ECLI:NL:RBROT:2020:1589

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/035926-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor meerdere inbraken en pogingen tot inbraken met gebruik van schakelbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere inbraken en pogingen tot inbraken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één poging tot inbraak, maar hem wel veroordeeld voor negen inbraken en zes pogingen tot inbraken. De feiten vonden plaats in cafés en een juwelier, waarbij de verdachte telkens dezelfde modus operandi hanteerde. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schakelbewijs, waarbij eerdere bewezenverklaarde feiten als ondersteunend bewijs zijn gebruikt voor de nieuwe tenlasteleggingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten, waarbij hij telkens met een breekijzer of koevoet probeerde binnen te komen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd voor de geleden materiële schade. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de ernst van de gepleegde delicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/035926-19
Datum uitspraak: 5 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Justitieel Complex Schiphol te Badhoevedorp,
raadsman mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 27 mei 2019, 7 augustus 2019, 31 oktober 2019 en 22 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 17 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de onder 1 tot en met 16 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de door de verbalisanten [naam agent 1] en [naam agent 2] opgemaakte processen-verbaal van herkenning bij de beoordeling van het bewijs buiten beschouwing dienen te worden gelaten, omdat deze herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn. Het gebruik van schakelbewijs is niet toegelaten omdat er bij de tenlastegelegde feiten geen sprake is van een gelijkluidende specifieke modus operandi. Voor het overige is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten.
Ten aanzien van het onder 17 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1 (zaak [naam horecagelegenheid 1] )
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat er in de nacht van 11 februari 2019, omstreeks 03:40 uur, een poging tot inbraak is gepleegd bij het [naam horecagelegenheid 1] aan de [adres horecagelegenheid 1] in Berkel en Rodenrijs. Daarbij is met behulp van een breekijzer geprobeerd een raam open te breken dan wel een gat te maken in het hout van een kozijn. De dader was gekleed in een donkerkleurige bodywarmer met daaronder een lichtkleurige hoodie met capuchon, joggingbroek, lichtkleurige sneakers en een zwarte muts.
De eigenaar van het café heeft de politie gewaarschuwd. Toen de politie ter plaatse kwam is een man bij het café weggerend die voldeed aan het door de eigenaar opgegeven signalement. De verbalisanten hoorden daarbij het geluid van vallend ijzer. Zij zetten de achtervolging in en toen zij voorbij het café renden zagen zij een breekijzer op de grond liggen.
De wegrennende man is even verderop als bijrijder in een grijze Peugeot, type 1007 met kenteken [kentekennummer] gesprongen. De politie heeft de achtervolging ingezet, en is de auto bij de Bergse Dorpsstraat in Rotterdam uit het zicht verloren. Kort daarna werd de auto zonder inzittenden aangetroffen in de Adriaen van der Doeslaan (vlakbij de Bergse Dorpsstraat). Er werd een zoekactie opgestart naar de inzittenden en met de hulp van een politiehond werden twee mannen in een nabijgelegen bosschage gevonden. Dit bleken de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] te zijn. Het signalement van de verdachte kwam overeen met het signalement van de dader. Verder zijn in de auto op een blikje Red Bull en een rietje uit een pakje Taksi speeksporen aangetroffen. Uit het onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) blijkt dat het DNA-materiaal in deze speekselsporen overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. Dit vormt een sterke aanwijzing dat de verdachte in de auto heeft gezeten.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is die de poging tot inbraak bij het [naam horecagelegenheid 1] heeft gepleegd.
Feit 2 (zaak [naam horecagelegenheid 2] )
Op 23 september 2018, omstreeks 05:30 uur, is ingebroken in het [naam horecagelegenheid 2] , gevestigd aan de [adres horecagelegenheid 2] te Rotterdam. Daarbij is het rolluik geopend door verbreking van het toegangskastje van het rolluik en vervolgens is de ruit van de toegangsdeur verbroken. Binnen heeft de dader twee gokkasten opengebroken en uit één van die gokkasten de geldlade met geld weggenomen. In het café is achter de gokkast een schroevendraaier aangetroffen. De aangeefster heeft verklaard dat die schroevendraaier van de dader moet zijn geweest. Uit het uitgevoerde vergelijkend werktuigsporenonderzoek blijkt dat de krassporen op de gokkasten op de plekken waar deze zijn verbroken waarschijnlijk zijn veroorzaakt met een schroevendraaier. Op het heft van de schroevendraaier is DNA-materiaal aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is die de inbraak bij het [naam horecagelegenheid 2] heeft gepleegd.
Feit 5 (zaak [naam horecagelegenheid 3] )
Op 6 februari 2019, omstreeks 03:48 uur, is een poging tot inbraak gepleegd bij [naam horecagelegenheid 3] aan [adres horecagelegenheid 3] te Krimpen aan den IJssel. Hierbij was de voorruit van het eetcafé vernield en waren in het eetcafé twee gokkasten opengebroken. De hoppers, de uitbetalingsmechanismen, waren uit de gokkasten gehaald. Omdat de hoppers de avond ervoor waren geleegd, is hieruit geen geld weggenomen. Blijkens de camerabeelden waarop de inbraak te zien was, betrof de dader een blanke man, die gekleed was in een donkerkleurige bodywarmer met daaronder een lichtkleurige hoodie met capuchon, een joggingbroek, lichtkleurige Nike sneakers en een muts. Bij de gokkasten had hij een schroevendraaier in zijn hand.
Van deze camerabeelden was een foto gemaakt waarop de dader te zien was. Verbalisant [naam agent 2] heeft de verdachte daarop herkend tijdens het verhoor van de verdachte op 12 februari 2019. Zij herkende de verdachte aan zijn gezicht, neus en mond. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om aan deze herkenning te twijfelen en acht deze dan ook betrouwbaar. De camerabeelden zijn in kleur, van goede kwaliteit, en de dader komt met zijn gezicht in beeld. De rechtbank heeft de overtuiging dat de verbalisant, mede omdat zij de verdachte tijdens zijn verhoor in persoon heeft gezien, de verdachte op de camerabeelden heeft kunnen herkennen en ook heeft herkend.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook de poging tot inbraak bij [naam horecagelegenheid 3] heeft gepleegd.
Feit 10 (zaak [naam horecagelegenheid 4] )
Op 31 januari 2019, omstreeks 4:00 uur, heeft een inbraak plaatsgevonden bij [naam horecagelegenheid 4] , gelegen aan de [adres horecagelegenheid 4] te ’s-Gravenhage. Hierbij is de toegang tot het eetcafé verschaft door middel van vernieling van een ruit. De ruit is opengewrikt met een schroevendraaier en vervolgens ingedrukt. In het eetcafé zijn twee gokkasten opengebroken. Uit deze gokkasten zijn de geldlades/hoppers met geld weggenomen. Ook is geld uit de kassa en een gokbak met geld meegenomen. Op de camerebeelden van het eetcafé is te zien dat de dader een man was, die was gekleed in een donkerkleurige bodywarmer met daaronder een kledingstuk met lichtkleurige mouwen en een naar achter gevouwen capuchon met touwtjes, een joggingbroek van het merk Nike, sneakers van het merk Nike en een muts.
Verbalisant [naam agent 1] heeft de verdachte op de foto’s van deze camerabeelden herkend als de dader. Zij heeft de verdachte verhoord op 19 februari 2019 en heeft ook de camerabeelden van onder andere de poging tot inbraak bij [naam horecagelegenheid 3] bekeken. Zij herkende de verdachte aan de vorm van zijn gezicht, waaronder zijn neus en mond, en ook aan zijn kleding. De verdachte droeg een zwarte bodywarmer met daaronder een hoody met capuchon en een trainingsbroek van het merk Nike en een zwarte muts. Dit komt overeen met de kleding van de dader die te zien was op camerabeelden van [naam horecagelegenheid 3] . De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om aan deze herkenning te twijfelen en acht deze dan ook betrouwbaar. De camerabeelden zijn van vrij goede kwaliteit en de dader komt op de camerabeelden met zijn gezicht in beeld. De rechtbank heeft de overtuiging dat de verbalisant, mede omdat zij de verdachte tijdens zijn verhoor in persoon heeft gezien, de verdachte op de camerabeelden heeft kunnen herkennen en ook heeft herkend.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook de inbraak bij [naam horecagelegenheid 4] heeft gepleegd.
Feit 11 (zaak [naam horecagelegenheid 5] )
Op 6 februari 2019, omstreeks 02:50 uur, heeft een poging tot inbraak plaatsgevonden bij [naam horecagelegenheid 5] aan de [adres horecagelegenheid 5] te Rotterdam. Op camerabeelden van het café is te zien dat een blanke man dicht tegen de gevel aan staat, en iets met een breekijzer probeert te verbreken. De man was gekleed in een donkerkleurige bodywarmer met daaronder een lichtkleurige hoodie met capuchon, lichtkleurige joggingbroek, lichtkleurige sneakers van het merk Nike en een zwarte muts. De poging tot inbraak is uiteindelijk mislukt.
Op het plaats delict zijn indrukpunten van een breekijzer aangetroffen. Uit het vergelijkend werktuigsporenonderzoek blijkt dat deze indrukpunten zijn veroorzaakt door het breekijzer dat (gelet op hetgeen daarover in het voorgaande is overwogen) op 11 februari 2019 door de verdachte is achtergelaten bij [naam horecagelegenheid 1] . De verdachte heeft hiervoor geen enkele redengevende verklaring gegeven.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook de poging tot inbraak bij [naam horecagelegenheid 5] heeft gepleegd.
Feit 13 (zaak [naam horecagelegenheid 6] )
Op 7 februari 2019 heeft, omstreeks 03:26 uur, een poging tot inbraak plaatsgevonden bij [naam horecagelegenheid 6] gelegen aan de [adres horecagelegenheid 6] te Rotterdam. Op de camerabeelden is te zien dat de dader een blanke man was, gekleed in een donkerkleurige bodywarmer met daaronder een hoodie met capuchon, broek, schoenen met reflectie en een muts. De dader probeerde met een breekijzer iets bij het raam te verbreken. De poging is uiteindelijk mislukt.
Het breekijzer heeft bij het raam indrukpunten achtergelaten. Uit het vergelijkend werktuigsporenonderzoek blijkt dat deze werktuigsporen zijn veroorzaakt door het breekijzer dat door de verdachte is achtergelaten bij [naam horecagelegenheid 1] op 11 februari 2019. De verdachte heeft hiervoor geen enkele redengevende verklaring gegeven.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook de poging tot inbraak bij [naam horecagelegenheid 6] heeft gepleegd.
Feit 17 (zaak [naam horecagelegenheid 7] )
Op 30 september 2018 is er, omstreeks 05:30 uur, bij [naam horecagelegenheid 7] aan de [adres horecagelegenheid 7] te Delft een inbraak gepleegd. Bij deze inbraak is geprobeerd een raam te openen, is vervolgens een gat in het raam gemaakt, en is de dader daarna naar binnen gegaan. Binnen zijn twee gokkasten opengebroken en vervolgens is het geld uit deze gokkasten weggenomen. Langs het gat van de verbroken ruit en op één van de gokkasten is bloed aangetroffen. Ook is huidepitheel aangetroffen op het breekijzer dat nog aan het raamkozijn hing. Daarop is DNA-materiaal aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte.
Ook ten aanzien van deze inbraak is daarom wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat deze door de verdachte is gepleegd.
Feiten 4, 6 tot en met 9 en 14 tot en met 16
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (11 januari 2000, NJ 2000, 194) is het gebruik van aan andere bewezenverklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen (ook wel aangeduid als de modus operandi).
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de onder 4, 6 tot en met 9 en 14 tot en met 16 ten laste gelegde (pogingen tot) bedrijfsinbraken bij café’s zich allen kenmerken door dezelfde modus operandi als bij de feiten 1, 2, 5, 10, 11, 13 en 17.
Kenmerkend voor de werkwijze van de dader is dat telkens een café met gokkasten als doelwit werd uitgekozen. De dader verschafte zich in de vroege ochtend toegang tot de café’s, althans poogde dat te doen, door verbreking van een ruit, al dan niet na verbreking van een rolluik. Als het de dader eenmaal was gelukt om binnen te komen, liep de dader doelgericht naar de gokkasten toe. De gokkasten werden vervolgens met een schroevendraaier opengebroken en daaruit werd, indien aanwezig, (geldlades/hoppers met) geld weggenomen. De inbraken, danwel pogingen daartoe, duurden telkens slechts enkele minuten. Telkens is slechts één dader naar binnen gegaan. Ten slotte blijkt uit het dossier dat de dader zich op een kenmerkende manier kleedde. De dader droeg vrijwel altijd een joggingbroek, een hoody, een donkerkleurige bodywarmer, zwarte muts en lichte sportschoenen (van het merk Nike). Het samenspel van deze elementen is voldoende specifiek om aan de verdachte toe te schrijven.
Ten slotte zijn de inbraken, althans pogingen daartoe, voor de tenlastegelegde feiten waarop het schakelbewijs betrekking heeft, vastgelegd op camerabeelden. De kwaliteit van deze camerabeelden is wisselend, en in ieder geval onvoldoende om de verdachte met zekerheid te herkennen. Wel blijkt uit de camerabeelden dat het signalement van die dader steeds nagenoeg geheel overeenkomt met het signalement van de dader in de zaken 1, 5, 10, 11 en 13. Hieruit volgt in ieder geval dat het signalement van de dader strookt met het signalement van de verdachte. Dit sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de verdachte ook de dader is.
Gelet op de gelijkluidende modus operandi, en bezien in samenhang met voornoemde omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van schakelbewijs is toegelaten. De uit de bewijsmiddelen blijkende gang van zaken, waaronder begrepen de context waarbinnen en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, komen op essentiële punten overeen met de redengevende feiten en omstandigheden van de bewezen verklaarde feiten 1, 2, 5, 10, 11, 13 en 17. De in de bewijsmiddelenbijlage opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van deze feiten dragen daarom bij (als schakelbewijs) tot het bewijs van de overige ten laste gelegde feiten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat, in onderling verband en samenhang bezien met de overige gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de onder 4, 6 tot en met 9 en 14 tot en met 16 ten laste gelegde feiten.
Geen medeplegen bij de feiten 1, 2 en 4 tot en met 11 en 13 tot en met 16
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 tot en met 11 en 13 tot en met 16 ten laste gelegde feiten in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [naam medeverdachte] of een ander heeft begaan. Er is hierbij dus geen bewijs voor medeplegen.
Vrijspraak feit 12 (zaak [naam horecagelegenheid 8] )
De rechtbank is van oordeel dat bij dit feit, anders dan bij de feiten 4, 6 tot en met 9 en 14 tot en met 16, schakelbewijs niet is toegelaten. Voor dit feit is geen bewijsmateriaal aanwezig dat op essentiële punten overeenkomt met de redengevende feiten en omstandigheden van de bewezen verklaarde feiten 1, 2, 5, 10, 11, 13 en 17.
De onder 12 ten laste gelegde poging tot inbraak bij [naam horecagelegenheid 8] is daarom niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan dus vrijgesproken.
Feit 3 (zaak [naam juwelier] )
Op 11 januari 2019 omstreeks 22:15 uur is een inbraak gepleegd bij juwelier [naam juwelier] , gevestigd aan de [adres juwelier] te Capelle aan den IJssel. Daarbij is de toegang tot de winkel verschaft door het verbreken/saboteren van het sleutelcontactkastje voor de rolluiken dat aan de buitenzijde van de winkel zit, waardoor de rolluiken omhoog zijn gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat drie daders de winkel zijn binnengegaan, met een (klauw)hamer meerdere vitrines hebben ingeslagen en vervolgens daaruit diverse juwelen, bladen met ringen en etalagemateriaal hebben weggenomen.
Omstreeks 22:25 uur rennen de daders weg.
De verdachte is op afbeeldingen van deze camerabeelden door meerdere verbalisanten herkend als één van van de daders. Verbalisant [naam agent 3] heeft verklaard dat zij de verdachte ambtshalve kende van eerdere politieonderzoeken. Verbalisant [naam agent 3] herkende de verdachte aan zijn postuur, vorm van zijn gezicht, lichte grijze gezichtsbeharing en zijn gedrongen manier van lopen. Verbalisant [naam agent 1] heeft verdachte herkend aan zijn schoenen. Deze schoenen kwamen overeen met de schoenen die de verdachte droeg tijdens zijn aanhouding op 11 februari 2019. De camerabeelden zijn in kleur en van hoge kwaliteit. Alhoewel slechts een gedeelte van het gezicht van de dader die als de verdachte wordt herkend in beeld is, zijn er voldoende specifieke kenmerken zichtbaar op basis waarvan verbalisanten de verdachte hebben kunnen herkennen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte deze inbraak heeft gepleegd en hij dit in nauwe en bewuste samenwerking heeft gedaan met (ten minste) twee anderen. Bewezen is dus dat sprake is van medeplegen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 17 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. (Zaak [naam horecagelegenheid 1] )
hij op 11 februari 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat
/dieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
(n), te weten aan [naam horecagelegenheid 1] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak
met een breekijzer getracht heeft een raam open te breken en/of getracht heeft een gat te maken in het hout van een kozijn,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 2] )
hij op 23 september 2018 te Rotterdam
€ 475,00, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
3. ( (Zaak [naam juwelier] )
hij op 10 januari 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met anderen,
diverse juwelen en bladen met ringen en etalagemateriaal, d
ieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde
n, te weten aan juwelier [naam juwelier] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak ;
4. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 9] )
hij op 21 januari 2019 te Krimpen aan den IJssel
een geldbedrag en goederen van zijn gading, d
ieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan [naam horecagelegenheid 9] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
5. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 3] )
hij op 6 februari 2019 te Krimpen aan de IJssel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 3] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemengoed onder zijn bereik te brengen door middel van braak
en twee gokkasten heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 10] )
hij
op16 januari 2019 te Capelle aan den IJssel
€ 400,00 en twee hoppers, d
ieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan [naam horecagelegenheid 10] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
7. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 11] )
hij op 21 januari 2019 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag van zijn gading, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 11] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak ,
het sleutelkastje van het rolluik heeft geforceerd en een ruit heeft verbroken en twee gokkasten heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 12] )
hij op 30 januari 2019 te Vlaardingen
een geldbedrag, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 12] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
9. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 13] )
hij
op30 januari 2019 te Rotterdam
€ 350,00, althans een geldbedrag, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 13] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat een geldbedrag, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
10. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 4] )
hij
op31 januari 2019 te 's-Gravenhage
een geldbedrag en geldcassettes en een gokbak met daarin een geldbedrag, d
ieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
n, te weten aan [naam horecagelegenheid 4] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
11. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 5] )
hij op 6 februari 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat
/dieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
(n), te weten aan [naam horecagelegenheid 5] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en
- een rolluik heeft geforceerd
- een raam heeft geopend en vervolgens door een raam naar binnen is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
13. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 6] )
hij op 7 februari 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat
/dieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
(n), te weten aan [naam horecagelegenheid 6] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
door middel van braak ,
met een koevoet en/of breekijzer geprobeerd heeft een raam open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
14. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 1] 2)
hij op 4 februari 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat
/dieaan een ander dan aan verdachte toebehoorde
(n), te weten aan [naam horecagelegenheid 1] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak ,
- één of meerdere ruiten van het café heeft kapot geslagen en/of ingetrapt;
- en vervolgens geprobeerd heeft door dat gebroken raam het café in te gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
15. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 14] )
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te Vlaardingen
een geldbedrag, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 14] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
16. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 15] )
hij op 29 januari 2019 te Rotterdam
een geldlade met daarin ongeveer € 300,00, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 15] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
17. ( (Zaak [naam horecagelegenheid 7] )
hij op 30 september 2018 te Delft
€ 500,00, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 7] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1, 5, 7, 11, 13 en 14.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feiten 2, 4, 6, 8 tot en met 10 en 15 tot en met 17.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan tien bedrijfsinbraken en zes pogingen tot bedrijfsinbraken. Eén van de bedrijfsinbraken (de inbraak bij de juwelier) heeft hij samen met anderen gepleegd. Bij de inbraken zijn geldbedragen en/of goederen weggenomen en bij alle (pogingen tot) inbraken is (flinke) schade toegebracht. Er zijn onder meer ruiten, raamkozijnen en rolluiken vernield of beschadigd. Bij meerdere café’s zijn ook één of meer gokkasten opengebroken. Bij de juwelier is een grote ravage aangericht. Daar is een aantal vitrines vernield en is ook schade toegebracht aan juwelen die op de grond zijn gegooid. Daar is ook een groot aantal (kostbare) juwelen en ringen weggenomen. De financiële waarde van deze buit was aanzienlijk. De getroffen ondernemers hebben daarnaast ook te kampen gehad met een verstoring van hun normale bedrijfsvoering, met alle overlast en frustratie van dien. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de gedupeerden. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte reeds veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Er is sprake van een groot aantal veroordelingen voor vermogensdelicten, met name (pogingen tot) bedrijfsinbraken. Onder meer is hij in 2015 door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren voor zes bedrijfsinbraken en vijf pogingen tot bedrijfsinbraken. In deze zaak was de verdachte voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar in verband met het opnieuw plegen van strafbare feiten is de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI) herroepen. Deze VI-zaak loopt nog in cassatie.
Op dit uittreksel staat ook een (nog niet-onherroepelijke) veroordeling op 21 december 2018 door de politierechter in deze rechtbank. Dit is nadat de onder 2 en 17 ten laste gelegde feiten zijn gepleegd. Daarmee zal rekening worden gehouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Reclasseringsrapport
GGZ Reclassering Fivoor heeft op 23 mei 2019 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een delictpatroon ten aanzien van het plegen van vermogensdelicten. De kans op nieuw delictgedrag wordt gelet daarop aanwezig geacht.
Ook is sprake van een instabiele leefsituatie. De verdachte is ten aanzien van onderdak afhankelijk van anderen en beschikt met wisselende periodes over een uitkering. Het gebrek aan structureel inkomen zou in relatie kunnen staan tot zijn delictgedrag. Hij is al lange tijd bekend bij de reclassering en liet een wisselende houding ten aanzien van zijn medewerking zien. De verdachte heeft geen hulpvraag en ziet geen meerwaarde in een reclasseringstoezicht in het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling. Tevens lijkt een dergelijk kader hem er niet van te weerhouden om delicten te plegen, daar hij binnen zijn VI wederom met justitie in aanraking is gekomen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of reclasseringstoezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Daarom wordt geadviseerd om, bij een veroordeling, een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Verweer verdediging met betrekking tot inzet politiehond
De raadsman heeft aangevoerd dat de inzet van de politiehond bij de aanhouding van de verdachte op 11 februari 2019 zodanig in strijd is geweest met artikel 8 van de Politiewet en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit dat sprake is van een ernstig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is door de politiehond in zijn been gebeten en is hierdoor gewond geraakt. Hij heeft daardoor enige tijd in het ziekenhuis moeten doorbrengen en dit is voor hem een zeer traumatische gebeurtenis geweest. Verzocht is in verband hiermee strafvermindering toe te passen.
De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan het volgende.
Gelet op de feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat met de inzet van de politiehond niet in strijd is gehandeld met artikel 8 van de Politiewet en de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit niet zijn overschreden. Voorafgaand aan de inzet van de politiehond is door de begeleider van de hond luidkeels geroepen dat de verdachten tevoorschijn moesten komen en dat bij het uitblijven hiervan de politiehond ingezet zou worden. Gelet op de afstand tussen de verbalisant en de verdachte moet de verdachte dit hebben gehoord en begrepen hebben dat hij tevoorschijn moest komen. De verdachte hield zich schuil in de struiken en heeft geen gehoor gegeven aan de oproep. Ook was de politiehond steeds aangelijnd en stond hij dus constant onder direct toezicht van de geleider. Onder deze omstandigheden was de inzet van de politiehond niet onrechtmatig. De rechtbank is reeds daarom van oordeel dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer wordt verworpen.
7.5.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de ernst van de feiten en het grote aantal feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank ziet, mede gelet op het uitgebreide strafblad van de verdachte en het advies van de reclassering, geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Bij de strafmaat is ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vorderingen
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [naam benadeelde 1] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] , ter zake van de onder 1 en 14 ten laste gelegde feiten. Zij vordert een vergoeding van € 1.681,08 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [naam benadeelde 2] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 2] , ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 611,04 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [naam benadeelde 3] , vertegenwoordig door [naam vertegenwoordiger 3] , ter zake het onder 7 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 2.608,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [naam benadeelde 4] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 4] , ter zake het onder 11 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 200,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [naam benadeelde 5] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 5] , ter zake van het onder 12 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 185,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • [naam benadeelde 6] , vertegenwoordig door [naam vertegenwoordiger 6] , ter zake van het onder 17 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 2.732,91 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 5] en [naam benadeelde 6] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vorderingen zijn met facturen onderbouwd. Zij stelt dat voor de vorderingen van [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 5] de hoofdelijke aansprakelijkheid met medeverdachte [naam medeverdachte] geldt.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] in hun vorderingen, omdat deze vorderingen niet zijn onderbouwd.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich, in verband met de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen. Subsidair is het volgende standpunt ingenomen:
  • ten aanzien van de vordering van [naam benadeelde 1] : de benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor zover deze ziet op de kosten van voor de werkzaamheden door het bedrijf [naam bedrijf], omdat de factuur van dit bedrijf zeer onduidelijk is en de kosten bovenmatig zijn. Meer subsidiair is verzocht de schade zelf te begroten en het schadebedrag vast te stellen op een bedrag van maximaal € 280,- (voor het vervangen van de ruit en de belettering van de ruit);
  • ten aanzien van de vordering van [naam benadeelde 6] : verzocht wordt om het gevorderde bedrag te matigen, omdat de kosten voor het schilderwerk naar de mening van de verdediging te hoog zijn en onvoldoende is toegelicht waarom deze kosten zo hoog zijn;
- ten aanzien van de vorderingen van [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] : verzocht wordt om deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen, omdat deze vorderingen niet zijn onderbouwd.
8.4.
Beoordeling
De vordering van [naam benadeelde 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door de onder 1 en 14 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Bij feit 1 is het raamkozijn beschadigd en bij feit 14 is de ruit ingetrapt en daarmee in zijn geheel vernield. De rechtbank is van oordeel dat de vordering ook voldoende is onderbouwd. Er zijn facturen overgelegd en daarin is duidelijk gespecificeerd welke herstelwerkzaamheden zijn verricht en welke overige kosten in verband daarmee zijn gemaakt. Ook zijn de opgevoerde uren en bedragen niet onredelijk. Daarom zal deze vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte dit feit samen met een mededader of mededaders heeft gepleegd, is hoofdelijke aansprakelijkheid niet aan de orde.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 februari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vordering van [naam benadeelde 6]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 6] door het onder 17 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Er zijn raamkozijnen beschadigd en er is een ruit vernield. Ook is schade toegebracht aan twee gokkasten en is er € 500,- gestolen uit de gokkasten. De rechtbank is van oordeel dat de vordering ook voldoende is onderbouwd. Er zijn facturen overgelegd en daarin zijn de uitgevoerde werkzaamheden en kosten duidelijk gespecificeerd. Dit geldt ook voor de kosten voor het schilderwerk. De rechtbank acht deze kosten ook niet bovenmatig en ziet daarom geen reden om deze te matigen. Daarom zal deze vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 september 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De vordering van [naam benadeelde 5]
De benadeelde partij [naam benadeelde 5] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de verdachte van het onder 12 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
In verband hiermee zal de benadeelde partij [naam benadeelde 5] worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
De vorderingen van [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4]
De benadeelde partijen [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] hebben hun vorderingen niet voldoende onderbouwd. Het aanhouden van de procedure voor een nadere onderbouwing zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Om die reden zullen deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.
In verband hiermee zullen deze benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 1.681,08, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 6] een schadevergoeding betalen van € 2.732,91, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Ten aanzien van deze twee vorderingen wordt tevens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Voor de duur van de maximale termijn van de gijzeling sluit de rechtbank aan bij de omrekeningstabel schadevergoedingsmaatregel naar dagen (vervangende) hechtenis zoals die tot 1 januari 2020 nagenoeg steeds werd toegepast. Dit mede omdat de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) op dit punt niet was gericht op het tot stand brengen van een andere wijze van omrekening.
Over de door de benadeelde partijen [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 4] gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 12 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 11 en 13 tot en met 17 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.681,08 (zegge: duizend zeshonderdeenentachtig euro en acht eurocent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 1.681,08
(hoofdsom,
zegge: duizend zeshonderdeenentachtig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom van € 1.681,08
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
26 (zesentwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 6] , te betalen een bedrag van
€ 2.732,91 (zegge: tweeduizend zevenhonderdtweeëndertig euro en eenennegentig eurocent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 6] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 6] te betalen
€ 2.732,91
(hoofdsom,
zegge: tweeduizend zevenhonderdtweeëndertig euro en eenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom van € 2.732,91
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
37 (zevenendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 6] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 5] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. M. Smit en J.J. Kuipers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Zaak [naam horecagelegenheid 1]
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Langsingerland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/hun mededaders toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 1] en/of [naam vertegenwoordiger 1] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking
met een koevoet en/of breekijzer getracht heeft een raam open te breken en/of getracht heeft een gat te maken in het hout van een kozijn,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
Zaak [naam horecagelegenheid 2]
hij op of omstreeks 23 september 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
€ 475,00, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 2] en/of [naam ] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3.
Zaak [naam juwelier]
hij op of omstreeks 10 januari 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse juwelen en/of sieraden en/of bladen met ringen en/of etalagemateriaal, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan juwelier [naam juwelier] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
4.
Zaak [naam horecagelegenheid 9]
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Krimpen aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 9] en/of [naam 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
5.
Zaak [naam horecagelegenheid 3]
hij op of omstreeks 6 februari 2019 te Krimpen aan de IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 3] en/of [naam vertegenwoordiger 2] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking
- de voorruit (van het eetcafé) en/of twee gokkasten heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6.
Zaak [naam horecagelegenheid 10]
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2019 tot en met 16 januari 2019 te Capelle aan den IJssel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
€ 400,00 althans een geldbedrag en/of twee hoppers (uitbetaalsystemen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 10] en/of [naam 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
7.
Zaak [naam horecagelegenheid 11]
hij op of omstreeks 21 januari 2019 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader (s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 11] en/of [naam vertegenwoordiger 3] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
het sleutelkastje van het rolluik heeft geforceerd en/of een ruit heeft verbroken en/of twee gokkasten heeft opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
8.
Zaak [naam horecagelegenheid 12]
hij op of omstreeks 30 januari 2019 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 12] en/of [naam 3] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
9.
Zaak [naam horecagelegenheid 13]
hij in of omstreeks de periode van 29 januari 2019 tot en met 30 januari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
€ 350,00, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 13] en/of [naam 4] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat een geldbedrag, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braaken/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
10.
Zaak [naam horecagelegenheid 4]
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2019 tot en met 31 januari 2019 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag en/of geldcassettes en/of en een gokbak met daarin (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 4] en/of [naam 5] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
11.
Zaak [naam horecagelegenheid 5]
hij op of omstreeks 6 februari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 5] en/of [naam vertegenwoordiger 4] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- een rolluik heeft geforceerd
- een raam heeft geopend en/of (vervolgens) door een raam naar binnen is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
12.
Zaak [naam horecagelegenheid 8]
hij op of omstreeks 6 februari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 8] en/of [naam 6] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
heeft geprobeerd de toegangsdeur (van het café) te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
13.
Zaak [naam horecagelegenheid 6]
hij op of omstreeks 7 februari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 6] en/of [naam 7] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking,
met een koevoet en/of breekijzer geprobeerd heeft een raam open te breken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
14.
Zaak [naam horecagelegenheid 1] 2
hij op of omstreeks 4 februari 2019 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag en/of goederen van zijn/haar gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 1] en/of [naam vertegenwoordiger 1] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- één of meerdere ruiten van het café heeft kapot geslagen en/of ingetrapt;
- en/of (vervolgens) geprobeerd heeft door dat gebroken raam het café in te gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
15.
Zaak [naam horecagelegenheid 14]
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
€ 1000,00 althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 14] en/of [naam 8] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
16.
Zaak [naam horecagelegenheid 15]
hij op of omstreeks 29 januari 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldlade met daarin ongeveer € 300,00, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 15] en/of [naam 9] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
17.
Zaak [naam horecagelegenheid 7]
hij op of omstreeks 30 september 2018 te Delft
€ 500,00, althans een geldbedrag, in elk geval een goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam horecagelegenheid 7] en/of [naam vertegenwoordiger 6] heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)