ECLI:NL:RBROT:2020:1792
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot rehabilitatie na faillissement en de vereisten voor ontvankelijkheid
Op 6 februari 2020 heeft de verzoeker een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Rotterdam, strekkende tot rehabilitatie op basis van artikel 206 van de Faillissementswet (Fw). De verzoeker was eerder op 23 januari 2018 in staat van faillissement verklaard. Tijdens een verificatievergadering op 17 september 2019 hebben alle 15 verschenen concurrente schuldeisers voor het aangeboden akkoord gestemd, waarna het akkoord op 1 oktober 2019 door de rechtbank is gehomologeerd. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
De verzoeker meent dat hij voor rehabilitatie in aanmerking komt, omdat het faillissement is geëindigd door de homologatie van het akkoord en de schuldeisers op basis van dit akkoord zijn uitbetaald. Hij stelt dat hij ontvankelijk is op grond van artikel 207 Fw, omdat alle erkende schuldeisers tot hun genoegen zijn voldaan. Ter onderbouwing heeft hij een verklaring van de voormalig curator, mr. A.F. Ammerlaan, overgelegd.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank stelt dat het niet voldoende is dat de schuldeisers overeenkomstig het akkoord zijn betaald; er moet bewijs zijn dat zij 'ten genoegen hunner' zijn voldaan. De enkele nakoming van het akkoord biedt geen voldoende basis om te concluderen dat aan deze eis is voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bescheiden zijn overgelegd die aantonen dat de erkende schuldeisers daadwerkelijk tot hun genoegen zijn voldaan, waardoor de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek.