ECLI:NL:RBROT:2020:1535
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van kliniek en feitelijke leidinggever wegens gebrek aan bewijs van oplichting bij zorgverzekeraar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een kliniek en de feitelijke leidinggever, die verdacht werden van oplichting van een zorgverzekeraar. De kliniek zou spataderbehandelingen hebben gedeclareerd als duurdere dagbehandelingen, terwijl in werkelijkheid goedkopere poliklinische behandelingen waren uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de ten laste gelegde periode niet zonder meer duidelijk was wat onder dagbehandeling diende te worden verstaan. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat andere zorgaanbieders op een vergelijkbare wijze declareerden, zonder dat dit door zorgverzekeraars werd aangepakt. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de kliniek en de leidinggevende het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling hadden. De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de kliniek zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, en heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke richtlijnen voor zorgdeclaraties en de noodzaak van bewijs voor opzet bij strafbare feiten.