ECLI:NL:RBROT:2020:1533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
10/661123-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving met veroordeling tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij de mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangever. De feiten vonden plaats op 27 april 2017, waarbij de aangever in een woning werd vastgebonden en mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangever in een badkuip hebben vastgebonden en hem vervolgens met een touw naar beneden hebben getakeld, waar hij in de struiken werd achtergelaten. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving, waarbij de rechtbank rekening hield met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank overwoog dat de verdachte op ernstige wijze inbreuk had gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de aangever, wat leidde tot een aanzienlijke strafmaat. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade vorderde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661123-17
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaaktegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van Reclassering Nederland van 21 juli 2017.

4.Waardering van het bewijs

Bewijswaardering
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen op zitting is besproken, gaat de rechtbank uit van het volgende. Hierbij zal, in het voordeel van de verdachte, voor wat betreft de toedracht tot de worsteling tussen hem en aangever [naam aangever] (hierna: de aangever), worden uitgegaan van zijn verklaring.
Op 27 april 2017 waren de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) aan het werk in de woning aan de [adres delict] . De aangever had een afspraak met (uitsluitend) medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) en kwam omstreeks 16:00 uur aan in de woning. De aangever viel de verdachte, nadat hij hem bij binnenkomst zag, direct aan. Hij lag bovenop de verdachte en had hem bij zijn keel gegrepen.
[naam medeverdachte 1] heeft de aangever daarop vastgepakt en hem van de verdachte afgehaald. De verdachte heeft de aangever vervolgens geslagen. Daarna zijn de handen van de aangever op zijn rug vastgebonden met tie-wraps en zijn ook zijn voeten vastgebonden met tie-wraps. De verdachte heeft daarna de zakken van de aangever leeggemaakt en die spullen weggeschoven. De aangever heeft zijn spullen niet meer teruggekregen. [naam medeverdachte 2] , die in de woning is gebleven, heeft de pinpas van de aangever meegenomen en geprobeerd daarmee te pinnen. De verdachte was hiervan op de hoogte.
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben de aangever vervolgens meegetrokken naar de badkamer en hem daar (nog steeds vastgebonden) in het bad gezet. Daarna is er een doek in de mond van de aangever gestopt, die is vastgemaakt met een tie-wrap. Nadat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de aangever een paar uur in de badkuip hadden achtergelaten, hebben zij de aangever meegenomen naar de achterzijde van het gebouw. Daar hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] een touw aan de aangever vastgemaakt en hebben zij hem met het touw en over de schouder van de verdachte via een telescoopladder naar de het dakterras van de eerste etage gebracht. [naam medeverdachte 1] diende als borging boven in de woning. Vervolgens heeft de verdachte de aangever verder naar beneden laten zakken in de dichte en hoge struiken, deels met doornen, op de grond. Daar is het touw losgemaakt en heeft de verdachte de aangever achtergelaten, nog steeds vastgebonden met tie-wraps aan zijn handen en enkels en met een doek in zijn mond. Zijn hulpgeroep heeft na enige tijd omwonenden gealarmeerd, waarna de politie en de brandweer is ingeschakeld. Het heeft vervolgens nog de nodige tijd en moeite gekost om de aangever uit zijn positie te bevrijden.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (partiële) vrijspraak bepleit. Daartoe is ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat het vastbinden en het stoppen van een doek in de mond geen handelingen zijn die als mishandeling kunnen worden gekwalificeerd. Met betrekking tot feit 2 is betoogd dat het vastpakken, vastbinden en slaan van de aangever niet te maken hebben met de wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar dat deze waren bedoeld om hem in bedwang te kunnen houden. Daarnaast is naar voren gebracht dat de geweldshandelingen niet hebben plaatsgevonden om de onder 3 ten laste gelegde diefstal mogelijk te maken. Ten slotte wordt ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde gesteld dat de verdachte slechts ervan op de hoogte was dat [naam medeverdachte 2] met de pinpas van de aangever wilde gaan pinnen, maar dat hij daar verder geen bijdrage aan heeft geleverd.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe de hierboven beschreven handelingen gekwalificeerd dienen te worden. Om te beginnen wordt met de officier van justitie en de verdediging geoordeeld dat dat er toe leidt dat het
onder 1 primair ten laste gelegdeniet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
Over het
onder 1 subsidiair laste gelegdehet volgende. Voorop gesteld wordt dat onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht niet alleen moet worden verstaan ‘het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn’, maar onder omstandigheden ook ‘het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam’ (zie o.a. HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677).
Vaststaat dat de handen en enkels van de aangever zijn vastgebonden met tie-wraps, dat hij op die wijze gedurende langere tijd, met een doek in zijn mond, in een badkuip heeft gezeten en dat hij vervolgens aan een touw naar beneden is getakeld en, nog steeds vastgebonden en met een doek in zijn mond, is weggelegd in struiken, deels met doornen. Uit de aard van deze handelingen kan bezwaarlijk anders worden geconcludeerd dan dat die, zeker in samenhang bezien, minstgenomen een sterk onlust veroorzakende gewaarwording aan het lichaam van de aangever hebben veroorzaakt. De rechtbank acht om die reden bewezen dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de aangever hebben mishandeld.
De rechtbank acht ook het
onder 2 ten laste gelegdewettig en overtuigend bewezen, waaronder het door de verdachte en/of [naam medeverdachte 1] vastpakken, slaan en vastbinden van de aangever. Het vastpakken en slaan van de aangever hebben gezorgd voor een dreigende en dwingende situatie en daarna is de aangever vastgebonden aan zijn handen en enkels. Alleen al door de aangever zo vast te binden, is vanaf dat moment sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging. Daar komen alle andere latere handelingen, die hierboven al aan de orde zijn geweest bij de mishandeling, nog eens bovenop.
Verder komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het
onder 3 ten laste gelegde, voor zover het de diefstal betreft. De verdachte zal (partieel) worden vrijgesproken voor de geweldscomponent. Er kan op basis van de wettige bewijsmiddelen namelijk geen afdoende causaal verband worden gelegd tussen de (eerdere) geweldpleging en de diefstal.
Ten slotte wordt de
onder 4 ten laste gelegdepoging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen verklaard. Gelet op alle handelingen die hebben plaatsgevonden, waarbij de verdachte degene is geweest die de zakken van de aangever heeft leeggemaakt, de pincode heeft gevraagd en de goederen van de verdachte uiteindelijk uit de woning heeft meegenomen en weggegooid, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] .
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij op 27 april 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- de enkels van die [naam slachtoffer] en de armen van die [naam slachtoffer] (achter diens rug) vast te binden met tie-wraps en (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] te stoppen en (vervolgens)
(een
)tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] te doen (om die doek op zijn plaats te houden) en vervolgens
- een touw om die [naam slachtoffer] te doen/binden en (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand, aan voornoemd touw naar beneden te laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping ( aan voornoemd touw naar beneden te laten zakken (tot in een tuin/de bosjes);
2.
hij op 27 april 2017 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers heeft/hebben hij, verdachte
,en/of zijn mededader(s), met dat opzet
- in een woning, gelegen aan de [adres delict] , die [naam slachtoffer] vastgepakt en
- in het gezicht van die [naam slachtoffer] geslagen en/of gestompt - de enkels van die [naam slachtoffer] en de handen (achter de rug) van die [naam slachtoffer] vastgebonden met tie-wraps en (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] in een badkuip gezet en (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en (vervolgens) een tie-wrap om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] gedaan (om die doek op zijn plaats te houden
).
3.
hij op 27 april 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een mobiele telefoon (van het merk Huawei) enf een bankpas (van de ING) en een rijbewijs (ten name van [naam slachtoffer] ), toebehorende aan [naam slachtoffer] ;
4.
hij op 27 april 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan [naam slachtoffer] , en dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel,
waarbijzijn mededader een bankpas van de ING toebehorende aan die [naam slachtoffer] in een pinautomaat heeft gestoken en de daarbij behorende pincode (tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren) heeft ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De verdachte heeft samen met [naam medeverdachte 1] de handen en enkels van het slachtoffer met tie-wraps vastgebonden nadat [naam medeverdachte 1] het slachtoffer had geslagen. Vervolgens is het slachtoffer vastgebonden in een bad gezet en heeft een doek in zijn mond gekregen die ook met een tie-wrap is vastgemaakt. Het slachtoffer heeft op deze manier langere tijd in het bad gezeten. Uiteindelijk is hij via de achterzijde van de woning – nog steeds vastgebonden – naar beneden getakeld en is hij in de struiken beland, waar hij gebonden en met een doek in zijn mond is achtergelaten. De verdachte heeft met zijn bijdrage aan deze handelingen op buitengewoon ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en heeft hem, door zo te handelen, veel angst aangejaagd, zoals ook blijkt uit de vordering benadeelde partij.
Daarnaast heeft de verdachte samen met een ander de telefoon, de pinpas en het rijbewijs van het slachtoffer weggenomen. Met de pinpas is geprobeerd geld op te nemen. Dit alles wordt de verdachte zwaar aangerekend, waarbij het totale complex aan strafbare feiten en de onderlinge samenhang daartussen de strafsoort en –maat hebben bepaald.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2020 gezien dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Psychiaters B.G.J. Gunnewijk en D. de Jong hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 augustus 2017. Dit rapport houdt in het kort het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteit stoornis (ADHD), gecombineerd beeld en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een verstandelijke beperking. Hiervan was ook tijdens de bewezenverklaarde feiten sprake. Daarom wordt geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Psycholoog A.M.I. Peelen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 7 juli 2017. De bevindingen en conclusies van psycholoog komen overeen met die van de psychiaters.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 juli 2017. Gelet op de bevindingen van de psychiaters en de psycholoog heeft de reclassering geadviseerd om (een deels voorwaardelijke straf met) een meldplicht, ambulante behandeling en een drugs-/alcoholverbod als bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijke zaken zijn opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (voor zover die de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt) achterwege te laten. De rechtbank ziet hiervoor, gelet op de concrete inhoud van het dossier, geen aanleiding.
De rechtbank zal wel het lange tijdsverloop tussen de de aanvang van de strafvervolging (i.c. het moment van inverzekeringstelling en de aansluitende toepassing van voorlopige hechtenis) van de verdachte en de datum van het vonnis (in het voordeel van de verdachte laten meewegen, onder meer omdat hij gedurende langere tijd heeft moeten voldoen aan (tamelijk) strikte eisen waaronder zijn voorlopige hechtenis was geschorst. In het voordeel van de verdachte is verder meegewogen dat hij inmiddels is gestart met ambulante behandeling en hij inmiddels medicatie accepteert en dus gebruikt voor zijn ADHD. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte maken dat de rechtbank duidelijk gestructureerde begeleiding en behandeling noodzakelijk acht. Om die reden zal dan ook een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar. Dit voorwaardelijk strafdeel moet er ook aan bijdragen dat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen (nummer 1 tot en met 8 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde]ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.290,66 aan materiële schade en een vergoeding van € 8.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en acht de verdachte (en de medeverdachte) hoofdelijk aansprakelijk.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering betwist. Daartoe is betoogd dat de gestelde schade aan de telefoon, het horloge en het trainingspak niet is onderbouwd en dat aan de hand van de betalingsherinnering van de nota van het ziekenhuis niet kan worden vastgesteld dat dit schade betreft die is ontstaan door de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de immateriële schade is naar voren gebracht dat de grondslag daarvan is gebaseerd op poging doodslag, wat in deze zaak niet aan de orde is, dat het letstel waarvan wordt uitgegaan niet is terug te vinden in het dossier, dat het psychisch letsel op geen enkele wijze is onderbouwd en dat sprake is van eigen schuld.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht, in de zin van schade aan het trainingspak en aan de telefoon (waarde geschat: € 350,-). De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank tot dat bedrag ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Daarom zal dit deel van de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De posten van de vordering die zien op de medische kosten en het horloge zijn, mede gelet op de gemotiveerde betwisting ervan, onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige
niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij beta(a)l/(t)/(en) is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Ter verduidelijking het volgende.
Deze hoofdelijkheid beperkt zich tot de andere persoon of personen die, net als de verdachte, als dader (of als medeplichtige) wordt/worden veroordeeld voor hun aandeel in de strafbare feiten die op 27 april 2017 te Rotterdam zijn gepleegd tegen de benadeelde partij ( [naam benadeelde] , geboren te [geboorteplaats benadeelde] op [geboortedatum benadeelde] ).
Wettelijke rente en kosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2017.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Voor de duur van de maximale termijn van de gijzeling sluit de rechtbank aan bij de omrekeningstabel schadevergoedingsmaatregel naar dagen (vervangende) hechtenis zoals die tot 1 januari 2020 nagenoeg steeds werd toegepast. Dit mede omdat de wet USB op dit punt niet was gericht op het tot stand brengen van een andere wijze van omrekening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 63, 282, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal (blijven) stellen bij forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke instelling,
waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst als nummer 1 tot en met 8 op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 2.850,- (zegge: achtentwintighonderdvijftig euro), bestaande uit € 350,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat deze hoofdelijkheid zich beperkt tot de andere persoon of personen die, net als verdachte, als dader (of als medeplichtige) wordt/worden veroordeeld voor hun aandeel in de strafbare feiten die op 27 april 2017 te Rotterdam zijn gepleegd tegen de benadeelde partij ( [naam benadeelde] , geboren te [geboorteplaats benadeelde] op [geboortedatum benadeelde] );
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
€ 2.850,-(hoofdsom,
zegge: achtentwintighonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 38 (achtendertig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), zoals hierboven nader begrensd, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. Verduijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het
leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) heeft vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] heeft gestopt en/of (vervolgens) een
of meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] heeft gedaan
(om die doek op zijn plaats te houden) en/of vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] heeft gesproeid/gespoten en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden heeft geduwd/gegooid
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] heeft gedaan/gebonden en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een
pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd
touw naar beneden heeft laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter
hoogte van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping (met zijn hoofd
naar beneden) aan voornoemd touw naar beneden heeft laten zakken (tot in een
tuin/de bosjes);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de armen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) vast te binden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] te stoppen en/of (vervolgens) een of
meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] te doen (om die
doek op zijn plaats te houden) en/of vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] te sproeien/spuiten en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden te duwen/gooien
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] te doen/binden en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een
pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd
touw naar beneden te laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte
van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping (met zijn hoofd
naar beneden) aan voornoemd touw naar beneden te laten zakken (tot in een
tuin/de bosjes);
2.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden,
immers heeft/hebben of is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet
- in een woning, gelegen aan de [adres delict] , die [naam slachtoffer] (van
achteren) vastgepakt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van die [naam slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer]
geschopt en/of getrapt en/of
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen (achter de rug) van die
[naam slachtoffer] vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] in een badkuip gezet en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en/of (vervolgens) een
tie-wrap om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] gedaan (om die doek op
zijn plaats te houden;
3.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(van het merk Huawei) en/of een bankpas (van de ING) en/of een rijbewijs (ten
name van [naam slachtoffer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- slaan en/of stompen in het gezicht/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- doorzoeken van de zakken/kleding van die [naam slachtoffer] en/of
- vastbinden (met tiewraps) van de armen en/of enkels van die [naam slachtoffer] ;
4.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich/hun daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van een valse sleutel,
(zijn mededader) een bankpas van de ING toebehorende aan die [naam slachtoffer] in een
pinautomaat heeft gestoken en de daarbij behorende pincode (tot welk gebruik
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren) heeft
ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.