Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer K. Jansen, beschermingsbewindvoerder van verzoeker;
- mevrouw [naam] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 28 november 2019 een verzoek ingediend om de Gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling, ingevolge artikel 287a van de Faillissementswet. De Gemeente Rotterdam weigerde echter mee te werken aan deze regeling, omdat zij van mening was dat de schulden niet te goeder trouw waren ontstaan. De rechtbank heeft op 18 februari 2020 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 11 februari 2020 was de Gemeente Rotterdam niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. Verzoeker had veertien schuldvorderingen, waarvan een deel was kwijtgescholden, en bood een regeling aan die was gebaseerd op de NVVK-norm. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en dat verzoeker zich in een stabiele situatie bevond, onder beschermingsbewind. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wogen dan die van de Gemeente Rotterdam. Daarom werd het verzoek toegewezen en werd de Gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling. De kosten van de procedure werden op nihil begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat was bijgestaan. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.