In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de moeder en de vader, alsook een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft de minderjarige voorafgaand aan de zitting apart gehoord.
De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader, die het gezag uitoefent. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, wat voldoet aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [naam kind] bij de vader opgroeit in een stabiele omgeving, terwijl de moeder nog steeds emotioneel reageert op de situatie. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar, tot 27 februari 2021.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [naam kind] voorop staat en dat de vader momenteel de beste zorg en opvoeding kan bieden.