ECLI:NL:RBROT:2020:1792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
542380 FT EA 18.16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot rehabilitatie na faillissement en de vereisten voor ontvankelijkheid

Op 6 februari 2020 heeft de verzoeker een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Rotterdam, strekkende tot rehabilitatie op basis van artikel 206 van de Faillissementswet (Fw). De verzoeker was eerder op 23 januari 2018 in staat van faillissement verklaard. Tijdens een verificatievergadering op 17 september 2019 hebben alle 15 verschenen concurrente schuldeisers voor het aangeboden akkoord gestemd, waarna het akkoord op 1 oktober 2019 door de rechtbank is gehomologeerd. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.

De verzoeker meent dat hij voor rehabilitatie in aanmerking komt, omdat het faillissement is geëindigd door de homologatie van het akkoord en de schuldeisers op basis van dit akkoord zijn uitbetaald. Hij stelt dat hij ontvankelijk is op grond van artikel 207 Fw, omdat alle erkende schuldeisers tot hun genoegen zijn voldaan. Ter onderbouwing heeft hij een verklaring van de voormalig curator, mr. A.F. Ammerlaan, overgelegd.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank stelt dat het niet voldoende is dat de schuldeisers overeenkomstig het akkoord zijn betaald; er moet bewijs zijn dat zij 'ten genoegen hunner' zijn voldaan. De enkele nakoming van het akkoord biedt geen voldoende basis om te concluderen dat aan deze eis is voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bescheiden zijn overgelegd die aantonen dat de erkende schuldeisers daadwerkelijk tot hun genoegen zijn voldaan, waardoor de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 21 februari 2020
BESCHIKKING op het verzoek strekkende tot rehabilitatie van:
[verzoeker],
[adres verzoeker]
[woonplaats verzoeker] ,
verzoeker
advocaat: mr. G.C. Haulussy

1.De procedure

1.1
Op 6 februari 2020 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend strekkende tot rehabilitatie als bedoeld in art. 206 van de Failissementswet (Fw).

2.De uitgangspunten

2.1
Verzoeker is bij vonnis van deze rechtbank van 23 januari 2018 in staat van faillissement verklaard.
2.2
In dit faillissement is op 17 september 2019 een verificatievergadering gehouden, alwaar de stemming heeft plaatsgevonden van een aan de schuldeisers aangeboden akkoord. De rechter-commissaris heeft in deze verificatievergadering vastgesteld dat 15 van de 15 verschenen concurrente schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd zodat het akkoord is aangenomen.
2.3
Bij vonnis van 1 oktober 2019 is het aangenomen akkoord gehomologeerd. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.

3.Het verzoek en de gronden waarop het berust

3.1
Verzoeker meent, kort gezegd, voor rehabilitatie in aanmerking te komen, omdat het faillissement is geëindigd door de homologatie van een akkoord en de schuldeisers op basis van dit akkoord zijn uitbetaald. Op grond van artikel 207 Fw is verzoeker ontvankelijk gelet op het feit dat alle erkende schuldeisers tot hun genoegen zijn voldaan. Ter onderbouwing legt verzoeker een verklaring d.d. 28 oktober 2019 over van mr. A.F. Ammerlaan, voormalig curator in het faillissement.

4.De beoordeling

4.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verzoeker in zijn verzoek kan worden ontvangen. Hiertoe is vereist dat bij het verzoekschrift het bewijs is gevoegd dat alle erkende schuldeisers "ten genoegen hunner" zijn voldaan (artikel 207 Fw). Hoewel dit niet inhoudt dat deze schuldeisers volledig moeten zijn voldaan, is het niet -zonder meer- voldoende dat zij slechts overeenkomstig het akkoord betaald hebben gekregen. Het akkoord heeft namelijk niet de strekking dat de erkende schuldvorderingen te niet gaan, maar onthoudt slechts de afdwingbaarheid aan deze vorderingen, voor zover ze na de uitvoering van het akkoord onvoldaan zijn gebleven. Uit de enkele nakoming van het akkoord valt dus niet af te leiden dat iedere erkende schuldeiser tot zijn genoegen is voldaan. Het bericht van de curator van 28 oktober 2019 is in dit kader ook niet voldoende nu daaruit niet volgt dat de schuldeisers “ten genoegen hunner” zijn voldaan in de hiervoor bedoelde zin. Nu overigens geen bescheiden zijn overgelegd waaruit blijkt dat de erkende schuldeisers tot hun genoegen zijn voldaan (zoals bijvoorbeeld een verklaring van die strekking van (elk van de) erkende schuldeisers), is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven op 21 februari 2020 door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J.P. van Wieringen, griffier.