In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2003. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling en een machtiging voor gesloten jeugdhulp, omdat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en het gedrag van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij belanghebbenden, waaronder de ouders en de minderjarige zelf, aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] momenteel verblijft in een gesloten instelling voor jeugdhulp, Hestia, en dat er eerder een voorlopige ondertoezichtstelling is verleend. De ouders hebben een plan van aanpak gepresenteerd, waarin zij beargumenteren dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] in de thuissituatie kan worden gewaarborgd zonder dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. Echter, de kinderrechter oordeelt dat de zorgen over [voornaam minderjarige] ernstig zijn, vooral gezien haar seksueel overschrijdend gedrag en de invloed van derden op haar welzijn.
De kinderrechter heeft besloten om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 21 april 2020. De kinderrechter heeft ook bepaald dat er op 14 april 2020 een verhoor zal plaatsvinden om de voortgang van de zaak te bespreken. De beslissing is mondeling gegeven en de schriftelijke uitwerking zal later volgen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.