Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 20 juli 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord van 21 november 2018;
- de brieven van 23 januari, 27 maart, 8 april en 23 mei 2019 van de rechtbank, waarbij partijen zijn uitgenodigd voor een comparitie van partijen;
- de akte overleggen stukken van 10 april 2019 van [naam gedaagde] , met producties;
- het proces-verbaal van de op 14 januari 2020 gehouden comparitie van partijen;
- de spreekaantekeningen van mr. Van Huussen;
- de pleitnotitie van mr. De Bruin.
2.De feiten
- Dat door hem op 21 mei 2015 een overeenkomst van koop en verkoop inzake aandelen [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5] is gesloten waarbij onder meer de heer [naam gedaagde] een deel van zijn aandelen heeft verkocht aan [naam eiseres 2] ;
- Dat in lid 6 van artikel 9 van deze overeenkomst een bepaling is opgenomen dat ondergetekende in bepaalde situaties zijn functie als werknemer met onmiddellijke ingang zal beëindigen zonder aanspraak te maken op enige transitievergoeding of andere vorm van schadeloosstelling indien er in de ogen van [naam bedrijf 3] en [naam eiseres 2] sprake is van mismanagement;
- Dat bij deze bepaling is aangegeven dat er in de ogen van [naam bedrijf 3] en [naam eiseres 2] in elk geval sprake is van mismanagement in de situatie waarin door mij significante schade aan een of meerdere vennootschappen van de groep is toegebracht of kan worden toegebracht;
- Dat door mij in de afgelopen jaren vele malen contante verkopen hebben plaatsgevonden van o.a. reinigingszout waarbij deze verkopen niet in de boekhouding zijn verantwoord ("zwarte verkopen");
- Dat ik heb aangegeven dat deze praktijk reeds sinds 2009 regelmatig heeft plaatsgevonden;
- Dat hierdoor in de loop der jaren een significant bedrag niet in de jaarrekeningen en tussentijdse financiële rapportages van de vennootschappen is verantwoord;
- Dat als gevolg hiervan door de vennootschappen onjuiste aangiften BTW zijn ingediend alsmede jaarrekeningen zijn opgesteld waarin niet het juiste bedrag aan belastingschulden is opgenomen;
- Dat ik genoemde praktijk geheim heb gehouden voor mijn medeaandeelhouders en mededirecteur;
- Dat ik daarnaast producten heb verkocht aan een aan mij gelieerde vennootschap welke concurreert met de [naam bedrijf 1] zonder mijn mededirecteur of medeaandeelhouders hierover te informeren;
- Dat ik aan een medewerker van de [naam bedrijf 1] de opdracht heb gegeven de openstaande facturen die uit deze verkopen voortvloeiden te verbergen in de overzichten van openstaande posten die ze voor mijn mededirecteur opstelde en bovendien een van deze facturen voor een bedrag van ca € 800,- heb laten afboeken als oninbaar zonder dat hier een goede reden voor was en zonder mijn mededirecteur te informeren;
- Dat ik bovenstaande handelswijze heb erkend in een bespreking op de avond van 19 december 2016 ten overstaan van mijn mededirecteur en medeaandeelhouders en hierbij mijn excuses heb aangeboden voor genoemde werkwijze;
- Dat [naam bedrijf 3] en [naam eiseres 2] hebben aangegeven het bovenstaande te beschouwen als mismanagement als bedoeld in artikel 9 lid 6 van de koopovereenkomst en eveneens van mening zijn dat hiermee een situatie is ontstaan welke aanleiding kan geven tot ontslag op staande voet;
- door de heer [naam gedaagde] op 21 december 2016 een verklaring is ondertekend waarin hij aangeeft diverse handelingen te hebben verricht die door [naam bedrijf 3] en [naam 3] worden beschouwd als mismanagement;
- de heer [naam gedaagde] als gevolg hiervan met onmiddellijke ingang ontslag heeft genomen als directeur van [naam bedrijf 1] (" [naam bedrijf 1] "), [naam bedrijf 4] (" [naam bedrijf 4] ") en [naam bedrijf 5] (" [naam bedrijf 5] ")
- het dienstverband tussen [naam bedrijf 1] en [naam 1] met wederzijds goedvinden is beëindigd middels een vaststellingsovereenkomst d.d. 29 december 2016
- door de gebeurtenissen sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk
- partijen als gevolg daarvan hebben samen gezeten en hebben besloten dat [naam gedaagde] zijn gehele aandelenkapitaal van [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5] (" [naam bedrijf 1] ") zal aanbieden aan [naam bedrijf 3] en [naam 3]
- [naam bedrijf 3] en [naam 3] bereid zijn deze aandelen over te nemen onder de voorwaarden genoemd in deze overeenkomst
3.Het geschil
4.De beoordeling
De beslissing" onder 5.1 tot en met 5.4 genoemde bedragen. De rechtbank motiveert de daartoe leidende beslissingen als volgt. Daarbij zal de rechtbank tevens ingaan op de diverse door [naam gedaagde] gevoerde verweren.
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)
5.De beslissing
[1729;3179;1573]