ECLI:NL:RBROT:2020:1537

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
10/259520-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor diefstal met geweld in vereniging na twijfel over bewijsvoering

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging en poging tot diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, onder parketnummers 10/259520-19 en 10/158644-19, omdat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte de diefstal had gepleegd of daar in nauwe en bewuste samenwerking bij betrokken was. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de eerste zaak en bewezenverklaring voor de tweede, maar de rechtbank volgde deze eis niet. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster, die de verdachte als dader had aangewezen, niet voldoende betrouwbaar was. De aangeefster had verklaard dat haar tas was weggenomen door een man met een gezet postuur, terwijl de verdachte een enkelband droeg en zijn locatie kon worden nagegaan. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van de verdachte, die ontkende de tas te hebben weggenomen en stelde dat de medeverdachte de dader was, niet onaannemelijk was. De rechtbank verklaarde de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk, omdat de verdachte werd vrijgesproken. Ook werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/259520-19
Parketnummer ter terechtzitting gevoegde zaak: 10/158644-19
VI-nummer: 99/000490-50
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
5 februari 2020.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/158644-19 onder primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/259520-19 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000490-50 voor een periode van 117 dagen.

Waardering van het bewijs

Vrijspraak parketnummer 10/158644-19
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/158644-19 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak parketnummer 10/259520-19
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aan de verdachte ten laste gelegde diefstal van een handtas met geweld al dan niet in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen. De aangifte wijst overduidelijk in de richting van de verdachte.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte en niet een ander is geweest die de tas van de arm van het slachtoffer heeft getrokken. De verdachte ontkent stellig iedere betrokkenheid en de verdediging stelt dat medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) het slachtoffer heeft beroofd en dat verdachte dit alleen maar heeft gezien omdat hij achter de medeverdachte aanfietste.
Beoordeling
Vast staat dat de handtas van de aangeefster van haar arm is getrokken toen zij in de nacht in het centrum van Dordrecht liep. De vraag die moet worden beantwoord is of het de verdachte is geweest die de tas heeft weggegrist en/of dat hij dit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gedaan.
Bij de beantwoording van die vraag zullen de verklaringen van de aangeefster, van de verdachte en van de medeverdachte moeten worden beoordeeld op hun betrouwbaarheid en bewijskracht.
-
Verklaring aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat zij die bewuste avond op stap is geweest, dronken is geworden (zij dronk voorafgaand aan het incident in twee uur tijd vier Bacardi-cola) en dat haar vriend boos is weggelopen. Na de ruzie is zij erg emotioneel naar huis gegaan. Onderweg is zij de verdachte en de medeverdachte tegengekomen en heeft kort met hen gesproken. Kort daarop fietsten de verdachte en de medeverdachte langs haar en werd door één van hen haar tas weggegrist.
Aangeefster omschrijft de man die de tas wegnam als een man met een gezet postuur en een rond gezicht. De andere man beschrijft zij als mager. Aangeefster heeft later verklaard heel zeker te zijn dat de dikke man de tas weggriste.
Op het eerste gezicht lijkt de verklaring van de aangeefster heel duidelijk: ‘De dikke - lees: de verdachte - heeft de tas weggegrist’.
Wanneer nader wordt ingezoomd op haar verklaring valt op dat de aangeefster kort voor het incident de verdachte en de medeverdachte heeft gesproken en dat de aangeefster toen emotioneel en dronken was. Als met haar op 1 oktober 2019 een foto-confrontatie (hierna: foslo) wordt gehouden herkent zij de verdachte niet. De stelligheid van de verklaring van aangeefster moet door de negatieve foslo, het eerdere contact met de verdachten, de emotie bij de aangeefster en haar alcoholgebruik enigszins gerelativeerd. De beroving kwam onverwacht en de beide mannen die zij kort daarvoor gesproken had waren in de buurt. Een vergissing ligt mede door de fysieke toestand van de aangeefster op de loer. De verklaring van de aangeefster alleen biedt daarom onvoldoende basis voor het bewijs van het daderschap van de verdachte.
-
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris en op de zitting ontkend de tas te hebben weggegrist. Hij was die avond in het centrum van Dordrecht om drugs te kopen. Hij kwam daar de medeverdachte tegen en die wist een drugsdealer. Tijdens het wachten op de drugsdealer sprak de medeverdachte aangeefster aan om te vragen wat zij ging doen. De verdachte was bij dit gesprek aanwezig. Aangeefster liep na dit gesprek verder. Toen de dealer niet kwam opdagen, besloten de beide mannen met de fiets naar huis te gaan. De verdachte liet de medeverdachte voorop fietsen omdat hij niet wilde dat de medeverdachte zou zien waar hij (in de buurt) woonde. Terwijl de verdachte naar huis fietste, heeft hij gezien dat de medeverdachte de tas van aangeefster weggriste. De verdachte schrok daarvan want hij had immers een enkelband. Hij wilde niet in problemen komen en is rechtstreeks naar huis gefietst.
Deze verklaring is op zichzelf beschouwd niet onaannemelijk. De verdachte droeg een enkelband vanwege een locatieverbod in het kader van een vervroegde invrijheidstelling. Voor de verdachte was helder dat bij een overtreding van één van de voorwaarden die hem bij de vervroegde invrijheidstelling waren opgelegd, hij mogelijk het restant van zijn straf zou moeten uitzitten. Bovendien zou de politie vanwege de enkelband makkelijk zijn gangen kunnen nagaan. Dat heeft de politie ook gedaan. De gegevens van de enkelband zijn bovendien in lijn met wat verdachte heeft verklaard over waar hij op welk moment zou zijn geweest.
-
Verklaring van de medeverdachte
De medeverdachte heeft verklaard dat hij in het centrum van Dordrecht drugs wilde kopen. Daarbij zou hij in contact zijn gekomen met een man die hij niet eerder gezien zou hebben en die hij omschrijft als “negroïde”. Later zag hij aangeefster. Toen zou hij samen met deze man naar aangeefster zijn toegelopen. De andere man zou het tasje hebben gepakt. De telefoon van het slachtoffer zou zijn gevallen en hij zou deze aan haar hebben teruggegeven. De andere man zou hem een bankpas hebben gegeven die uit die tas kwam. Met die pas heeft hij later die avond geld gepind. Daar zijn beelden van. En hij geeft dat ook toe.
De rechtbank hecht geen waarde aan de verklaring van de medeverdachte. Anders dan hij heeft verklaard, kende hij de verdachte wel degelijk. Hij had voor de beroving regelmatig telefonisch contact met hem, ook die avond. Bovendien is niet aannemelijk dat een onbekende hem zonder duidelijke reden na een beroving een pinpas zou hebben gegeven. Met die pas, waarvan hij zegt dat die door een ander is gestolen, pint hij vervolgens geld. Dat hij wel een gevallen telefoon terug zou hebben gegeven aan aangeefster laat zich moeilijk rijmen met het feit dat hij een gestolen pinpas meeneemt.
Conclusie
Zoals hiervoor aangegeven bestaat er bij de rechtbank twijfel over de juistheid van de waarneming van aangeefster over wie haar heeft beroofd. De verklaring van de verdachte die inhoudt dat niet hij maar de medeverdachte aangeefster heeft beroofd, is niet onaannemelijk. De verklaring van de medeverdachte geeft geen steun voor de opvatting dat het de verdachte was die aangeefster heeft beroofd. De verklaring is zelfs ongeloofwaardig en mogelijk afgelegd met het motief om de aandacht van zijn eigen handelen af te wenden.
Bij die stand van zaken kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de diefstal heeft gepleegd of daar in nauwe en bewuste samenwerking bij betrokken is geweest. Dat betekent dat verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder parketnummer 10/259520-19 ten laste gelegde diefstal van haar tas. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 926,23 aan materiële schade en een vergoeding van € 500,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde diefstal van haar tas.
Omdat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij vonnis van 13 februari 2019 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 4 april 2019 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 4 april 2019 en bedraagt 365 dagen.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/259520-19 en 10/158644-19 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onder VI-nummer 99/000490-50.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.
Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 10/259520-19
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Dordrecht op of aan de openbare weg, te weten de Boogjes, in elk geval op of aan de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas inhoudende een of meerdere sleutel(s) en/of een portemonnee (inhoudende: een bankpas en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een paspoort en/of een huisvuilpas),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van vermeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader onverhoeds die tas met kracht van de arm van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gerukt/getrokken;
parketnummer 10/158644-19
hij op of omstreeks 2 juli 2019 te Dordrecht een of meerdere pakken condooms, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [naam winkel]
(locatie: [adres delict] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2019 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere pakken condooms, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [naam winkel] (locatie: [adres delict] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, met dat opzet
  • een of meerdere pakken condooms uit de schappen heeft gepakt en/of
  • de alarmlabels van deze pakken condooms heeft verwijderd en/of
  • deze pakken condooms in /onder zijn kleding en/of in/onder andere winkelgoederen heeft weggestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.