ECLI:NL:RBROT:2020:1531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
10/254859-19 en 10/020519-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal en schuldheling in Rotterdam

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een ander in de nacht van 19 op 20 oktober 2019 een dronken man heeft beroofd. De verdachte is beschuldigd van diefstal en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever, die in de veronderstelling verkeerde in een taxi te zitten, beroofden van zijn persoonlijke bezittingen, waaronder geld, een ketting en een telefoon. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringscontact. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal bewezen geacht, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de geweldshandelingen die in de tenlastelegging waren opgenomen, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/254859-19 en 10/020519-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 18 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 10/254859-19 en 10/020519-19. De tekst van de tenlastelegging in de dagvaarding met parketnummer 10/254859-19 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Omwille van de leesbaarheid zal het in de dagvaarding met parketnummer 10/254859-19 ten laste gelegde hierna worden aangeduid als feit 1 primair en subsidiair en het in de dagvaarding met parketnummer 10/020519-19 ten laste gelegde als feit 2.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewijswaardering
4.1.1
Standpunt verdediging
De verdachte dient van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Er is geen bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij de beroving van de aangever.
4.1.2
Beoordeling
4.1.2.1 Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. In de nacht van 19 op 20 oktober 2019 zat de aangever [naam slachtoffer] in de auto bij de verdachte en de medeverdachte
[naam medeverdachte] . De medeverdachte zat achter het stuur, de verdachte zat op de bijrijdersstoel en de aangever zat achterin. De medeverdachte had als snorder de aangever eerder die nacht opgepikt om hem tegen betaling naar huis te rijden. De aangever was dronken en in de veronderstelling dat hij in een officiële taxi zat. Om ongeveer 02:15 uur reed de auto op de Hoofdweg in Rotterdam. Ter hoogte van het bedrijf Trends ICT en het Bastion Hotel is de auto afgeslagen en tot stilstand gekomen. De aangever is vervolgens uit de auto gestapt, waarna hij is beroofd van onder meer geld, een ketting, een telefoon en sleutels.
De telefoon en sleutels zijn een dag later bij de verdachte aangetroffen.
4.1.2.2 Betrokkenheid verdachte?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte bij de diefstal betrokken was, en zo ja, of zijn betrokkenheid moet worden aangemerkt als het medeplegen van die diefstal.
Camerabeelden
In het dossier bevinden zich beschrijvingen van bewegende camerabeelden van Trends ICT en het Bastion Hotel en enkele stills van deze beelden. Op de terechtzitting zijn de bewegende beelden vertoond. Op de beelden is te zien dat een persoon achter uit de auto stapt en richting het hotel loopt. Vaststaat dat deze persoon de aangever is. Vlak daarna stapt een tweede persoon uit de auto aan de kant van de bijrijder (hierna: persoon 2).
Persoon 2 loopt in de richting van de aangever. De auto rijdt er met gedoofde lichten zachtjes achteraan. Vervolgens rent persoon 2 achter de aangever aan waarna zij uit beeld verdwijnen. De auto rijdt nog steeds achter de aangever en persoon 2 aan en verdwijnt ook uit beeld. Vervolgens rent de aangever terug, voorbij het hotel. Vlak daarna rijdt de auto achteruit in de richting van de aangever. De aangever loopt langs het toegangshek van het hotel. De auto stopt bij het toegangshek. Aan de bestuurderskant stapt de bestuurder (persoon 3) uit de auto. Persoon 3 loopt richting de aangever, die inmiddels op de grond ligt. Persoon 3 gaat op zijn hurken en bevindt zich ruim een minuut in de nabijheid van de in het gras liggende aangever. Daarna komt persoon 3 overeind en rent hij terug naar de auto.
Hij heeft op dat moment een lichtgevend/-reflecterend voorwerp in zijn handen. Op het moment dat hij vlakbij de auto is, gaat het bijrijdersportier open, stapt persoon 3 aan die kant in de auto en rijdt de auto weg.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens dit gebeuren steeds in de auto is gebleven. Persoon 2 en persoon 3 op de camerabeelden zijn volgens hem dan ook een en dezelfde persoon, namelijk de medeverdachte. Het is volgens de verdachte dan ook de medeverdachte die als persoon 2 aan de bijrijderskant uit de auto is gestapt.
De verdachte zat op dat moment op de bijrijdersstoel en de medeverdachte is volgens de verdachte over hem heen gestapt. De reden voor deze manoeuvre is volgens de verdachte dat op dat moment het portier aan de bestuurderskant niet openging.
De medeverdachte had even daarvoor de jas en de schoenen van de verdachte aangetrokken in verband met de kou omdat hij zelf geen jas bij zich had en slippers droeg. De verdachte heeft zijn jas later teruggekregen en trof toen de sleutels en telefoon aan.
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Allereerst is het aantrekken door de medeverdachte van kleding van de verdachte niet aannemelijk, nu de verdachte en de medeverdachte eerder die nacht buiten op straat samen een blowtje hebben gerookt en de medeverdachte het toen kennelijk niet koud had. Daarnaast is op de beelden te zien dat het portier aan de bestuurderskant meerdere malen probleemloos open en dicht is gegaan.
Het is niet aannemelijk dat het portier niet open ging toen de bestuurder achter de aangever aan wilde gaan. Bovendien zaten er tussen het uitstappen van de aangever en het uitstappen van persoon 2 slechts twee seconden. Het is niet aannemelijk dat de door de verdachte geschetste gang van zaken: het aantrekken van de kleding van de verdachte door de medeverdachte en het over de verdachte heen naar buiten stappen, zich in zo’n kort tijdsbestek heeft afgespeeld. Tot slot is op de beelden te zien dat de kleding die persoon 2 en 3 dragen niet gelijk is. Persoon 2 draagt donkere kleding en lichtkleurige schoenen.
Persoon 3 heeft, anders dan persoon 2, een capuchon op zijn hoofd en draagt geen lichtkleurige schoenen. Voor dit verschil heeft de verdachte geen verklaring gegeven.
Tussenconclusies
Gelet hierop en op de overige bevindingen in het dossier staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat persoon 2 de verdachte is en persoon 3 de medeverdachte.
Daarnaast staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de handelingen van de verdachte en de medeverdachte die op de camerabeelden zijn te zien, zijn aan te merken als een nauwe en bewuste samenwerking. Hun handelingen vonden nagenoeg gelijktijdig plaats en beide verdachten zijn op enig moment uit de auto geweest en achter de aangever aangegaan.
In eerste instantie is de verdachte uit de auto gestapt en achter de aangever aan gegaan, waarbij de medeverdachte hen in de auto is gevolgd. Als later de medeverdachte uit de auto is gestapt, opent de verdachte het portier op het moment dat de medeverdachte er weer aan komt en rijdt hij direct weg. Dit handelen door de verdachte en de medeverdachte op het moment dat zij alleen in de auto zitten, duidt er op dat zij de bedoeling hebben gehad om de aangever te blijven volgen en om zo snel mogelijk weg te rijden na het plegen van de diefstal.
Gelet op deze samenwerking is het medeplegen door de verdachte van de diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Geweld?
De rechtbank stelt vast dat de geweldshandelingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen alleen worden onderbouwd door de aangifte en niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Gelet op de dronkenschap van de aangever ten tijde van de beroving, wordt zijn verklaring over het vermeende geweld niet zonder meer betrouwbaar geacht.
Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts blijkt dat bij de aangever alleen een rode verkleuring van de nek is gezien, door de arts beschreven als een striem.
De rechtbank vindt het daarom wel aannemelijk dat enig geweld is gebruikt, waarbij de rechtbank het beschreven letsel vindt passen bij het door de aangever beschreven afrukken van zijn ketting van zijn nek. Juist dit geweld is echter niet in de tenlastelegging opgenomen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de hem ten laste gelegde geweldshandelingen.
4.1.2.3 Conclusie
Bewezen is het primair onder 1 ten laste gelegde medeplegen van diefstal.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1 primair.
hij op 20 oktober 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
op of aan de openbare weg, te weten de Hoofdweg, een telefoon en een headset en een geldbedrag (te weten 150 euro) en een ketting en sleutels,
die toebehoorden, aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 25 januari 2019 te Rotterdam,
een goed te weten een scooter (merk: VOM Venice met het kenteken [kentekennummer] )
heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair
diefstal door twee of meer verenigde personen;
2.
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander in het holst van de nacht op een afgelegen plek een dronken man beroofd. Door de ontkennende houding van de verdachte, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen of er sprake was van een vooropgezet plan en wie daarbij het initiatief heeft genomen. De rechtbank rekent het de verdachte wel aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en een bijdrage heeft geleverd aan het bestelen van een weerloze man. Een laffe daad, die maakt dat de aangever, maar ook anderen die over dit soort feiten horen, zich onveilig voelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling.
De verdachte heeft zich door deze feiten te plegen, laten leiden door persoonlijk gewin en geen oog gehad voor andermans eigendommen en de gevolgen van zijn daden voor de aangever.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.1.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.1.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
23 januari 2020. Dit rapport houdt - kort samengevat - het volgende in.
De verdachte lijkt ondoordachte impulsieve keuzes te maken en over zijn eigen grenzen te gaan om iemand te helpen. Het lijkt hem te ontbreken aan eigen inzichten en de capaciteiten om zelf goede keuzes te maken. Daarnaast lijkt hij zich niet goed te realiseren wat de consequenties van zijn handelen kunnen zijn voor zichzelf en voor anderen.
Hoewel de verdachte ten tijde van het delict onder invloed was van cannabis, lijken er geen
aanwijzingen te zijn dat het gebruik hiervan heeft bijgedragen tot het delict. Wel vindt de reclassering het gebruik zorgelijk en is zij van mening dat het gebruik van cannabis gemonitord zal moeten worden.
De verdachte schetst verder een fijn en harmonieus gezinsverband waarin hij opgroeit en een positief sociaal netwerk. Daarnaast ziet de reclassering als positieve factor dat de verdachte (bij)baantjes heeft en weer gaat starten met een studie.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod, een dagbestedingsverplichting en eventueel een behandeling gericht op verdachtes cannabisgebruik. De inschatting is dat de verdachte zich goed aan gemaakte afspraken kan houden. Hij handelt leeftijdsadequaat en neemt eigen verantwoordelijkheden op het gebied van school, werk en hij wil zijn schulden gaan aflossen zodra hij beschikt over inkomsten.
Daarnaast kan vanuit de volwassenreclassering de JoVo methodiek worden ingezet.
Dan wordt gewerkt aan persoonlijke levensdoelen, de begeleiding is outreachend en gericht op de ontwikkelingstaken en de vaardigheden die voor de transitie naar volwassenheid nodig zijn.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de
rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank vindt het niet nodig dat verdachte terug moet naar de gevangenis. Het is belangrijker dat de verdachte met ondersteuning van de reclassering aan zijn toekomst kan gaan werken. De rechtbank schat in dat de kans op herhaling op die manier het best wordt ingeperkt. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verbieden contact te hebben met de medeverdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 50 (vijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de/een bijzondere voorwaarde(n) niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een COVA training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden;
- de veroordeelde heeft een zinvolle dagbesteding middels (vrijwilligers-)werk of opleiding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. G. Schnitzler en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2020.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
10/254859-19 (feit 1)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 20 oktober 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op of aan de openbare weg, te weten de Hoofdweg, in elke geval op of aan een openbare weg,
een telefoon en/of een headset en/of een geldbedrag (te weten 150 euro) en/of een ketting en/of (een) sleutel(s), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [naam slachtoffer] van achteren een zogenaamde nekklem te geven en/of die [naam slachtoffer] te duwen en/of aan die [naam slachtoffer] te trekken, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val is gekomen
en/of vervolgens die [naam slachtoffer] meermalen in de buik(streek) en/of de zijkant van het lichaam te schoppen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 oktober 2019 te Rotterdam,
een telefoon en/of (een) sleutel(s) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
10/020519-19 (feit 2)
hij op of omstreeks 25 januari 2019 te Rotterdam,
een goed te weten een scooter (merk: VOM Venice met het kenteken [kentekennummer] )
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.