 3 van de Aanvullende Verzekeringsvoorwaarden. Dit artikel luidt als volgt:
“Indien het voor Verzekerde bezwaarlijk is zich op voorwaarden te beroepen welke zijn aansprakelijkheid beperken of indien deze aansprakelijkheid beperkende voorwaarden in redelijkheid moeilijk kunnen worden toegepast dan zal ter beantwoording van de vraag of deze polis dekking verleent de aansprakelijkheid van de Verzekerde worden bepaald alsof deze voorwaarden niet bestonden.”
Markerink meent dat de garantieperiode een aansprakelijkheid beperkende voorwaarde is en dat het bezwaarlijk is deze aansprakelijkheidsbeperking toe te passen, zodat Achmea c.s. coulancehalve dekking dienen te verlenen. Markerink verwijst hierbij naar artikel 13.1 van de Markerink Voorwaarden waaruit volgt dat de garantie moet worden beschouwd als een aansprakelijkheidsbeperking.
4.12.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Bovengenoemd artikel ziet op bedingen die de aansprakelijkheid van de verzekerde uitsluiten of beperken. De garantieperiode ziet niet op de (beperking of uitsluiting van de) aansprakelijkheid van de verzekerde als zodanig, maar op de dekkingsperiode. Dit artikel is reeds daarom niet van toepassing en biedt geen grond voor dekking onder de polis.
4.13.
Slagen Achmea c.s. niet in het bewijs dat een verlenging van de garantieperiode met behoud van dekking slechts mogelijk is na akkoord van de verzekeraar, dan is de vraag aan de orde of voor de gevorderde schade dekking onder de polis bestaat. Achmea c.s. betwisten dit en voeren aan dat Markerink niet gehouden was de door GCCL gestelde schade te vergoeden.
4.14.
Bij beantwoording van die vraag is relevant wat de verzekeringsovereenkomst omtrent het vereiste causaal verband inhoudt. Het gaat immers om de vraag of er een causaal verband aanwezig is dat in de verzekeringsovereenkomst wordt geëist tussen, in dit geval, de revisiewerkzaamheden en de motorschade. De polis vermeldt dat verzekerd is
aansprakelijkheid, voortvloeiend uit het garantie-artikel 14 van de Metaalunie Voorwaarden.Deze garantiebepaling houdt in dat er sprake moet zijn van een deugdelijke uitvoering van de overeengekomen prestatie. Het in de polis vereiste causale verband komt er dus op neer dat voor aansprakelijkheid vereist is dat de schade aan de motor het gevolg is van ondeugdelijke revisiewerkzaamheden.
4.15.
Het standpunt van Markerink is nu dat er sprake is geweest van een tekortkoming aan haar zijde, waardoor schade is ontstaan. Zij grondt dat op de conclusie in het rapport van Doldrums, hiervoor aangehaald onder r.o. 2.12.
Achmea c.s. bestrijden de aanwezigheid van causaal verband en verwijzen daarbij naar het rapport van Techno Fysicia B.V. waarin wordt geconcludeerd dat er geen “
clear and unambiguous cause [is] for the failure of the cylinder #3 of the starboard engine”.
4.16.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Doldrums heeft op verzoek van verzekeraars een onderzoek ingesteld naar de schade aan de motor van het schip. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 3 data in 2017 waarbij de beschadigde motor door de experts is geïnspecteerd. Een expert van techno Fysica B.V. heeft de schade onderzocht in opdracht van Artium Experts Rotterdam B.V. en Doldrums. Uit dit onderzoek is gebleken dat de schade is aangevangen met een scheur ter plaatse van de kraag van de cilindervoering van cilinder 3. Omdat die voering van gietstaal is gemaakt kon door Techno Fysica B.V. geen directe oorzaak voor de scheur worden vastgesteld. Tijdens de gezamenlijke bespreking tussen Doldrums en Techno Fysicia B.V. is vervolgens geconcludeerd dat de scheur in de voering als gevolg van vermoeiing of vuil moet zijn ontstaan. De beide experts hebben het – op grond van een aantal omstandigheden als genoemd onder r.o. 2.12. – vervolgens aannemelijk geacht dat de schade het gevolg is geweest van een enigszins onzorgvuldige wijze waarop de cilindervoering is gemonteerd, waardoor een beginnende scheur is ontstaan die in het verloop van de tijd is toegenomen.
4.17.
De rechtbank stelt vast dat Doldrums haar conclusie heeft getrokken mede op basis van het rapport van Techno Fysica B.V. en in overleg met de expert van Techno Fysica B.V. Concrete aanwijzingen voor een andere oorzaak ontbreken, de opzet en wijze van het onderzoek van Doldrums zijn door Achmea c.s. niet betwist en ook de deskundigheid van de beide experts is onbestreden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat Markerink met verwijzing naar dit rapport het causaal verband tussen de door haar uitgevoerde revisiewerkzaamheden en de schade aan de motor voldoende heeft onderbouwd en dat Achmea c.s. dit vervolgens onvoldoende gemotiveerd hebben betwist. Daarmee is het causaal verband gegeven. Dit leidt tot de conclusie dat er, voor het geval Achmea c.s. niet slagen in het hen op te dragen bewijs, voor Markerink dekking bestaat onder de polis.
4.18.
De volgende vraag is in dat geval die naar de omvang van de te vergoeden schade.
In de visie van Achmea c.s. gaat het alleen om de herstelkosten van de cilinder.
Zij verwijzen in dat verband naar de Markerink Voorwaarden, volgens welke Markerink tot niet méér verplicht is dan tot herstel van het gebrekkige onderdeel en niet tot gevolgschade. De reparatiekosten van de rest van de motor beschouwen zij als gevolgschade. Zij zijn ten hoogste gehouden tot vergoeding van de dagwaarde van de motor, waarop nog het eigen risico in mindering zou strekken, aldus Achmea c.s.
Markerink verwijst voor de reparatiekosten naar het rapport Doldrums.
4.19.
Zoals hiervoor onder 5.1 is overwogen neemt de rechtbank de in de polis genoemde Metaalunie Voorwaarden als uitgangspunt voor de vraag naar de (omvang van de) aansprakelijkheid. Daarin is bepaald dat de opdrachtnemer bij ondeugdelijk presteren de keuze heeft tussen alsnog deugdelijk uitvoeren of crediteren van de opdrachtgever.
Het alsnog deugdelijk uitvoeren van de revisie is omschreven in het rapport van Doldrums op pagina 5 en impliceert het uitvoeren van een noodzakelijke reparatie. De kosten daarvan zijn onbestreden vastgesteld op € 135.688,41.
4.20.
Nu de gevorderde verdeling tussen de verschillende assuradeuren onbetwist is, is de primaire vordering onder 1 in dat geval toewijsbaar: het bedrag van de reparatiekosten minus het, onbestreden, eigen risico van € 5.000,--.
Tegen de gevorderde wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan is geen verweer gevoerd. Die is toewijsbaar zoals gevorderd.
4.21.
Ten slotte, wederom voor het geval Achmea c.s. niet slagen in het hen op te dragen bewijs, de buitengerechtelijke kosten.
Markerink heeft haar vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Zij kan niet volstaan met de enkele mededeling dat zij diverse malen heeft gepoogd met Achmea c.s. tot een oplossing te komen en dat dat zou blijken uit diverse bij de dagvaarding gevoegde stukken.
Op dit onderdeel kan de vordering daarom niet worden toegewezen.
4.22.
Achmea c.s. zullen in dat geval de proceskosten moeten dragen.
4.23.
In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat Achmea c.s. toe te bewijzen dat het bij een verzekeringsovereenkomst als de onderhavige ter beurze gebruikelijk is dat een verzekerde, die de periode waarin verzekeraar risico loopt wil verlengen, daarvoor, met het oog op de beoordeling door de verzekeraar van het risico en de hoogte van de premie, de toestemming van verzekeraar nodig heeft,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 maart 2020voor uitlating door Achmea c.s. of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat Achmea c.s., indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.4.
bepaalt dat Achmea c.s., indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei 2020 tot en met juli 2020 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van
mr. S.M. den Hollander in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125,
5.6.
bepaalt dat Achmea c.s. uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moet toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2020.
2632/2872