ECLI:NL:RBROT:2020:1542

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
C/10/589958 / JE RK 20-176
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing en oplegging van een dwangsom in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Het verzoek betreft de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die op 9 januari 2020 is gegeven met betrekking tot de verzorging en opvoeding van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn betrokken bij deze procedure, waarbij de moeder en de vader hun standpunten hebben toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd communicatieproblemen zijn tussen de ouders, wat het moeilijk maakt om tot afspraken te komen over de omgangsregeling. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd en een dwangsom opgelegd aan de vader van €100,00 per dag bij niet-nakoming, met een maximum van €400,00. De kinderrechter benadrukt het belang van een positieve omgang tussen [voornaam minderjarige] en beide ouders, zonder dat hij wordt belast met de problemen tussen hen. De ouders zijn recent gestart met een mediation-traject om de communicatie te verbeteren en tot afspraken te komen over de omgang.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens C/10/589958 / JE RK 20-176
datum uitspraak: 10 februari 2020
beschikking verzoek bekrachtiging schriftelijke aanwijzing en oplegging dwangsom
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 21 januari 2020;
- het faxbericht van de GI van 27 januari 2020, met als bijlage het gezinsplan van
27 januari 2020;
- het proces-verbaal van de zitting van 31 januari 2020.
Op 10 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordiger van de GI, de heer [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 25 oktober 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 oktober 2020.
De GI heeft op 9 januari 2020 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
“Vader en [voornaam minderjarige] kunnen vrij met elkaar omgaan, mits zij dit vooraf met moeder overleggen en moeder dit passend vindt voor [voornaam minderjarige] . Vader en moeder communiceren hierover via SMS, mail of app, maar niet door te bellen of via video. Dit om escalatie te voorkomen. Indien moeder vindt dat omgang op een bepaald moment niet past, zal zij dit duidelijk uitleggen en vader en [voornaam minderjarige] accepteren dit dan zonder discussie. De ouders belasten [voornaam minderjarige] niet met volwassen zaken en spreken niet negatief over elkaar waar [voornaam minderjarige] getuige van is. Ouders gebruiken geen grove taal waar [voornaam minderjarige] getuige van is. [voornaam minderjarige] komt in de periode waarin deze regeling geldt nog niet bij vader thuis, gezien de ingewikkelde verhoudingen met de partner van vader en haar kinderen.
Deze regeling geldt tot 14 februari 2020. Daarna volgt een evaluatie, waarna verder naar bevind van zaken wordt gehandeld. Als deze regeling niet volgens afspraak wordt uitgevoerd, wordt de jeugdbeschermer hierover direct geïnformeerd.”

Het verzoek

De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 9 januari 2020 verzocht. Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen, indien de aanwijzing niet wordt nagekomen. Ten aanzien van de hoogte van de dwangsom refereert de GI zich aan het oordeel van de kinderrechter.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . De GI heeft de indruk dat niet wordt toegekomen aan een verbetering van de situatie, zolang de spanningen tussen de ouders voortduren. Recent heeft er nog een incident plaatsgevonden. De vader is het niet eens met de aanpak vanuit de GI. Er is geprobeerd om een vaste omgangsregeling vast te stellen, maar dit is niet mogelijk in verband met het wisselende werk van de vader. Een flexibele omgangsregeling vraagt echter ook om communicatie tussen de ouders. Er heeft een eerste gesprek plaatsgevonden in het kader van mediation. De GI zal desgevraagd in gesprek gaan met de vader om, op basis van zijn werkrooster, een regeling vast te stellen. Hierin zal ruimte zijn voor wijzigingen, maar dan wel in overleg met de moeder.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft ter zitting medegedeeld dat zij moeite heeft om afspraken te maken met de vader. De vader communiceert niet rechtstreeks met haar, maar via [voornaam minderjarige] . Dit veroorzaakt onrust en leidt soms ook tot problemen en ruzies. Er is geen sprake meer van co-ouderschap, omdat [voornaam minderjarige] heeft aangegeven niet meer bij de vader te willen wonen. Het is niet gelukt om hierover met de vader in gesprek te gaan. [voornaam minderjarige] wil wel contact en omgang met de vader, maar hij wil niet bij hem slapen en wonen.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat er eerst sprake was van co-ouderschap en dat hij deze regeling het liefst weer terug zou willen. De vader wil slechts één ding en dat is omgang met zijn zoon. Hij werkt echter zeven dagen per week en draait voornamelijk nachtdiensten. De vader wil dat er concrete afspraken worden gemaakt en hij is bereid om zich aan de afspraken te houden en daartoe zijn werkrooster aan de GI te overleggen. De vader heeft ter zitting ingestemd met het opleggen van een dwangsom bij niet nakoming van de aanwijzing.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al langere tijd sprake is van communicatieproblemen tussen de ouders en dat het hen niet lukt om gezamenlijk tot afspraken te komen over de omgangsregeling. Positief is dat de ouders onlangs zijn gestart met een mediation-traject.
De kinderrechter acht het in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk dat hij op positieve en onbelaste wijze contact kan onderhouden met beide ouders. Hierbij is van belang dat [voornaam minderjarige] niet wordt belast met de problemen die tussen de ouders spelen en dat de ouders niet negatief spreken over de andere ouder in het bijzijn van [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter kan zich vinden in de schriftelijke aanwijzing, die geldt tot 14 februari 2020, en zal deze daarom bekrachtigen. Tevens is de kinderrechter van oordeel dat de verzochte dwangsom bij niet nakoming van de aanwijzing kan worden toegewezen. De kinderrechter stelt de dwangsom vast op €100,00 voor iedere dag dat de vader de aanwijzing niet nakomt, met een maximum van €400,00.
Voorts overweegt de kinderrechter het volgende. De aanwijzing heeft betrekking op de periode tot 14 februari 2020, waarna er een evaluatiemoment zal plaatsvinden. Bekeken moet worden hoe de omgang tussen de vader en [voornaam minderjarige] in de daaropvolgende periode kan worden vormgegeven, waarbij ook rekening wordt gehouden met het (wisselende) werkrooster van de vader. De vader dient daarom wekelijks bij de GI aan te geven op welke momenten hij omgang kan hebben met [voornaam minderjarige] . De GI zal vervolgens, na overleg met de moeder, bepalen wanneer het omgangsmoment zal plaatsvinden.
De kinderrechter acht het in het belang van [voornaam minderjarige] dat er uiteindelijk een vaste omgangsregeling tot stand komt. De ouders zijn recent gestart met mediation en dit traject dient in de komende periode te worden voortgezet, met als doel de communicatie tussen de ouders te verbeteren en om tot afspraken te komen rondom de omgang. Wellicht kunnen de ouders in het kader van het mediation-traject tot een omgangsregeling komen, waarin zij zich beiden kunnen vinden, waarna deze regeling in overleg met de GI kan worden vastgesteld.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 9 januari 2020;
legt aan de vader een dwangsom op van €100,00 voor iedere dag dat hij de schriftelijke aanwijzing niet nakomt tot een maximum van €400,00 is bereikt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op … februari 2020.