ECLI:NL:RBROT:2020:1581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/271796-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken en witwassen door gebrek aan bewijs

In de zaak tegen de verdachte, geboren in Albanië en niet ingeschreven in de basisregistratie, heeft de rechtbank Rotterdam op 20 februari 2020 uitspraak gedaan. De verdachte was preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, had gevorderd tot bewezenverklaring van twee feiten, namelijk de opzettelijke aanwezigheid van cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van € 1.800. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten.

Bij de bewijswaardering van feit 1, de aanwezigheid van cocaïne, heeft de rechtbank vastgesteld dat de drugs in een kast waren aangetroffen, maar niet kon worden vastgesteld wie de eigenaar was of of de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. De verdachte had slechts een nacht in de woning verbleven en er was geen bewijs dat hij de drugs in zijn machtssfeer had. Daarom werd hij vrijgesproken van dit feit.

Wat betreft feit 2, het witwassen van € 1.800, heeft de rechtbank ook hier onvoldoende bewijs gevonden. De verdachte verklaarde dat hij het geld had verdiend als elektricien in Albanië en dat hij op vakantie was in Nederland. Aangezien de verdachte was vrijgesproken van feit 1, kon er geen verband worden gelegd tussen het geldbedrag en een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat het geld niet wettig en overtuigend was bewezen als afkomstig uit een misdrijf, en sprak de verdachte ook hiervan vrij. De rechtbank besloot tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/271796-19
Datum uitspraak: 20 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Albanië),
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaast hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Ter Apel.
Raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van feit 1 en feit 2;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft bewijsverweren gevoerd en algehele vrijspraak bepleit.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er in de woning waar de verdachte, zijn medeverdachte [naam medeverdachte] en drie vrouwen verbleven twee pakketten met cocaïne zijn aangetroffen in een kast in de slaapkamer waar de drie vrouwen sliepen. De twee pakketten zaten in een rode plastic zak die zich in een blauwe tas bevond. Uit de bij voornoemd proces-verbaal van bevindingen gevoegde foto blijkt dat er onderin de kast meerdere (plastic) tassen en kledingstukken lagen en dat er diverse jassen in de kast hingen. De rechtbank heeft uit de verklaringen van de vijf betrokken personen niet kunnen vaststellen wie de eigenaar van de aangetroffen verdovende middelen was, noch of iemand van hen wist dat de verdovende middelen in de woning aanwezig waren.
Omtrent de situatie in de woning heeft de rechtbank slechts kunnen vaststellen dat de twee pakketten niet op een direct zichtbare plaats lagen, maar in een kast in een slaapkamer waarvan niet is gebleken dat deze door de verdachte werd gebruikt. De verdachte heeft verklaard dat hij slechts een nacht in de woning aanwezig is geweest en dat hij en medeverdachte [naam medeverdachte] in de woonkamer hebben geslapen. Daar komt bij dat er geen onderzoek is gedaan naar/aan andere in de woning aangetroffen voorwerpen. Evenmin zijn de eigenaar van de woning [naam 1] en diens vader [naam 2] nader gehoord ter mogelijke herkenning van de verdachten als degenen met wie (veel) eerder contact is geweest over het gebruik van de woning.
Een en ander betekent dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat de verdachte gedurende een zodanig lange periode van de woning gebruik heeft gemaakt en/of sprake is geweest van zodanige omstandigheden dat daaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugs en dat hij deze in zijn machtssfeer heeft gehad.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.2.
Bewijswaardering feit 2
Hoewel in de woning waar de verdachte verbleef op verschillende plaatsen twaalf geldbedragen zijn aangetroffen - in totaal ruim € 46.000 en CHF 1.240 - wordt de verdachte alleen verweten dat hij een geldbedrag van € 1.800,00 heeft witgewassen.
Het geldbedrag is door de politie aangetroffen in een koffer die was gevuld met kleding en die lag in de woonkamer van de woning.
De officier van justitie heeft - op basis van bewezenverklaring van feit 1 - gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft steeds verklaard (samengevat) dat hij het geld heeft verdiend met zijn werk als electriciën in Albanië en dat hij voor 15 dagen op vakantie was in Nederland en daarom het geld bij zich had in zijn koffer.
De verdachte wordt zoals hiervoor vermeld vrijgesproken van feit 1, zodat in de vondst van de pakketten onvoldoende aanknopingspunt kan worden gezien voor een misdrijf waaruit genoemd bedrag afkomstig zou zijn. Ook voor het overige heeft de rechtbank niet op grond van bewijsmiddelen kunnen vaststellen dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Uit de feiten en omstandigheden waaronder het geldbedrag is aangetroffen kan niet worden afgeleid dat het niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is. Ook de grootte van het geldbedrag draagt daar onvoldoende aan bij. Daar komt bij dat de verdachte een niet onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld, die niet zonder meer kan worden gepasseerd.
Dit betekent dat het feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft een lijst overgelegd met een inbeslaggenomen maar nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 1.800. Een exemplaar van de lijst is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het geldbedrag verbeurd te verklaren.
6.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft - in lijn met haar vrijspraakbetoog - verzocht om teruggave van het geldbedrag aan de verdachte.
6.4.
Beoordeling
De verdachte zal worden vrijgesproken en zal niet worden veroordeeld wegens een strafbaar feit. Dit betekent dat daarmee niet is voldaan aan het vereiste voor verbeurdverklaring dat is opgenomen in artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal dan ook een last tot teruggave aan de verdachte geven als zijnde degene bij wie het geldbedrag in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte de onder
1 en 2ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (bijlage II), als volgt:
- gelast de
teruggave aan verdachtevan:
- (nummer 1) 1800 EUR (Omschrijving: ibg 12-11-19, [beslagnummer] ).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
mr. K.A. Baggerman en mr. R.J. Verbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 november 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 1.994,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2019, te Rotterdam,
althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van 1.800 euro, heeft verworven,
voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 1.800 euro gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat
voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig misdrijf.