ECLI:NL:RBROT:2020:1602

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
C/10/576607 / HA ZA 19-586
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vestiging van pandrechten op aandelen in faillissement van Mooy Beheer B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen MAZ Beheer B.V. en de curatoren van Mooy Beheer B.V. over de vestiging van pandrechten op aandelen. MAZ Beheer B.V. vorderde de verklaring voor recht dat er rechtsgeldig pandrechten zijn gevestigd op de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V. De curatoren betwistten de geldigheid van deze pandrechten en stelden dat er geen hoofdrecht bestond waarop de pandrechten konden worden gevestigd.

De rechtbank oordeelde dat de pandrechten rechtsgeldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank overwoog dat er wilsovereenstemming bestond tussen de pandgever en de pandnemer, en dat de pandrechten een zekerheidsfunctie vervullen. De rechtbank concludeerde dat de pandrechten zijn gevestigd ter verzekering van de nakoming van de verbintenissen uit de overeenkomst van geldlening, waarbij Mooy Beheer B.V. hoofdelijk schuldenaar is geworden. De rechtbank verklaarde voor recht dat MAZ Beheer B.V. bevoegd is om zich ten aanzien van haar vordering op datum faillissement te verhalen op de gerealiseerde verkoopopbrengst van de aandelen.

De rechtbank heeft de curatoren veroordeeld in de proceskosten en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is van belang voor de rechtsgeldigheid van pandrechten in faillissementssituaties en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden gevestigd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/576607 / HA ZA 19-586
Vonnis van 19 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAZ BEHEER B.V.,
gevestigd te Bergen op Zoom,
eiseres,
advocaat mr. V. van den Bos te Rotterdam,
tegen
1.
Mr. Ebel Sebastiaan EBELS q.q.in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mooy Beheer B.V.,
kantoorhoudende te Den Haag,
2.
Mr. Martijn Jacques Hans VERMEEREN q.q.in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mooy Beheer B.V.,
kantoorhoudende te Den Haag,
gedaagden,
advocaat mr. R.W.A. Brunninkhuis te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna ook MAZ en de curatoren genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juni 2019, met producties;
  • de conclusie houdende incidentele vordering tot aanhouding van 7 augustus 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord in incident tot aanhouding van 21 augustus 2019, met producties;
  • het vonnis in incident van 4 september 2019;
  • de conclusie van antwoord van 2 oktober 2019, met producties;
  • de brief van 23 oktober 2019 van de rechtbank, waarbij partijen zijn uitgenodigd voor een comparitie van partijen;
  • de brief van 4 december 2019 van de rechtbank, waarbij partijen nader zijn geïnformeerd met betrekking tot de comparitie van partijen;
  • de akte overlegging producties van 4 februari 2020 van MAZ, met productie 18;
  • de producties 6 en 7 van de curatoren;
  • de (tweede) akte overlegging productie tevens houdende akte vermindering/wijziging eis van 4 februari 2020 van MAZ, met productie 19;
  • het proces-verbaal van de op 4 februari 2020 gehouden comparitie van partijen;
  • de ter zitting door mr. Van den Bos voorgedragen en overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mooy Beheer B.V. (hierna ook: Mooy) en Mooy Logistics B.V. (hierna: Logistics) zijn op 14 augustus 2018 op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curatoren als zodanig.
2.2.
MAZ pretendeert pandrechten te hebben op door Mooy gehouden aandelen in het kapitaal van twee dochtervennootschappen. De curatoren betwisten dit. De voor de beoordeling van het geschil tussen partijen relevante vaststaande feiten zijn verder de volgende.
2.3.
Mooy hield aandelen in het kapitaal van onder andere Logistics (100%), I.Q. Packing Holding B.V. (hierna ook: IQ) (34%) en HDG Services B.V. (hierna ook: HDG) (50%).
2.4.
[naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) hield tot 4 november 2016 alle aandelen in het kapitaal van Mooy. [naam bedrijf] was de persoonlijke houdstermaatschappij van de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] .).
2.5.
Op 4 november 2016 heeft [naam bedrijf] 60% van haar aandelen in het kapitaal van Mooy verkocht aan HZM Holding B.V. (hierna ook: HZM Holding). Op 21 december 2016 zijn deze aandelen geleverd. HZM Holding is opgericht door - kort omschreven - het H.Z.-concern ten behoeve van de overname van het Mooy-concern in 2016. Het Mooy-concern dreef een logistieke onderneming die gespecialiseerd was in het transport en de warehousing van voornamelijk fruit, groente, bloemen, planten en andere geconditioneerde producten. Het H.Z.-concern dreef een onderneming die zich (mede) met vergelijkbare activiteiten bezighield.
2.6.
Eveneens op 4 november 2016 heeft [naam bedrijf] 20% van haar aandelen in het kapitaal van Mooy verkocht aan MAZ i.o. Die aandelen zijn op 30 maart 2017 geleverd. Enig aandeelhouder en enig bestuurder van MAZ was de heer [naam 1] (hierna [naam 1] ), zoon van [naam 2] .
2.7.
Op 21 december 2016 is een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst) gesloten tussen HZM Holding, [naam bedrijf] , MAZ i.o., Mooy en Logistics (productie 6 bij dagvaarding).
2.8.
De aandeelhoudersovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
Artikel 9. Verplichte aanbieding c.q. afname Aandelen
Verplichte aanbieding MAZ Beheer
9.1.
In aanvulling op hetgeen in artikel 15 van de Statuten Vennootschap is bepaald ten aanzien van verplichte aanbieding van Aandelen komen Partijen overeen dat MAZ Beheer verplicht is alle door haar gehouden Aandelen in de Vennootschap aan te bieden aan HZM indien en zodra de heer [naam 1] niet langer (i) direct of indirect statutair bestuurder van de Vennootschap en/of Mooy Logistics is en/of (ii) niet langer werkzaam is voor Mooy Groep (ongeacht of dit middels een managementovereenkomst of arbeidsovereenkomst is), in welk geval HZM verplicht is de door MAZ Beheer aangeboden Aandelen af te nemen.
(…)
Procedure en afname aangeboden Aandelen en minimum prijs voor MAZ Beheer
9.3.
De aanbieding, acceptatie, levering, prijsbepaling en betaling van de overeenkomstig bovenstaande artikelleden van dit Artikel aan HZM aangeboden Aandelen zullen plaatsvinden conform de betreffende bepalingen van de Statuten Vennootschap, met dien verstande dat de koopprijs voor de op enig moment uit hoofde van dit Artikel door MAZ Beheer aangeboden Aandelen MAZ Beheer nooit lager zal zijn of zal worden vastgesteld dan EUR 1.400.000,-, verminderd met de vanaf de datum van ondertekening van deze Aandeelhoudersovereenkomst tot aan de betreffende leveringsdatum door MAZ Beheer ontvangen dividenden op de Aandelen MAZ Beheer.
(…)
Afwijkende betalingsregeling HZM
9.5.
In geval van verplichte aanbieding van de Aandelen door MAZ Beheer in een situatie als bedoeld in Artikel 9.1 geldt, in afwijking van de Statuten Vennootschap, ten aanzien van de betaling van de koopprijs voor de aangeboden Aandelen het navolgende:
HZM zal de koopprijs zoveel als mogelijk op de Leveringsdatum in contanten voldoen aan MAZ Beheer, met dien verstande dat:
(…)
c) indien HZM de koopprijs op de Leveringsdatum niet geheel in contanten kan voldoen, zal (het restant van) de koopprijs van de aangeboden Aandelen schuldig worden gebleven onder nader door HZM en MAZ Beheer overeen te komen voorwaarden, waaronder in ieder geval:
(…)
(iv) HZM en/of Mooy Groep zullen passende zekerheden aan MAZ Beheer verstrekken als zekerheid voor de voldoening van de schuldig gebleven koopprijs van de aangeboden Aandelen, met dien verstande dat die zekerheid recht zal doen aan de hoogte van de schuldig gebleven koopsom en het op dat moment aanwezige risicoprofiel van HZM en/of Mooy Groep.
(…)"
2.9.
Op 6 december 2017 heeft [naam bedrijf] de nog in haar bezit resterende 20% van de aandelen in het kapitaal van Mooy overgedragen aan HZM Holding.
2.10.
Op 4 januari 2018 is een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten tussen HZM Holding, MAZ, [naam 1] , Mooy en HZ Logistics B.V. (productie 7 bij dagvaarding).
2.11.
De vaststellingsovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
(…)
F. Partijen bij elkaar te rade zijn gegaan over (i) het al dan niet voortzetten van de relatie tussen MAZ Beheer en HZM Holding (als aandeelhouders) enerzijds en (ii) het al dan niet voortzetten van de arbeidsrelatie tussen [naam bedrijf] en Mooy Beheer anderzijds;
G. Partijen gezamenlijk tot de conclusie zijn gekomen dat zij - onder meer - de aandeelhoudersrelatie tussen HZM Holding en MAZ Beheer wensen te beëindigen;
H. Partijen wensen, om eventuele onzekerheid en/of geschillen omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, de tussen hen gemaakte afspraken in verband met de beëindiging van hun samenwerking vast te leggen in deze vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:800 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (de "Overeenkomst");
I. Partijen zijn bij het aangaan van deze Vaststellingsovereenkomst bijgestaan door professionele adviseurs.
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
2.1.
Onder de voorwaarden en condities zoals opgenomen in deze Overeenkomst, zal MAZ Beheer de Aandelen aan HZM Holding verkopen en leveren, gelijk HZM Holding daarbij de Aandelen van MAZ Beheer zal kopen en geleverd zal krijgen, zulks door het passeren van de Akte van Verkoop en Levering.
2.2.
De voor de Aandelen door HZ en Holding aan MAZ Beheer te betalen koopsom bedraagt EUR 1.421.500 (de "koopsom").
2.3.
Van de Koopsom zal op de Overdrachtsdatum een gedeelte van EUR 21.500 worden betaald via de notaris en zal het restant schuldig gebleven worden en worden omgezet in een lening onderhevig aan rente met een percentage t.h.v. 3%, met dien verstande dat (i) Mooy Beheer als medeschuldenaar jegens MAZ de verplichting tot aflossing van bedoelde lening zal aangaan en (ii) de aflossing van het Restant zal geschieden overeenkomstig het als
Bijlage 2aan deze overeenkomst gehechte aflossingsschema, een en ander vast te leggen in een op de Overdrachtsdatum te ondertekenen notariële akte van geldlening (de "Akte van Geldlening")
2.4.
HZ Logistics zal zich jegens MAZ Beheer op de Overdrachtsdatum hoofdelijk garant stellen voor een maximaal bedrag van EUR 225.000 voor de verplichtingen van HZM Holding uit hoofde van de Akte van Geldlening, met dien verstande dat (i) deze verplichting alleen zal gelden gedurende elk van de jaren 2018 en 2019 en (ii) de verplichting gedurende elk jaar maximaal een bedrag van EUR 225.000 zal bedragen. Deze garantstelling zal voor zowel 2018 als 2019 in twee separate garantstellingen door HZ Logistics jegens MAZ Beheer afgegeven worden, zulks overeenkomstig het concept dat als
Bijlage 3aan deze overeenkomst is gehecht.
2.5.
Tot verdere zekerheid tot nakoming van enigerlei verplichting uit hoofde van de Akte van Geldlening zullen ten behoeve van MAZ Beheer voorts de navolgende (aanvullende) zekerheden worden verstrekt:
(i) een door Mooy Beheer te vestigen eerste pandrecht op de door Mooy Beheer gehouden aandelen in I.Q. Packing Holding B.V.;
(ii) een door Mooy Beheer te vestigen eerste pandrecht op de door Mooy Beheer gehouden aandelen in HDG Services B.V.
(…)
2.6.
MAZ Beheer zal de Aandelen vrij van enige last of beperking en met alle daaraan verbonden rechten op de Overdrachtsdatum aan HZM Holding leveren.
2.7.
De Levering zal plaatsvinden op de Overdrachtsdatum ten kantore van de Notaris.
2.8.
Mooy Beheer zal de Levering op Overdrachtsdatum erkennen door middel van medeondertekening van de Akte van Levering en inschrijving van de Levering in het register van aandeelhouders van Mooy Beheer.
(…)
3. Beëindiging aandeelhoudersovereenkomst
Partijen zijn allen akkoord met hetgeen staat opgenomen in deze Overeenkomst en zullen daaraan hun volledige medewerking verlenen. (…)
4. FINALE KWIJTING
Partijen verklaren dat zij alle voor hen relevante onderwerpen met betrekking tot hun rechtsverhouding en de beëindiging van de samenwerking met elkaar hebben besproken en voor zover daartoe aanleiding bestond, dat in deze overeenkomst hebben geregeld.
(…)"
2.12.
Op 25 januari 2018 is ten overstaan van mr. A. Verrijp, notaris, een akte gepasseerd met de titel "
koopovereenkomst en levering aandelen/geldleningmet betrekking tot niet-betaalde gedeelte van de koopsom
Mooy Beheer B.V." (hierna: de akte; productie 8 bij dagvaarding).
2.13.
Partijen bij de akte zijn MAZ gedefinieerd als "verkoper", HZM Holding, gedefinieerd als "koper", Mooy, gedefinieerd als "de vennootschap" en H.Z. Logistics B.V. Al die partijen waren vertegenwoordigd ten tijde van het passeren van de akte.
2.14.
De akte vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
De verschenen personen, handelend als gemeld, verklaren:
A. DE KOOPOVEREENKOMST/KOOPSOM/KWIJTING/GELDLENING
Verkoper en koper hebben op
vier januari tweeduizend achttieneen vaststellingsovereenkomst gesloten, welke overeenkomst aan deze akte wordt gehecht, hierna ook te noemen: "
de Overeenkomst". Ter uitvoering van de Overeenkomst komen partijen overeen dat verkoper verkoopt en draagt per heden over gelijk koper koopt en per heden de aandelen in levering aanvaardt:
- veertig (40) gewone volgestorte aandelen op naam (…), hierna ook te noemen: "
de aandelen", (…).
Deze verkoop en koop is geschied tegen een totale koopsom van (…) (€ 1.421.500,00), hierna ook te noemen: "
de koopsom".
Partijen verklaren dat voor de vaststelling van de koopsom rekening is gehouden met de belangen van alle bij deze transactie betrokkenen zulks blijkens aangehechte vaststellingsovereenkomst.
Ter zake van de voldoening van de koopsom is door verkoper en koper onder meer overeengekomen dat deze zal worden voldaan door betaling in contanten van een gedeelte van de koopsom groot (…) (€ 21.500,00), welke betaling door verkoper is ontvangen middels overboeking op (…), terwijl het resterende gedeelte van de koopsom groot (…) (€ 1.400.000,00) (hierna ook te noemen: "
de restkoopsom") wordt schuldig gebleven.
Omtrent de betaling van de restkoopsom komen verkoper en koper overheen dat deze door afstand teniet gaat, onder de verplichting voor koper de koopsom bij wijze van geldlening schuldig te erkennen.
Afspraken terzake geldlening
Ter uitvoering van het vorenstaande, waarbij deze akte zal gelden als een notariële akte van geldlening als bedoeld in artikel 2.3 van de overeenkomst, alsmede ter uitvoering van artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst doet verkoper bij dezen afstand van zijn vordering tot betaling van de restkoopsom, waartegenover koper én
H.Z. Logistics B.V., voornoemd, voor wat betreft laatstgenoemde vennootschap overigens met inachtneming van het hierna onder 1. bepaalde, bij dezen aan verkoper schuldig erkennen de koopsom, welke schuldigerkenning bij dezen door verkoper wordt aanvaard.
(…)
Overige bepalingen
(…)
b. De kosten vallende op deze verkoop en de levering zijn voor rekening van de vennootschap.
(…)
F. Erkenning/register van aandeelhouders
De vennootschap verklaart de levering van de aandelen te erkennen en deze te zullen aantekenen in het register van aandeelhouders.
G. Slotbepaling
Voor zover daaraan in deze akte geen uitvoering aan is gegeven, blijft tussen partijen van kracht hetgeen is overeengekomen in de meer gemelde vaststellingsovereenkomst en de daaraan voorafgaande overeenkomsten.
(…)"
2.15.
Op 2 februari 2018 zijn ten overstaan van mr. A. Verrijp, notaris, twee vrijwel gelijkluidende akten gepasseerd ter verpanding van aandelen in IQ en HDG (hierna: de pandakten; productie 9 bij dagvaarding). Uit de eerste pagina van beide pandakten blijkt dat de tekst daarvan is opgesteld op 23 januari 2018. Op dezelfde dag is volgens de eerste pagina van de akte de tekst daarvan opgesteld.
2.16.
Partijen bij de pandakten zijn MAZ, gedefinieerd als "de pandnemer", Mooy, gedefinieerd als "de pandgever", en IQ respectievelijk HDG, gedefinieerd als "de vennootschap".
2.17.
De pandakten vermelden onder meer het volgende:
"(…)
De verschenen personen, handelend als gemeld, verklaren:
A. Titel
De pandgever is uit hoofde van een overeenkomst van geldlening de dato heden een bedrag in hoofdsom groot (…) (€ 1.400.000,00) schuldig aan de pandnemer, één en ander blijkende uit een akte van levering aandelen/geldlening, van welke akte een kopie aan deze akte zal worden gehecht.
B. Overeenkomst
De pandgever en de pandnemer zijn overeengekomen dat tot meerdere zekerheid voor de betaling van de uit de overeenkomst van geldlening, hierna ook te noemen: "de geldlening", voortvloeiende schuld met rente en kosten, de pandgever een pandrecht zal vestigen ten behoeve van de pandnemer op de in deze akte omschreven aandelen.
C. Vestiging pandrecht
Ter uitvoering van het vorenstaande en tot meerdere zekerheid voor de betaling of de teruggave van al hetgeen de pandgever verschuldigd mocht zijn op grond van de geldlening, verleent de pandgever aan de pandnemer, die van de pandgever aanvaardt, een
eerstepandrecht op:
(…), hierna ook te noemen "de aandelen" (…).
D. VOORWAARDEN PANDRECHT
Deze verpanding geschiedt onder de volgende bepalingen:
(…)
8. Het pandrecht eindigt, zodra de pandgever uit hoofde van de geldlening niets meer aan de pandnemer schuldig is. (...)
11. Alle kosten, van welke aard dan ook, verbonden aan deze akte en aan de uitoefening van de rechten van pandnemer daaruit, zowel in als buiten rechte, daaronder begrepen de kosten van juridische bijstand en proceskosten, zijn voor rekening van Pandgever, (...).
(…)"
2.18.
Een op 16 januari 2020 door notaris mr. A. Verrijp afgelegde verklaring vermeldt het volgende (productie 18 bij akte van 4 februari 2020):
"Op 25 januari 2018 is ten overstaan van mij gepasseerd de akte van verkoop en levering aandelen Mooy Beheer B.V. door MAZ Beheer B.V. aan H.Z.M. Holding B.V., tevens houdende de overeenkomst van geldlening tussen onder meer Mooy Beheer B.V. en MAZ Beheer B.V. met betrekking tot het niet betaalde gedeelte van de koopprijs, zulks ter uitvoering van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst de dato 4 januari 2018 (hierna: de ‘akte’).
Blijkens die vaststellingsovereenkomst worden ter zake van het niet betaalde gedeelte van de koopprijs, welke vordering door middel van de akte is omgezet in een schuld wegens geldlening ad € 1.400.000, als schuldenaren aangemerkt zowel H.Z.M. Holding B.V. alsook Mooy Beheer B.V. als mede-schuldenaar. Ook H. Z. Logistics B.V. heeft zich blijkens die vaststellingsovereenkomst garant gesteld tot een maximaal bedrag.
In de akte wordt de restant-koopsom/hoofdsom van de geldlening vermeld (€ 1.400.000) en wordt het maximale bedrag genoemd van de hoofdelijke garantstelling van H.Z. Logistics B.V. en wordt verwezen naar artikel 2.3. van de vaststellingsovereenkomst, waarin onder andere (i) het hoofdelijk medeschuldenaarschap van Mooy Beheer B.V., (ii) het verschuldigde rentepercentage en (iii) de aflossingsverplichting wordt beschreven. Met de verwijzing in de akte naar artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst zijn de aldaar gemaakte afspraken (tussen onder meer MAZ Beheer B.V. en Mooy Beheer B.V.) integraal geïncorporeerd in de akte. Een en ander conform de instructie van partijen om aldus uitvoering te geven aan de mij destijds bekende partijbedoelingen in lijn met het bepaalde in artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst. Een en ander blijkt ook uit de diverse andere (concept)pandakten van dezelfde of latere datum waarin die partijbedoeling eveneens is vastgelegd.
Het feit dat Mooy Beheer B.V. in de akte niet nogmaals separaat wordt genoemd als mede-schuldenaar doet niet af aan het feit dat zij wel hoofdelijk medeschuldenaar is. Het voornemen daartoe blijkt immers uit de vaststellingsovereenkomst; partijen hebben in de akte daaraan vervolgens uitvoering gegeven (via de verwijzing naar artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst).
Mooy Beheer B.V. compareerde in de akte niet louter als de vennootschap wiens aandelen ex art. 2:196b BW werden overgedragen. Mooy Beheer B.V. is ook partij bij de in de akte vastgelegde overeenkomst van geldlening. Aan het niet consequent toepassen van gedefinieerde begrippen (zoals de “Overeenkomst” voor de vaststellingsovereenkomst) moet geen betekenis worden toegekend.
Indien partijen van mening zijn dat dit in de notariële akte beter tot uitdrukking had kunnen komen, zal ik op eerste eenparig verzoek, de betreffende akte aanvullen.
Het bovenstaande heb ik verklaard naar waarheid aan de hand van de aan mij verstrekte informatie en instructie, daaronder begrepen hetgeen uit de vaststellingsovereenkomst blijkt. Met name is nimmer aan mij kenbaar gemaakt dat, in afwijking van hetgeen in de vaststellingsovereenkomst is gesteld, Mooy Beheer B.V. uiteindelijk geen hoofdelijk mede-schuldenaar zou (moeten) zijn."
2.19.
Na dagvaarding, maar voordat de conclusie van antwoord is genomen, hebben de curatoren de door Mooy in het kapitaal van IQ gehouden 34% en in het kapitaal van HDG gehouden 50% van de aandelen verkocht aan de medeaandeelhouders. MAZ heeft daaraan medewerking verleend. Het 34%-belang in IQ is verkocht voor € 900.000,00. Het 50%-belang in HDG is verkocht voor € 200.000,00. De opbrengst is ingevolge een tussen partijen en een notaris gesloten escrowovereenkomst in escrow gestort hangende de uitkomst van het geschil tussen partijen (productie 3 bij conclusie van antwoord).
2.20.
De escrowovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
"(…)
3.1
De Escrow Agent zal slechts een bedrag uit de Escrow Rekening (voor zover het Escrow Bedrag toereikend is) aan de Curatoren en/of MAZ (al naar gelang hetgeen van toepassing is) uitkeren indien de Escrow Agent daartoe een specifieke schriftelijke instructie (de "Instructie") heeft ontvangen:
3.1.1
die door zowel de Curatoren en MAZ is ondertekend, in welk geval de Escrow Agent de uitkering conform de Instructie zal doen;
3.1.2
die door de Curatoren is ondertekend, voor zover deze Instructie wordt begeleid door een afschrift van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, waaruit volgt dat MAZ geen pandrecht had op de Aandelen IQ en Aandelen HDG, in welk geval de Escrow Agent het Escrow Bedrag aan de Curatoren zal voldoen;
3.1.3
die door MAZ is ondertekend, voor zover deze Instructie wordt begeleid door een afschrift van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, waaruit volgt dat MAZ een pandrecht had op de Aandelen IQ en/of Aandelen HDG, in welk geval zij zich op het Escrow Bedrag kan verhalen ter voldoening van haar door dat pandrecht verzekerde vordering, in welk geval de Escrow Agent deze aan MAZ toekomende vordering aan MAZ zal voldoen tot maximaal het Escrow Bedrag onder gelijktijdige betaling van het eventuele restant van het Escrow Bedrag aan de Curatoren. (…)"
2.21.
De curatoren en MAZ hebben lopende deze procedure afspraken gemaakt over een boedelbijdrage voor het geval mocht blijken dat MAZ rechtsgeldige pandrechten had.

3.Het geschil

3.1.
MAZ vordert, na wijziging van eis, om, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
"I.
te verklaren voor recht dat ten behoeve van MAZ Beheer B.V. en ten laste van Mooy Beheer B.V. rechtsgeldig een pandrecht is gevestigd op de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V.;
en
II.
A. te verklaren voor recht dat MAZ Beheer B.V. bevoegd is om zich ten aanzien van haar vordering op datum faillissement (in hoofdsom) ad € 1.400.000,-, alsook de bedongen contractuele rente van 3% met ingang van 25 januari 2018 en lopend tot en met de dag der algehele voldoening, te verhalen op de gerealiseerde verkoopopbrengst van de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V., in totaal € 1.100.000, althans dat die gerealiseerde verkoopopbrengst van de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V. aan MAZ Beheer B.V. (tot de hoogte van haar vorderingen) toekomt;
en
B. voor zover verkoop van de aandelen bij het wijzen van vonnis door Uw Rechtbank reeds heeft plaatsgevonden, de curatoren te veroordelen tot afdracht van een bedrag gelijk aan de verkoopopbrengst van de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V., vermeerderd met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de veroordeling is voldaan;
III.
A.
primairte verklaren voor recht dat MAZ Beheer B.V. bevoegd is om zich ten aanzien van alle opgekomen en nog op te komen (buiten)gerechtelijke kosten te verhalen op de (nog te realiseren) verkoopopbrengst van de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V., althans dat deze kosten aan MAZ Beheer B.V. dienen te worden vergoed;
dan wel
B.
subsidiairde curatoren te veroordelen (i) tot betaling van een bedrag è € 7.275,-, althans € 925,- aan buitengerechtelijke kosten en (ii) tot betaling van een bedrag è € 8.084,03, althans € 1.380,03 aan gerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
en
IV.
de curatoren te veroordelen in de nakosten, te weten € 157,- in geval van niet betekenen van het vonnis, en verhoogd met € 82 in geval van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis aan de veroordeling is voldaan."
3.2.
De curatoren voeren verweer en concluderen primair tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van MAZ in de kosten, vermeerderd met rente en nakosten. Subsidiair verzoeken zij het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans aan de uitvoerbaar bij voorraadverklaring de voorwaarde te verbinden dat MAZ zekerheid stelt tot een door de rechtbank te bepalen bedrag.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal recht doen op de gewijzigde vorderingen zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven. Tegen de wijziging van eis is geen bezwaar gemaakt. De rechtbank acht de wijziging niet in strijd met de goede procesorde.
4.2.
MAZ grondt haar vorderingen op de stelling dat zij ter zake van het bedrag dat zij van Mooy te vorderen heeft pandrechten heeft verkregen op aandelen die Mooy hield in het kapitaal van IQ en HDG.
4.3.
De curatoren voeren - kort weergegeven - het volgende aan. De door MAZ gepretendeerde pandrechten zijn niet tot stand gekomen. Een pandrecht is een afhankelijk recht in de zin van artikel 3:7 BW. Uit artikel 3:84 lid 1 BW in samenhang met artikel 3:98 BW vloeit voort dat zonder geldige titel geen pandrecht kan worden gevestigd. Het hoofdrecht tot zekerheid waarvan de pandrechten zouden strekken, zou de vordering van Mooy op MAZ uit de overeenkomst van geldlening moeten zijn. Uit de akte waarin de overeenkomst van geldlening is vervat, blijkt echter dat Mooy bij de overeenkomst van geldlening geen partij was. Er is geen vordering van MAZ op Mooy ontstaan en een geldige titel voor de vestiging van de pandrechten ontbreekt.
4.4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.5.
De essentie van het geschil is volgens de curatoren: zijn de pandrechten rechtsgeldig tot stand gekomen? De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Ter motivering dient het volgende.
4.6.
Vestiging van een pandrecht vereist dat er wilsovereenstemming bestaat tussen de pandgever en de pandnemer. Die wilsovereenstemming dient te strekken tot het vestigen van het pandrecht. Een pandrecht vervult een zekerheidsfunctie ten behoeve van de pandnemer. Dat brengt mee dat de pandnemer iets van de pandgever of van een - veelal aan de pandgever gelieerde - derde te vorderen moet hebben. Het pandrecht strekt dan, op basis van hetgeen partijen zijn overeengekomen, tot zekerheid van de nakoming door de betreffende wederpartij van de pandnemer van haar verplichtingen jegens de pandnemer. Het pandrecht is afhankelijk van dat hoofdrecht in de zin van artikel 3:7 BW.
4.7.
In de op 21 december 2016 tot stand gekomen aandeelhoudersovereenkomst zijn de daarbij betrokken partijen het volgende overeengekomen voor de eventuele toekomstige situatie waarin MAZ haar aandelen in het kapitaal van Mooy zou verkopen aan HZM Holding. HZM Holding en/of Mooy Groep zouden dan passende zekerheden aan MAZ verstrekken als zekerheid voor de voldoening van de schuldig te blijven koopprijs van die aandelen (zie hiervoor onder 2.8). Daarbij zijn die partijen voorts overeengekomen dat de te verstrekken zekerheid recht zou doen aan de hoogte van de schuldig gebleven koopsom en het op dat moment aanwezige risicoprofiel van HZM Holding en/of Mooy Groep.
4.8.
In de op 4 januari 2018 tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst hebben HZM Holding, MAZ, [naam 1] , Mooy en HZ Logistics B.V., bijgestaan door professionele adviseurs, de tussen hen gemaakte afspraken in verband met de beëindiging van hun samenwerking vastgelegd (zie hiervoor onder 2.11). Uit artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst volgt dat Mooy op de overdrachtsdatum (naast HZM Holding) als medeschuldenaar jegens MAZ de verplichting tot aflossing van de lening ten bedrage van € 1.400.000 zal aangaan. De strekking maakt duidelijk dat hier een hoofdelijk schuldenaarschap is bedoeld. De te verstrekken zekerheid in de vorm van een pandrecht op aandelen is immers ook bedoeld om de volledige vordering van MAZ te omvatten.
4.9.
De voorwaarden voor de lening die op grond van de gemaakte afspraken op de overdrachtsdatum zal ontstaan door omzetting van het betreffende deel van de koopsom zijn reeds opgenomen in de vaststellingsovereenkomst en de daaraan gehechte Bijlage 2. Artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst vermeldt verder dat een en ander zal worden vastgelegd in een op de overdrachtsdatum te ondertekenen notariële akte van geldlening. Artikel 2.5 van de vaststellingsovereenkomst vermeldt dat tot verdere zekerheid van de nakoming van enigerlei verplichting uit hoofde van de akte van geldlening onder meer als aanvullende zekerheden worden verstrekt door Mooy te vestigen eerste pandrechten op de door haar gehouden aandelen in IQ en HDG. Uit artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst volgt dat de betrokken partijen allen akkoord zijn met hetgeen daarin staat opgenomen en dat zij daaraan hun volledige medewerking zullen verlenen. Uit artikel 4 volgt dat partijen alle voor hen relevante onderwerpen met betrekking tot een rechtsverhouding en de beëindiging van de samenwerking met elkaar hebben besproken en in de vaststellingsovereenkomst hebben geregeld.
4.10.
Nadat de vaststellingsovereenkomst was gesloten, hebben de daarbij betrokken partijen een notaris ingeschakeld. Ten kantore van die notaris, mr. A. Verrijp, zijn de akte en twee pandakten opgesteld. De tekst van die drie stukken is kennelijk op 23 januari 2018 tot stand gekomen (zie hiervoor onder 2.15). Uit de door mr. Verrijp verstrekte schriftelijke verklaring blijkt dat hij destijds heeft beoogd om in de akte en de pandakten vast te leggen hetgeen partijen kort daarvoor waren overeengekomen, een en ander zoals door die partijen vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst (zie hiervoor onder 2.18). Dat dit de bedoeling was, vindt bevestiging in hetgeen [naam 1] ter zitting heeft verklaard. De curatoren hebben, volgens hun mededelingen ter zitting, betrokkenen van de zijde van Mooy onder meer bevraagd over de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst en de akte. Dat heeft geen andere informatie opgeleverd.
4.11.
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat uitleg van de overeenkomsten dient plaats te vinden conform de zogenoemde Haviltex maatstaf. Dat geldt ook voor zover die overeenkomsten zijn vervat in een notariële akte. Doorslaggevend bij de uitleg is dus niet een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van de overeenkomsten. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.12.
De rechtbank acht duidelijk dat het steeds de bedoeling van de betrokken partijen is geweest dat ten behoeve van MAZ tot zekerheid van de nakoming van de verbintenissen uit de overeenkomst van geldlening eerste pandrechten zouden worden gevestigd op de door Mooy gehouden aandelen in het kapitaal van IQ en HDG. Voorts was het de kennelijke bedoeling van de partijen bij zowel de vaststellingsovereenkomst als de akte dat (ook) Mooy per de overdrachtsdatum hoofdelijk schuldenaar jegens MAZ zou worden ter zake van de verplichting tot aflossing van de geldlening, een en ander zoals in de vaststellingsovereenkomst reeds volledig uitgewerkt.
4.13.
Dat de schriftelijke nadere vastlegging door de notaris van hetgeen de partijen zijn overeengekomen geen schoonheidsprijs verdient, doet niet af aan de inhoud van de door partijen bereikte wilsovereenstemming en de op die basis tot stand gekomen overeenkomst(en). Op basis daarvan is Mooy conform de evidente bedoeling van partijen vanaf de overdrachtsdatum naast HZM Holding jegens MAZ hoofdelijk schuldenaar ter zake van verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomst van geldlening. Dat de betrokken notaris dit op duidelijkere wijze had behoren vast te leggen in de akte, rechtvaardigt uiteraard geen andere uitleg van die akte dan conform de evidente bedoelingen van de betrokken partijen. Het hoofdrecht waarvan de pandrechten afhankelijk zijn bestaat derhalve. De pandrechten zijn tot stand gekomen.
4.14.
De visie van de curatoren dat uitleg niet aan de orde is omdat Mooy eenvoudigweg geen partij was bij het gedeelte van de akte dat betrekking heeft op de overeenkomst van geldlening kan hen niet baten. Allereerst acht de rechtbank die visie onjuist. Mooy is volgens de inhoud van de akte wel degelijk vertegenwoordigd door een van "de verschenen personen, handelend als gemeld", die volgens de akte vervolgens hebben verklaard hetgeen in de akte is opgenomen. Volgens de tekst van de akte was Mooy daarbij dan ook partij. Dat hetgeen de verschenen partijen volgens de akte hebben verklaard volgens de tekst daarvan in belangrijke mate betrekking heeft op andere partijen dan Mooy doet er niet aan af dat uit de akte blijkt, en zeker in de context, dat ook Mooy daarbij partij was. In dit verband is voorts het volgende relevant. Partijen waren uiteraard goed bekend met inhoud en strekking van de kort tevoren tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst. De akte sluit daarop aan. De akte refereert dan ook uitdrukkelijk aan artikel 2.3 van de vaststellingsovereenkomst. De vaststellingsovereenkomst is bovendien aangehecht.
4.15.
Partijen hebben in de gegeven omstandigheden dan ook slechts kunnen begrijpen dat de notaris conform zijn opdracht ook het reeds overeengekomen schuldenaarschap van Mooy met de akte had vastgelegd. Dat het zeker wenselijk zou zijn geweest dat de notaris het overeengekomen schuldenaarschap van Mooy ook nog eens specifiek - dat wil zeggen anders dan door verwijzing - in de akte zou hebben genoemd, doet aan het voorgaande niet af. Dat heeft de notaris overigens nog wel uitdrukkelijk gedaan in de pandakten.
4.16.
De pandakten vermelden op volstrekt heldere wijze dat de pandgever en de pandnemer zijn overeengekomen dat tot meerdere zekerheid voor de betaling van de uit de overeenkomst van geldlening voortvloeiende schuld met rente en kosten, de pandgever een pandrecht zal vestigen ten behoeve van de pandnemer op de in de pandakten omschreven aandelen (zie hiervoor onder 2.17). Dat ligt geheel in het verlengde van hetgeen partijen reeds waren overeengekomen in de aandeelhoudersovereenkomst. Het vormt voorts de uitvoering van hetgeen partijen nadien in artikel 2.5 van de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen. De pandakten noemen ook uitdrukkelijk als feit dat Mooy op het moment van het vestigen van die pandrechten uit hoofde van een overeenkomst van geldlening € 1.400.000,00 verschuldigd is aan MAZ:
"De pandgever is uit hoofde van een overeenkomst van geldlening de dato heden een bedrag in hoofdsom groot (…) (€ 1.400.000,00) schuldig aan de pandnemer".
4.17.
Opmerking verdient dat het overeen komen van schuldenaarschap van Mooy niet eens noodzakelijk was. De pandrechten hadden immers ook kunnen worden gevestigd ter verzekering van de nakoming van verbintenissen jegens MAZ door HZM Holding. Waar het partijen immers om ging was dat tot zekerheid ten behoeve van MAZ van nakoming van de verbintenissen uit de overeen te komen geldlening door Mooy eerste pandrechten zouden worden gevestigd op de door Mooy gehouden aandelen in het kapitaal van IQ en HDG. Zoals door [naam 1] ter zitting nader is toegelicht was dat destijds de enige zekerheid die kon worden verstrekt waarover partijen overeenstemming konden bereiken.
4.18.
De bij het tot stand komen van de akte en de pandakten betrokken partijen hebben uiteraard begrepen dat de pandrechten werden gevestigd ter uitvoering van hetgeen partijen eerder waren overeengekomen, en tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen MAZ ter zake van de reeds in de vaststellingsovereenkomst omschreven geldlening te vorderen zou hebben. Daarbij was destijds voor partijen ook volstrekt duidelijk dat (ook) Mooy per de overdrachtsdatum hoofdelijk schuldenaar was geworden ter zake van de geldlening. In de vaststellingsovereenkomst stond immers reeds vermeld "met dien verstande dat (i) Mooy Beheer als medeschuldenaar jegens MAZ de verplichting tot aflossing van bedoelde lening zal aangaan". Uit de context blijkt dat dit per de overdrachtsdatum zou geschieden. De akte kan zo worden begrepen dat dit daarbij is geschied. De pandakten maken dit ten overvloede klip en klaar duidelijk. De curatoren hebben er ter zitting nog op gewezen dat het in het goederenrecht van groot belang is dat ook voor derden die kennis nemen van de stukken duidelijkheid bestaat over de goederenrechtelijke situatie. Het komt de rechtbank voor dat de akte (met aangehechte vaststellingsovereenkomst) en de pandakten ook voor die derden voldoende duidelijk zijn.
4.19.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de hiervoor onder 3.1 onder I, II A. en III A. weergegeven vorderingen zullen worden toegewezen, met enige nuancering zoals hierna onder 5.3 en 5.4 verwoord. De rechtbank wijst er voorts op dat partijen zijn overeengekomen dat de Escrow Agent de aan MAZ toekomende vordering aan MAZ zal voldoen tot maximaal het Escrow Bedrag. Het Escrow Bedrag is beperkter van omvang dan de aan MAZ toekomende vordering. De relevantie van de verklaringen voor recht, althans van voornoemde nuanceringen daarvan, is in die zin beperkt.
4.20.
Ter zitting is besproken dat er sprake is van een overeengekomen boedelbijdrage die door MAZ zal dienen te worden voldaan aan de curatoren. Daarover bestond ter zitting tussen partijen overeenstemming in die zin dat zodra het in escrow gestorte bedrag aan MAZ is voldaan, MAZ de overeengekomen boedelbijdrage aan de curatoren zal voldoen; naar de rechtbank meent te hebben begrepen 1,4% van de ontvangen koopsom. De daarover gemaakte afspraken staan derhalve niet in de weg aan toewijzing van de vorderingen zoals deze thans voorliggen.
4.21.
Ter zitting is er van de zijde van de curatoren op gewezen dat de over de geldlening verschuldigde rente in opdracht van HZM Holding enige tijd door Logistics is betaald. Voor zover de rente reeds is vergoed, kan MAZ daarop uiteraard niet nogmaals aanspraak maken. De rechtbank zal dat in de formulering van de verklaring voor recht verwerken. Gelet op enerzijds de omvang van de vordering van MAZ en anderzijds de omvang van het in escrow gegeven bedrag is dat verder niet van praktisch belang.
4.22.
Met betrekking tot de verhaalbaarheid van gerechtelijke kosten is van belang dat de proceskosten hierna onder 4.25 worden begroot. Ter zake van de gerechtelijke kosten exclusief nakosten kan MAZ derhalve geen aanspraak maken op een hoger bedrag. Ook hiervoor geldt dat dit gelet op enerzijds de omvang van de vordering van MAZ en anderzijds de omvang van het in escrow gegeven bedrag verder niet van praktisch belang is.
4.23.
De vordering onder II B. zal worden afgewezen. De curatoren kunnen niet worden veroordeeld tot afdracht van een bedrag gelijk aan de verkoopopbrengst. De verkoopopbrengst is immers op grond van hetgeen partijen (nader) zijn overeengekomen in escrow gegeven. Betaling door de "Escrow Agent" zal dienen plaats te vinden indien en zodra aan de in de escrowovereenkomst daartoe neergelegde voorwaarden is voldaan.
4.24.
De rechtbank acht geen grond aanwezig om de curatoren tevens te veroordelen tot betaling van een concreet bedrag aan buitengerechtelijke kosten. De curatoren hebben gemotiveerd betwist dat MAZ voor separate vergoeding (zie vordering III A.) in aanmerking komende redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW heeft gemaakt. MAZ heeft haar aparte vordering tot veroordeling van curatoren tot vergoeding van een concreet bedrag aan buitengerechtelijke kosten tegen deze achtergrond niet adequaat onderbouwd.
4.25.
De curatoren zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van MAZ worden begroot op:
- dagvaarding € 81,83
- griffierecht 1.992,00
- salaris advocaat
6.422,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 8.495,83
4.26.
Ook de vordering om de curatoren te veroordelen de nakosten te vergoeden zal worden toegewezen. De stelling van de curatoren dat deze veroordeling overbodig is omdat de nakosten reeds op grond van de proceskostenveroordeling invorderbaar zijn (conclusie van antwoord onder 6.14) valt, wat er ook zij van die stelling, moeilijk te rijmen met de vordering die de curatoren vervolgens ook zelf instellen om de wederpartij in de kosten en eveneens uitdrukkelijk in de nakosten te veroordelen. Kennelijk achten partijen het in een vonnis separaat laten noemen en op voorhand laten begroten van de nakosten nog steeds van praktisch belang.
4.27.
Het vonnis zal voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Er is geen goede reden om dat in afwijking van de hoofdregel niet te doen. Er bestaat evenmin reden om MAZ tot zekerheidstelling te verplichten. De door de curatoren geuite vrees dat MAZ in de toekomst wel eens geen verhaal zou kunnen bieden, acht de rechtbank daarvoor in dit geval niet voldoende.
4.28.
Voor wat betreft het in escrow gegeven bedrag zijn partijen overeengekomen dat het geld zal worden uitbetaald in overeenstemming met een gezamenlijke instructie van partijen of van één van partijen vergezeld van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest dat die instructie ondersteunt. Bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaren, voor zover al mogelijk, heeft MAZ in zoverre geen belang. Indien partijen ook na dit vonnis nog geen overeenstemming bereiken over uitbetaling van de in escrow gegeven gelden zullen zij immers dienen te wachten tot zij beschikken over een in kracht van gewijsde gegane uitspraak.
4.29.
In het vonnis in incident van 4 september 2019 heeft de rechtbank onder 2.3 het volgende overwogen:
2.3.
Overwogen wordt dat de incidentele vordering tot aanhouding geen behandeling meer behoeft, nu deze door de curatoren is ingetrokken. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om op dit moment te kunnen beoordelen of de incidentele vordering nodeloos is ingesteld, zoals MAZ Beheer stelt, en de curatoren om die reden in de proceskosten dienen te worden veroordeeld. Tegenover de stelling van MAZ Beheer dat de curatoren ruimschoots voor het aanhangig maken van de incidentele vordering tot aanhouding op de hoogte waren van het feit dat MAZ Beheer haar vordering in de procedure met zaak-/rolnummer C/10/572546 / HA ZA 19-362 zou verminderen tot nihil, staat immers de omstandigheid dat MAZ Beheer eerst bij B-formulier van 16 augustus 2019 haar vordering in die procedure daadwerkelijk naar nihil heeft verminderd. De rechtbank zal de beslissing over de kosten van het incident derhalve aanhouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4.30.
Naar aanleiding van het ter zitting gevoerde nadere debat over de proceskosten in het incident houdt de rechtbank het ervoor dat betreffende kosten niet gemaakt hadden behoeven te worden als partijen beter met elkaar hadden gecommuniceerd. Enerzijds had MAZ haar vorderingen in de eerste procedure eerder kunnen verminderen tot nihil, dan wel na overleg met de curatoren en de rechtbank in die procedure kunnen doorprocederen zonder een tweede procedure aanhangig te maken. Anderzijds bestond er voor de curatoren evenmin een noodzaak om de onderhavige incidentele vordering in te stellen en te handhaven nadat MAZ duidelijk kenbaar had gemaakt de eerste procedure niet te willen voortzetten, maar de gemaakte procedurele fouten te willen repareren door de eerste procedure "in te trekken" en de vorderingen opnieuw voor te leggen in de daartoe reeds aanhangig gemaakte tweede procedure. De rechtbank zal de kosten in het incident daarom compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident:
5.1.
compenseert de kosten tussen partijen, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
5.2.
verklaart voor recht dat ten behoeve van MAZ Beheer B.V. en ten laste van Mooy Beheer B.V. rechtsgeldig een pandrecht is gevestigd op de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V.,
5.3.
verklaart voor recht dat MAZ Beheer B.V. bevoegd is om zich ten aanzien van haar vordering op datum faillissement (in hoofdsom) ad € 1.400.000,-, alsook de bedongen contractuele rente van 3% met ingang van 25 januari 2018, voor zover niet reeds voldaan door een derde, en lopend tot en met de dag der algehele voldoening, in overeenstemming met hetgeen partijen door middel van de escrowovereenkomst zijn overeengekomen, te verhalen op de gerealiseerde verkoopopbrengst van de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V., in totaal € 1.100.000,
5.4.
verklaart voor recht dat MAZ Beheer B.V. bevoegd is om zich ten aanzien van alle opgekomen en nog op te komen (buiten)gerechtelijke kosten te verhalen op de verkoopopbrengst van de door Mooy Beheer B.V. gehouden aandelen in het kapitaal van I.Q. Packing Holding B.V. en HDG Services B.V., met dien verstande dat de proceskosten worden begroot/gematigd zoals hierna onder 5.5 vermeld;
5.5.
veroordeelt de curatoren in de proceskosten, aan de zijde van MAZ Beheer B.V. tot op heden begroot op € 8.495,83, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de dag waarop dit vonnis is gewezen tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt de curatoren in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curatoren niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.5 en 5.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2020.
[1729;
2221]