ECLI:NL:RBROT:2020:1541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
FT RK 19-742
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van een onderneming op verzoek van de schuldeiser

Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak, waarbij de verweerster op verzoek van de schuldeiser in staat van faillissement is verklaard. Het verzoekschrift was ingediend op 18 december 2019 door de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.E. Schipper. De verweerster, die ook handelde onder een handelsnaam, werd gehoord in raadkamer op 21 januari en 11 februari 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er summierlijk bewijs is van het vorderingsrecht van de verzoeker en dat de verweerster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank is bevoegd om deze insolventieprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de verweerster in Nederland ligt.

In de beslissing heeft de rechtbank de verweerster in staat van faillissement verklaard en mr. C. de Jong benoemd tot rechter-commissaris. Daarnaast is mr. J.G. Plet aangesteld als curator. De curator heeft de opdracht gekregen om brieven en telegrammen aan de gefailleerde te openen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 februari 2020 om 10:44 uur. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, en dit kan uitsluitend door een advocaat worden gedaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 11 februari 2020
VONNIS op het op 18 december 2019 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:
[verzoeker],
mede kantoor houdende te [plaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. E.E. Schipper,
strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerster],
wonende aan [adres]
[woonplaats] ,
tevens handelend onder de naam:
[handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsadres] , [vestigingsplaats] ,
verweerster.

1.De procedure

Verzoeker, bij monde van mw. [naam 1] en mw. [naam 2] , en gemachtigde van verweerster, de heer [naam 3] , zijn op 21 januari 2020 en 11 februari 2020 in raadkamer gehoord.
Naar aanleiding van de bij artikel 3 van de Faillissementswet voorgeschreven brief van de griffier van 18 december 2019 is geen verzoekschrift ingediend.

2.De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoeker en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart [verweerster] voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. C. de Jong, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. J.G. Plet, advocaat te Spijkenisse;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
mr. M. Mouthaan, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2020 te 10:44 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.