ECLI:NL:RBROT:2020:1532

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
10/661124-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving in Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij de mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangever. De feiten vonden plaats op 27 april 2017 in Rotterdam, waar de aangever door de verdachte en zijn medeverdachten in een woning werd vastgebonden en mishandeld. De aangever werd met tie-wraps gebonden en in een badkuip geplaatst, waarna hij met een doek in zijn mond en vastgebonden in de struiken werd achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de impact op de aangever, die angst en letsel heeft ervaren. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade had geleden door de feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661124-17
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.B.G.T. von Bóné, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen op zitting is besproken, gaat de rechtbank uit van het volgende. Hierbij zal, in het voordeel van de verdachte, voor wat betreft de toedracht tot de worsteling tussen hem en aangever [naam aangever] (hierna: de aangever), worden uitgegaan van zijn verklaring.
Op 27 april 2017 waren de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) aan het werk in de woning aan de [adres delict] . De aangever had een afspraak met (uitsluitend) medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) en kwam omstreeks 16:00 uur aan in de woning. De aangever viel [naam medeverdachte 1] , nadat hij hem bij binnenkomst zag, direct aan. Hij lag bovenop [naam medeverdachte 1] en had hem bij zijn keel gegrepen.
De verdachte heeft de aangever daarop vastgepakt en hem van [naam medeverdachte 1] afgehaald. [naam medeverdachte 1] heeft de aangever vervolgens geslagen. Daarna zijn de handen van de aangever op zijn rug vastgebonden met tie-wraps en zijn ook zijn voeten vastgebonden met tie-wraps. [naam medeverdachte 1] heeft daarna de zakken van de aangever leeggemaakt en die spullen weggeschoven. De aangever heeft zijn spullen niet meer teruggekregen. [naam medeverdachte 2] , die in de woning is gebleven, heeft de pinpas van de aangever meegenomen en geprobeerd daarmee te pinnen.
De verdachte en [naam medeverdachte 1] hebben de aangever vervolgens meegetrokken naar de badkamer en hem daar (nog steeds vastgebonden) in het bad gezet. Daarna is er een doek in de mond van de aangever gestopt, die is vastgemaakt met een tie-wrap. Nadat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de aangever een paar uur in de badkuip hadden achtergelaten, hebben zij de aangever meegenomen naar de achterzijde van het gebouw. Daar hebben de verdachte en [naam medeverdachte 1] een touw aan de aangever vastgemaakt en hebben zij hem met het touw en over de schouder van [naam medeverdachte 1] via een telescoopladder naar de het dakterras van de eerste etage gebracht. De verdachte diende als borging boven in de woning. Vervolgens heeft [naam medeverdachte 1] de aangever verder naar beneden laten zakken in de dichte en hoge struiken, deels met doornen, op de grond. Daar is het touw losgemaakt en heeft [naam medeverdachte 1] de aangever achtergelaten, nog steeds vastgebonden met tie-wraps aan zijn handen en enkels en met een doek in zijn mond. Zijn hulpgeroep heeft na enige tijd omwonenden gealarmeerd, waarna de politie en de brandweer is ingeschakeld. Het heeft vervolgens nog de nodige tijd en moeite gekost om de aangever uit zijn positie te bevrijden.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft onder meer gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit. Daartoe is gesteld dat de verdachte moet hebben gezien dat [naam medeverdachte 1] de zakken van de aangever heeft leeggemaakt en dat daarbij sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, omdat de verdachte de aangever op dat moment in bedwang heeft gehouden.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (partiële) vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is aangevoerd dat de verdachte de aangever uit noodzaak heeft moeten vastbinden, omdat hij niet in bedwang te houden was of rustig te krijgen en dat dus sprake was van (een) noodweer(situatie). Voor de overige in dit feit opgenomen gedragingen geldt dat die geen mishandeling opleveren. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is betoogd dat enkel de daarin vermelde laatste drie gedragingen kunnen worden bewezen, maar dat die gedragingen, gegeven de omstandigheden, gerechtvaardigd waren.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe de hierboven beschreven handelingen van de verdachte en [naam medeverdachte 1] gekwalificeerd dienen te worden. Om te beginnen wordt met de officier van justitie en de verdediging geoordeeld dat dat er toe leidt dat de
onder 1 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feitenniet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
Ook wordt de verdachte vrijgesproken van de
onder 3 ten laste gelegdediefstal met geweld. In het dossier bevinden zich namelijk geen bewijsmiddelen waaruit met een afdoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat de verdachte op enigerlei wijze bij het wegnemen van de goederen van aangever betrokken is geweest. Hetzelfde geldt voor de planvorming daartoe.
Over het
onder 1 subsidiair laste gelegdehet volgende. Voorop gesteld wordt dat onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht niet alleen moet worden verstaan ‘het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn’, maar onder omstandigheden ook ‘het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam’ (zie o.a. HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677).
Vaststaat dat de handen en enkels van de aangever zijn vastgebonden met tie-wraps, dat hij op die wijze gedurende langere tijd, met een doek in zijn mond, in een badkuip heeft gezeten en dat hij vervolgens aan een touw naar beneden is getakeld en, nog steeds vastgebonden en met een doek in zijn mond, is weggelegd in struiken, deels met doornen. Uit de aard van deze handelingen kan bezwaarlijk anders worden geconcludeerd dan dat die, zeker in samenhang bezien, minstgenomen een sterk onlust veroorzakende gewaarwording aan het lichaam van de aangever hebben veroorzaakt. De rechtbank acht om die reden bewezen dat de verdachte en [naam medeverdachte 1] de aangever hebben mishandeld.
De rechtbank acht ook het
onder 2 ten laste gelegdewettig en overtuigend bewezen, waaronder het door de verdachte en/of [naam medeverdachte 1] vastpakken, slaan en vastbinden van de aangever. Het vastpakken en slaan van de aangever hebben gezorgd voor een dreigende en dwingende situatie en daarna is de aangever vastgebonden aan zijn handen en enkels. Alleen al door de aangever zo vast te binden, is vanaf dat moment sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in vereniging. Daar komen alle andere latere handelingen, die hierboven al aan de orde zijn geweest bij de mishandeling, nog eens bovenop.
Voor zover de verdediging bij een of meer feiten een beroep op noodweer heeft gedaan, wordt dat verworpen. De rechtbank is van oordeel dat toen de aangever bovenop [naam medeverdachte 1] lag en hem bij zijn keel had vastgegrepen, er sprake was van een noodweersituatie waartegen [naam medeverdachte 1] en/of de verdachte zich mocht(en) verdedigen. Op het moment dat de verdachte de aangever had vastgepakt en van [naam medeverdachte 1] had afgetrokken en laatstgenoemde de aangever had geslagen, bestond er echter geen noodzaak meer hem (ook nog) vast te binden met tie-wraps. De verdachte had daarnaast (meteen) de politie kunnen en moeten bellen of had de aangever (met behulp van [naam medeverdachte 1] ) uit de woning kunnen zetten. Vanaf dat moment was de verdediging dus niet meer noodzakelijk en geboden. Er is verder niet gesteld of anderszins aannemelijk geworden dat de latere geweldshandelingen (vastbinden en vastgebonden uit de woning takelen) zijn veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de eerdere handelingen van de aangever. Alleen al om die reden is er evenmin sprake van noodweer-exces.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij op 27 april 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- de enkels van die [naam slachtoffer] en de armen van die [naam slachtoffer] (achter diens rug) vast te binden met tie-wraps en (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] te stoppen en (vervolgens)
(een
)tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] te doen (om die doek op zijn plaats te houden) en vervolgens
- een touw om die [naam slachtoffer] te doen/binden en (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand, aan voornoemd touw naar beneden te laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping ( aan voornoemd touw naar beneden te laten zakken (tot in een tuin/de bosjes);
2.
hij op 27 april 2017 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers hebben hij, verdachte
,en/of zijn mededader(s), met dat opzet
- in een woning, gelegen aan de [adres delict] die [naam slachtoffer] vastgepakt en
- in het gezicht van die [naam slachtoffer] geslagen en/of gestompt - de enkels van die [naam slachtoffer] en de handen (achter de rug) van die [naam slachtoffer] vastgebonden met tie-wraps en (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] in een badkuip gezet en (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en (vervolgens) een tie-wrap om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] gedaan (om die doek op zijn plaats te houden
).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De verdachte heeft samen met [naam medeverdachte 1] de handen en enkels van het slachtoffer met tie-wraps vastgebonden nadat [naam medeverdachte 1] het slachtoffer had geslagen. Vervolgens is het slachtoffer vastgebonden in een bad gezet en heeft een doek in zijn mond gekregen die ook met een tie-wrap is vastgemaakt. Het slachtoffer heeft op deze manier langere tijd in het bad gezeten. Uiteindelijk is hij via de achterzijde van de woning – nog steeds vastgebonden – naar beneden getakeld en is hij in de struiken beland, waar hij gebonden en met een doek in zijn mond is achtergelaten. De verdachte heeft met zijn bijdrage aan deze handelingen op buitengewoon ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en heeft hem, door zo te handelen, veel angst aangejaagd, zoals ook blijkt uit de vordering benadeelde partij. Hierbij komt dat de rechtbank van de verdachte niet de indruk heeft gekregen dat hij de ernst van zijn gedrag inziet. Sterker nog, hij leek ervan overtuigd dat hij geen andere keuze had, omdat het werk in de woning moest worden afgerond en het slachtoffer niet meewerkte. Dit alles wordt hem zwaar aangerekend.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2020 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder is kennisgenomen van de rapporten van psycholoog M.H. Keppel van 18 juli 2017,
psychiater A. Banaei Kashani van 7 juli 2017 en Reclassering Nederland van 5 juli 2017.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijke zaken zijn opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (voor zover die de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt) achterwege te laten. De rechtbank ziet hiervoor, gelet op de concrete inhoud van het dossier, geen aanleiding.
De rechtbank zal wel een lagere straf opleggen dan door officier van justitie geëist, omdat de verdachte van feit 3 zal worden vrijgesproken. Verder is daarbij meegewogen het lange tijdsverloop tussen de de aanvang van de strafvervolging (i.c. het moment van inverzekeringstelling en de aansluitende toepassing van voorlopige hechtenis) van de verdachte en de datum van het vonnis, onder meer omdat de verdachte gedurende langere tijd heeft moeten voldoen aan (tamelijk) strikte eisen waaronder zijn voorlopige hechtenis was geschorst.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen (nummer 1 tot en met 8 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen) zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde]ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.290,66 aan materiële schade en een vergoeding van € 8.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering, met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en acht de verdachte (en de medeverdachte) hoofdelijk aansprakelijk.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering betwist. Daartoe is betoogd dat de gestelde schade aan de telefoon, het horloge en het trainingspak niet is onderbouwd en dat aan de hand van de betalingsherinnering van de nota van het ziekenhuis niet kan worden vastgesteld dat dit schade betreft die is ontstaan door de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de immateriële schade is naar voren gebracht dat de grondslag daarvan is gebaseerd op poging doodslag, wat in deze zaak niet aan de orde is, dat het letstel waarvan wordt uitgegaan niet is terug te vinden in het dossier, dat het psychisch letsel op geen enkele wijze is onderbouwd en dat sprake is van eigen schuld.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht in de zin van schade aan het trainingspak De gevorderde schadevergoeding van € 100,- komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Daarom zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De posten van de vordering die zien op de medische kosten en het horloge zijn, mede gelet op de gemotiveerde betwisting ervan, onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Omdat de verdachte van van het onder 3 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, wordt de benadeelde partij ook ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de schade aan de telefoon niet-ontvankelijk verklaard. Deze onderdelen van vordering kunnen daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige
niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan dan ook slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met (een) mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij beta(a)l/(t)/(en) is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Ter verduidelijking het volgende. Deze hoofdelijkheid beperkt zich tot de andere persoon of personen die, net als de verdachte, als dader (of als medeplichtige) wordt/worden veroordeeld voor hun aandeel in de strafbare feiten die op 27 april 2017 te Rotterdam zijn gepleegd tegen de benadeelde partij ( [naam benadeelde] , geboren te [geboorteplaats benadeelde] op [geboortedatum benadeelde] ).
Wettelijke rente en kosten
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 april 2017.
Omdat de vordering van de benadeelde partij voor een belangrijk deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Voor de duur van de maximale termijn van de gijzeling sluit de rechtbank aan bij de omrekeningstabel schadevergoedingsmaatregel naar dagen (vervangende) hechtenis zoals die tot 1 januari 2020 nagenoeg steeds werd toegepast. Dit mede omdat de wet USB op dit punt niet was gericht op het tot stand brengen van een andere wijze van omrekening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst als nummer 1 tot en met 8 op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 2.600,- (zegge: zesentwintighonderd euro), bestaande uit € 100,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat deze hoofdelijkheid zich beperkt tot de andere persoon of personen die, net als verdachte, als dader (of als medeplichtige) wordt/worden veroordeeld voor hun aandeel in de strafbare feiten die op 27 april 2017 te Rotterdam zijn gepleegd tegen de benadeelde partij ( [naam benadeelde] , geboren te [geboorteplaats benadeelde] op [geboortedatum benadeelde] );
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
€ 2.600,- (hoofdsom,
zegge: zesentwintighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 april 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 36 (zesendertig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader(s), zoals hierboven nader begrensd, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. Verduijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het
leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) heeft vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] heeft gestopt en/of (vervolgens) een
of meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] heeft gedaan
(om die doek op zijn plaats te houden) en/of vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] heeft gesproeid/gespoten en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden heeft geduwd/gegooid
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] heeft gedaan/gebonden en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een
pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd
touw naar beneden heeft laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter
hoogte van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping (met zijn hoofd
naar beneden) aan voornoemd touw naar beneden heeft laten zakken (tot in een
tuin/de bosjes);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de armen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) vast te binden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] te stoppen en/of (vervolgens) een of
meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] te doen (om die
doek op zijn plaats te houden) en/of vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] te sproeien/spuiten en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden te duwen/gooien
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] te doen/binden en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een
pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd
touw naar beneden te laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte
van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping (met zijn hoofd
naar beneden) aan voornoemd touw naar beneden te laten zakken (tot in een
tuin/de bosjes);
2.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden,
immers heeft/hebben of is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet
- in een woning, gelegen aan de [adres delict] die [naam slachtoffer] (van
achteren) vastgepakt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van die [naam slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer]
geschopt en/of getrapt en/of
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen (achter de rug) van die
[naam slachtoffer] vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] in een badkuip gezet en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en/of (vervolgens) een
tie-wrap om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] gedaan (om die doek op
zijn plaats te houden;
3.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(van het merk Huawei) en/of een bankpas (van de ING) en/of een rijbewijs (ten
name van [naam slachtoffer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- slaan en/of stompen in het gezicht/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- doorzoeken van de zakken/kleding van die [naam slachtoffer] en/of
- vastbinden (met tiewraps) van de armen en/of enkels van die [naam slachtoffer] ;
4.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] meermalen, althans éénmaal
in/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen en/of tegen het lichaam
te schoppen en/of te trappen;
5.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich/hun daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van een valse sleutel,
(zijn mededader) een bankpas van de ING toebehorende aan die [naam slachtoffer] in een
pinautomaat heeft gestoken en de daarbij behorende pincode (tot welk gebruik
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren) heeft
ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.