ECLI:NL:RBROT:2020:1683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
C/10/588885 / JE RK 19-3921
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met autisme

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De minderjarige, geboren in 2003, verblijft momenteel bij Auriga, locatie Nijenstein, en heeft te maken met ernstige ontwikkelingsproblemen, waaronder autisme en somberheidsklachten. De ouders zijn verwikkeld in een langdurige scheiding en zijn niet in staat om de benodigde structuur en regels te bieden die de minderjarige nodig heeft voor zijn ontwikkeling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in een zorgelijke opvoedingsomgeving is opgegroeid en dat zijn ontwikkeling nog steeds ernstig wordt bedreigd. De ouders hebben niet de nodige ondersteuning kunnen bieden, waardoor de minderjarige een achterstand in zijn ontwikkeling heeft opgelopen. De kinderrechter heeft de wens van de minderjarige om zelfstandig te wonen en zijn somberheid in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de huidige hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van één jaar, tot 8 maart 2021.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 28 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/588885 / JE RK 19-3921
datum uitspraak: 21 februari 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,

betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2003 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 27 december 2019, ingekomen bij de griffie op 31 december 2019.
Op 21 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam vertegenwoordigster] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de taal Farsi, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
[naam tolk] , tolk in de taal Farsi.
De tolk heeft, alvorens zijn taak aan te vangen, op de bij de wet voorgeschreven wijze, de eed afgelegd dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft bij Auriga, locatie Nijenstein.
Bij beschikking van 24 mei 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
8 maart 2020 en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 24 mei 2019 tot 8 maart 2020.
Bij beschikking van 8 november 2019 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 8 november 2019 tot
8 maart 2020.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Sinds 9 november 2019 verblijft [naam kind] bij Auriga. Op deze plek wordt hij de eerste drie maanden geobserveerd om te bezien op welk gebied hij hulp nodig heeft.
Begin januari heeft school laten weten dat [naam kind] niet alle lessen heeft gevolgd. Hij bleek echter wel aanwezig te zijn op school, maar was elders in het schoolgebouw zijn boterhammen aan het nuttigen. Hierover zijn afspraken met [naam kind] gemaakt.
Na bezoekmomenten bij de ouders thuis laat [naam kind] een terugval zien in hetgeen hij de afgelopen periode bij Auriga heeft geleerd. Ook is [naam kind] nog niet in staat om zichzelf te verzorgen. Hij maakt wel kleine stapjes vooruit. De komende periode is van het belang dat [naam kind] het leren van bepaalde vaardigheden blijft herhalen zodat hij zich deze vaardigheden eigen kan maken.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI.
Wel heeft zij er aandacht voor gevraagd dat [naam kind] sinds zijn plaatsing bij Auriga eenzamer is geworden en - nog meer dan thuis - veelal op zijn kamer zit.
De vader heeft zich ter zitting evenmin verzet tegen het verzoek van de GI.
Wel maakt hij zich er zorgen over het feit dat [naam kind] geen contact met andere kinderen wil en dat hij bij Auriga met name alleen op zijn kamer zit terwijl hij gebaat is bij contact met andere kinderen.

De mening van [naam kind]

Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [naam kind] aangegeven dat hij een langer verblijf bij Auriga niet nodig vindt en dat hij liever weer thuis of op zichzelf wil wonen. Sinds zijn plaatsing is hij meer neerslachtig en somber geworden dan hij al was en gaat het minder goed op school. Hij wil leren koken en schoonmaken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] in een zorgelijke opvoedingsomgeving is opgegroeid en dat hij nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
De ouders zijn verwikkeld in een langdurige scheiding en communiceren, hoewel woonachtig in één huis, niet met elkaar.
Zij zijn niet in staat geweest om [naam kind] de structuur en regels te bieden, die hij nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen. Mede als gevolg hiervan is de schoolgang van [naam kind] zorgelijk verlopen en heeft hij een achterstand in zijn ontwikkeling opgelopen.
[naam kind] heeft kind-eigen problematiek. Hij heeft autisme en ervaart somberheidsklachten.
In het verleden heeft [naam kind] zelf aangegeven dat hij uit huis wil. Vanwege de zorgen is [naam kind] in het kader van een ondertoezichtstelling op 9 november 2019 met een machtiging bij Auriga is geplaatst. [naam kind] ervaart dat zijn gevoelens van somberheid als gevolg van deze plaatsing alleen maar zijn toegenomen. Daarom wil hij naar huis en het liefst zelfstandig gaan wonen. Deze wens van [naam kind] is begrijpelijk. In de periode dat hij nog thuis heeft gewoond, is hij echter een lange periode niet naar school gegaan en is hij volgens de ouders met name thuis geweest. Als gevolg hiervan heeft [naam kind] niet geleerd om contact met andere kinderen te maken. Nu hij bij Auriga, locatie Nijenstein, is geplaatst, zal [naam kind] wel contact moeten maken met andere kinderen en mensen. Hij heeft hier echter nog steeds heel veel moeite mee. Daarom is het van belang dat [naam kind] met de geboden begeleiding bij Auriga de kleine stapjes die hij maakt, zal blijven maken zodat hij uiteindelijk grotere stappen in zijn ontwikkeling zal maken en de aangeleerde vaardigheden bij [naam kind] zullen beklijven. Ter zitting heeft de moeder de wens uitgesproken dat [naam kind] in de toekomst in de maatschappij verder zal komen. Dit zal [naam kind] echter uitsluitend lukken als beide ouders zijn plaatsing bij Auriga ondersteunen en hem motiveren zijn best te blijven doen.
Nu de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] af te wenden, blijft hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Daar komt bij dat het in belang van de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind] is dat het prille proces bij Auriga wordt voortgezet.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 8 maart 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 8 maart 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.