ECLI:NL:RBROT:2020:1789

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
10/754520-19 en 10/750189-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mensensmokkel en voorhanden hebben van een stroomstootwapen met verwerping van beroep op psychische overmacht

Op 5 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De verdachte, een internationaal vrachtwagenchauffeur, werd beschuldigd van het vervoeren van vreemdelingen zonder de juiste documenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 mei 2019 en 13 oktober 2019 betrokken was bij mensensmokkel, waarbij hij respectievelijk zes en vier personen met de Vietnamese nationaliteit naar Groot-Brittannië vervoerde. De verdachte had verklaard niets te weten van de aanwezigheid van de vreemdelingen in zijn vrachtwagen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet geloofwaardig was. De verdachte had vingerafdrukken op tape die gebruikt was om een TIR-kabel te verankeren, wat duidde op zijn betrokkenheid bij de mensensmokkel. De rechtbank verwierp het beroep op psychische overmacht, omdat de verdachte voldoende gelegenheid had om hulp in te roepen en niet onder dwang stond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op en sprak de verdachte vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op winstbejag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten en dat er geen feiten waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/754520-19 en 10/750189-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 5 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. E. Kafa, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. Visser, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder beide parketnummers;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De ten laste gelegde mensensmokkel op 13 oktober 2019 en het voorhanden hebben van een elektrisch stroomstootwapen op 12 mei 2019 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering t.a.v. mensensmokkel op 12 mei 2019
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte er niet van op de hoogte was dat er vreemdelingen in zijn oplegger zaten en dit ook niet kon weten. De opzet op het vervoeren van de vreemdelingen ontbreekt dus. De verdachte heeft verder bij iedere stop de controles die van hem verwacht kunnen worden, gedaan.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 12 mei 2019 vond bij de haven van Hoek van Holland een uitreiscontrole plaats, waarbij de migratiehond aansloeg bij de door de verdachte bestuurde vrachtwagen. De controlerende wachtmeester zag aan de buitenkant dat er rondom geen beschadigingen aan het zeil van de oplegger waren en dat de deuren van de oplegger verzegeld waren en het zegel in tact was. Ook zag de wachtmeester vanuit de binnenkant van de aanhanger dat er geen schade was aan het zeil op het dak van de oplegger. De wachtmeester trof halverwege de oplegger zes personen met de Vietnamese nationaliteit, althans vreemdelingen als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, tussen de lading aan.
Op 13 mei 2019 is gestart met forensisch onderzoek. De verbalisanten hebben het volgende bevonden en waargenomen. Om de trailer zat een TIR-kabel gespannen. Op de voorzijde van de trailer, tussen de trekker en de trailer in, zagen de verbalisanten stukken transparante tape op de TIR-kabel. De TIR-kabel zat door alle spangespen en sluitbeugels. De TIR-kabel had enige lengte over en was dus niet goed passend. De beide uiteinden van de TIR-kabel waren door middel van een sluitzegel aan elkaar verbonden. Het bleek niet mogelijk om zonder verbreking van de TIR-kabel ruimte te maken zodat er van buitenaf de trailer ingeklommen kon worden. De verbalisanten zagen verder geen sporen van overklimmen op de lading en geen beschadigingen aan het plafond van de trailer. Er is nader onderzoek ingesteld aan het stuk TIR-kabel met tape. De verbalisanten zagen dat de staalkabel in de TIR-kabel volledig onderbroken was. Zij zagen voorts dat de TIR-kabel bij elkaar gehouden werd door een stalen pen die aan weerszijden in de TIR-kabel vast zat. De afgewikkelde tape werd voor dactyloscopisch onderzoek veiliggesteld. Het dactyloscopisch onderzoek wijst uit dat op de tape de vingerafdrukken van de verdachte zitten.
Voor de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in beginsel wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dit kan anders zijn indien de verdachte daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van de vreemdelingen in de vrachtwagen.
Hij heeft over de route die hij heeft gereden bij de politie verklaard dat hij op 15 minuten voor Antwerpen is gestopt en daar ’s nachts heeft geslapen. Dit was in een rustige bosachtige omgeving, maar wel een drukke plek met misschien wel honderden vrachtwagens.
De verdachte geeft voorts als verklaring voor het feit dat zijn vingerafdrukken op de stukken tape zitten die om de gebroken TIR-kabel zaten, dat hij in zijn vrachtwagen en in zijn trekker altijd rollen tape heeft liggen. Degenen die de vreemdelingen de trekker hebben binnengelaten, hebben kennelijk zijn tape gebruikt bij het afsluiten van de trekker, aldus de verdachte.
De rechtbank overweegt het volgende.
De verklaring voor de aanwezigheid van de vingerafdrukken van verdachte op de tape is vergezocht nu deze veronderstelt dat mensensmokkelaars er zonder meer van uitgaan dat de desbetreffende vrachtwagenchauffeur tape in zijn vrachtwagen/oplegger heeft liggen, zodat zij deze tape kunnen gebruiken om de TIR-kabel mee vast te plakken nadat zij de vreemdelingen de oplegger hebben binnengelaten. Het is onwaarschijnlijk dat de mensensmokkelaars, die in het algemeen goed voorbereid te werk plegen te gaan, het risico dat de desbetreffende vrachtwagenchauffeur geen tape bij zich blijkt te hebben op de koop toe nemen. Een loshangende TIR-kabel zou bij controle immers nagenoeg zeker tot betrapping leiden.
Hier komt bij dat uit de tachograafgegevens blijkt dat de verdachte ten zuiden van Antwerpen heeft overnacht op de Zwaluwbeekstraat of Hogenakkerhoekstraat en dat dit op een industrieterrein is. Dit verhoudt zich niet met de verklaring van de verdachte hierover bij de politie waarin hij verklaart dat hij in de nacht waarin naar zijn zeggen de inklimming moet hebben plaatsgevonden, geparkeerd heeft in een rustige bosachtige omgeving. De tachograafgegevens worden ondersteund door de verklaring van vreemdeling [naam vreemdeling] die heeft verklaard over een parkeerterrein waar hij een molen zag. Op Google Streetview, zoals ter zitting vertoond, is inderdaad te zien dat op voornoemd industrieterrein windmolens zijn te zien. Voorts heeft de heer [naam vreemdeling] verklaard dat daar alleen een vrachtwagen en de auto waarmee hij was gekomen stonden. Dit staat haaks op de verklaring van de verdachte dat er honderden vrachtwagens stonden op de plaats waar hij heeft overnacht. Nadat de verdachte hiermee is geconfronteerd op de terechtzitting, heeft de verdachte hierover geen duidelijkheid kunnen verschaffen.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande het verweer van de verdachte niet plausibel en gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen in relatie tot de verklaring van de verdachte ter terechtzitting is zij van oordeel dat de verdachte zelf de stukken tape om de gebroken TIR-kabel heeft geplakt. De verdachte was derhalve op de hoogte van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de vrachtwagen en het was - met zijn medeweten en toestemming - de bedoeling dat zij door hem naar Engeland zouden worden vervoerd. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan mensensmokkel in de uitoefening van zijn beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur.
Medeplegen?
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het hierna als bewezenverklaarde feit niet alleen heeft kunnen plegen gelet op alle organisatorische en logistieke opgaven die daarmee gepaard gaan. De vrachtwagenchauffeur is enkel een schakel, zij het een onmisbare schakel in de organisatie die achter de mensensmokkel zit. De rechtbank is gezien deze omstandigheden van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit met een ander of anderen heeft gepleegd en acht medeplegen bewezen.
Winstbejag?
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld. Dat de verdachte op verrijking uit is geweest is onvoldoende wettig en overtuigend bewezen. De enkele omstandigheid dat een aantal van de vreemdelingen heeft verklaard dat zij (grote) geldbedragen hebben betaald om in Engeland terecht te komen, maakt dit niet anders. Op dezelfde voet geldt dat de enkele suggestie dat de verdachte geen risico zou hebben genomen indien daar niets tegenover zou staan, voor de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs levert om te oordelen dat de verdachte heeft gehandeld uit winstbejag. De verdachte zal van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/750189-19 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/754520-19 ten laste gelegde en onder parketnummer 10/750189-19 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/754520-19
hij, 13 oktober 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
anderen, te weten vier personen met de Vietnamese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in de cabine van een vrachtwagen (met Oostenrijks kenteken [kentekennummer 1] ) in te laten stappen en te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen,
en aldus de doorreis en het transport en toegang door/naar Nederland en/of Groot-Brittannië gefaciliteerd
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur;
parketnummer 10/750189-19
1.
hij, 12 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
anderen, te weten zes, personen met de Vietnamese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in de oplegger van een vrachtwagencombinatie (met Oostenrijks kenteken [kentekennummer 2] ) te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Groot-Brittanië te nemen, en
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië
en aldus de doorreis en het transport en/of toegang door/naar Nederland en/of Groot-Brittannië gefaciliteerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als vrachtwagenchauffeur;
2.
hij, op 12 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een elektrisch stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/754520-19
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep en in vereniging wordt begaan door meerdere personen;
parketnummer 10/750189-19
1.
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep en in vereniging wordt begaan door meerdere personen;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van het onder parketnummer 10/754520-19 bewezen verklaarde feit is door de verdediging een beroep gedaan op psychische overmacht wat dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte onder een zo grote van buiten komende druk handelde dat daar absoluut geen weerstand aan kon worden geboden.
6.1.2.
Beoordeling
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die duiden op de situatie dat verdachte zodanig onder druk is gezet of een zodanige (van buiten komende) dwang heeft ervaren, dat hij redelijkerwijs daaraan geen weerstand kon of hoefde te bieden. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op een industrieterrein waar hij stond geparkeerd, werd benaderd door een man om een pakketje voor hem mee te nemen naar Engeland. Toen de verdachte aangaf dat hij dit niet wilde doen, heeft de man gezegd dat de verdachte in dat geval vier personen voor hem moest vervoeren. De man zou hierbij een vuurwapen hebben getoond. Later zag de verdachte nog een man aan komen die in gesprek ging met de eerstgenoemde man. De verdachte ging akkoord met het vervoeren van de vier personen, omdat hij bang was dat er nog meer mensen zouden komen. De eerstgenoemde man zou tegen de verdachte hebben gezegd dat hij de verdachte zou volgen en hem wel zouden vinden als hij foute dingen zou doen. Toen de vier personen eenmaal zijn vrachtwagen zijn ingestapt, is de verdachte zich gaan beraden. Hij is naar een benzinepomp bij Rotterdam gereden waar de verdachte een kwartier is gestopt en heeft nagedacht over wat te doen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat hij daadwerkelijk werd gevolgd. Eenmaal aangekomen in Hoek van Holland heeft de verdachte niets over dit alles verteld aan de autoriteiten. De verdachte heeft gedurende de rit ook de gelegenheid gehad om de autoriteiten te waarschuwen met zijn telefoon. De verdachte heeft voorts verklaard dat er niets met voornoemde mannen is afgesproken over waar de vreemdelingen
- eenmaal in Engeland aangekomen - naartoe moesten worden gebracht.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig. Maar zelfs als uitgegaan wordt van deze door de verdachte geschetste gang van zaken, geldt dat hij volop gelegenheid heeft gehad voor beraad en voor het al dan niet telefonisch inroepen van hulp van de politie. Zelfs bij de controle in Hoek van Holland had hij de autoriteiten kunnen waarschuwen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet aan dwang is blootgesteld waaraan hij geen weerstand kon of hoefde te bieden. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat er bij de verdachte sprake was van psychische overmacht.
De verdachte is dus strafbaar, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is voorts strafbaar met betrekking tot de overige bewezenverklaarde feiten, nu ook ten aanzien van die feiten geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van vijf maanden tweemaal schuldig gemaakt aan mensensmokkel in de uitoefening van zijn beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur.
De mensensmokkel die plaatsvond op 12 mei 2019 bestond uit het vervoeren van zes personen met de Vietnamese nationaliteit en de mensensmokkel die plaatsvond op
13 oktober 2019 uit vier personen met de Vietnamese nationaliteit. De gesmokkelden bevonden zich in de vrachtwagencabine dan wel in de oplegger van de vrachtwagen en in beide gevallen was de bestemming Groot-Brittannië.
Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal
verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie
doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de
verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust in de samenleving. Ook leidt dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
Ook heeft de verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad. Hierdoor kan de algemene veiligheid van personen ernstig in gevaar worden gebracht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een blanco uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 januari 2020.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest en het eventueel bijkomende deel voorwaardelijk op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van een kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de verdachte van een gedeelte van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken en nu de officier van justitie anders dat de rechtbank uitgaat van recidive.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder goednummer [beslagnummer] in beslag genomen DAF truck met kenteken [kentekennummer 1] verbeurd te verklaren, nu deze truck in korte tijd tweemaal betrokken is geweest bij mensensmokkel en er dus strafbare feiten mee zijn gepleegd.
8.2.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de truck wordt geleased bij een leasemaatschappij en derhalve niet toebehoort aan het bedrijf waar de verdachte voor werkt. Nu dit het geval is, is de truck niet vatbaar voor verbeurdverklaring.
8.3.
Beoordeling
De officier van justitie heeft geen stukken aangaande de kentekenregistratie van de truck aan het strafdossier toegevoegd. Nu niet gebleken is dat de verdachte eigenaar is van de truck, zal deze aan een derde toebehoren. Op grond van artikel 33a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan in een dergelijk geval slechts verbeurd worden verklaard als vast staat dat die derde bekend was dan wel bekend had moeten zijn met het gebruik van de truck ten behoeve van mensensmokkel. Daarover heeft de officier van justitie zich in het geheel niet uitgelaten, zodat de rechtbank ervan uit moet gaan dat aan dit vereiste voor verbeurdverklaring niet is voldaan, Voor de goede orde merkt de rechtbank nog op dat de situatie als bedoeld in artikel 33a, lid 2, onder b, van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is nu wel degelijk vastgesteld kon worden aan wie de truck toebehoort, immers door de kentekenregistratie te onderzoeken. Derhalve zal ten aanzien van de in beslag genomen truck een last worden gegeven tot teruggave aan een ander zijnde degene bij wie dit in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de beslaglijst, als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van: Daf truck met kenteken [kentekennummer 1] (goednummer [beslagnummer] ).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. A. Hello en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/754520-19
hij, op of omstreeks 13 oktober 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten vier, althans één of meer, personen met de Vietnamese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in de cabine van een vrachtwagen (met Oostenrijks kenteken [kentekennummer 1] ) in te laten stappen en/of te (laten) vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland en/of om vervolgens de boot naar Groot-Brittanië te nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland
naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het
verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als internationaal vrachtwagenchauffeur;
parketnummer 10/750189-19
1.
hij, op of omstreeks 12 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander of anderen, te weten zes, althans één of meer, personen met de Vietnamese nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- bovengenoemde personen in de oplegger van een vrachtwagencombinatie (met Oostenrijks kenteken [kentekennummer 2] ) te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Groot-Brittanië te nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Stena Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
en/of dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als vrachtwagenchauffeur;
2.
hij, op of omstreeks 12 mei 2019 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, te weten een elektrisch stroomstootwapen, voorhanden heeft gehad.