Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam eiser],
[naam eiseres],
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 januari 2020, met producties 1 tot en met 5,
- de producties 1 tot en met 14 van Audi, ingekomen op 5 februari 2020,
- de aanvullende producties 6 tot en met 11 van [naam firma] ,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 6 februari 2020,
- de pleitnota van [naam firma] , en
- de pleitnota van Audi.
2.De feiten
Land, air and water vehicles and parts thereof”).
3.Het geschil
- De voorzieningenrechter van deze rechtbank was niet bevoegd tot het geven van een ex-parte voorziening. Audi heeft in haar verzoekschrift om een Europawijde voorziening verzocht en de rechtbank Den Haag is bij uitsluiting bevoegd deze te geven.
- De handelwijze van Audi kan de toets van proportionaliteit en subsidiariteit niet doorstaan. Audi is rauwelijks gaan procederen. Bovendien ontbrak enig spoedeisend belang.
- Er is geen sprake van inbreuk op de beeldmerken van Audi. [naam firma] heeft geen producten met een markering gelijk aan de door Audi gehouden beeldmerken aangeboden en/of verkocht. Indien en voor zover de markeringen gelijkenissen zouden vertonen met het beeldmerk met registratienummer [registratienummer 2] , geldt dat deze enkel zijn gebruikt om het publiek begrijpelijke en volledige informatie te verstrekken over de bestemming van de producten. Gelet op het publiek waarvoor de door [naam firma] aangeboden producten zijn bestemd, kan geen sprake zijn van verwarringsgevaar. Daarbij komt dat het beeldmerk met registratienummer [registratienummer 2] eerst in augustus 2018 is ingeschreven en dus nog niet wereldwijd bekend is als merk van Audi, reden waarom Audi geen beroep toekomt op artikel 9 lid 2 sub c UMVo.