ECLI:NL:RBROT:2020:1492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
C/10/564507 / HA ZA 18-1216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van RET voor schade door val in bus tijdens vervoer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en Rotterdamse Elektrische Tram N.V. (RET) naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 5 februari 2018. Menzis, als zorgverzekeraar van een passagier die ten val kwam in een bus van RET, vorderde schadevergoeding op grond van artikel 7:962 lid 1 BW, waarbij zij gesubrogeerd is in de rechten van de benadeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de passagier, terwijl hij in de bus stond, viel door het plotseling en krachtig remmen van de chauffeur. De rechtbank oordeelde dat dit ongeval plaatsvond 'in verband met' het vervoer, waardoor RET aansprakelijk is voor de schade die de passagier heeft geleden. De rechtbank heeft de aansprakelijkheid van RET vastgesteld op 80%, waarbij ook rekening is gehouden met de eigen schuld van de passagier. Menzis had al meer dan € 25.000 aan medische kosten vergoed en vorderde een voorschot van € 27.351,82. De rechtbank heeft Menzis in het gelijk gesteld en RET veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 21.881,46, alsmede tot vergoeding van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders in het openbaar vervoer en de rechten van zorgverzekeraars bij schadeclaims.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/564507 / HA ZA 18-1216
Vonnis in hoofdzaak van 19 februari 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
advocaat mr. M. Aaftink te Groningen,
tegen
de naamloze vennootschap
ROTTERDAMSE ELECTRISCHE TRAM N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J. Schep te Amersfoort.
Partijen zullen hierna Menzis en RET genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 december 2018, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 3 april 2019 waarin een datum voor comparitie is bepaald;
  • de brief van mr. Aaftink van 23 augustus 2019 met productie 9;
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2019;
  • de brieven van mr. Aaftink van 19 en 26 september 2019 met opmerkingen over het proces-verbaal;
  • de brief van mr. Schep van 2 oktober 2019 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ter zitting is deze zaak gelijktijdig behandeld met de zaak van de heer [naam] tegen RET (zaaknummer 563953 HA ZA 18-1216).
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Menzis is de zorgverzekeraar van de heer [naam] (hierna: [naam] ). [naam] , geboren op [geboortedatum] , is op maandag 5 februari 2018 om 8:20 uur bij de halte Edelgasstraat in Zoetermeer ingestapt in de openbare personenbus met lijnnummer 170, bestuurd door de heer [naam chauffeur] , als chauffeur werkzaam bij RET (hierna: de chauffeur).
2.2.
Bij het naderen van de halte Meerzichtlaan is [naam] in de bus gevallen.
2.3.
In het ambulanceritformulier staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:

Bericht meldkamer
meneer gevallen in de bus rond de 40 jaar last van de heup mld via politie noodstop gemaakt , ws tijdens de val tegen een stang aangekomen
[…]
Secondary survey
[…]
Gebeurtenis/Melding
hr stond in de bus, wilde uitchec[k]en, bus remde en hr is ten val gekomen. […]
2.4.
De chauffeur heeft op 5 februari 2018 een zogeheten “Schade formulier overige schade” (handgeschreven) ingevuld. Dit formulier is ook door de directe chef van de chauffeur ondertekend. Op dit formulier staat onder het kopje “Omschrijving van het voorval”:

Bij de halte gaat Meneer onderuit en heeft last van zijn heup en een hand opengehaald Meneer kwam van achteren naar voren lopen terwijl ik aan het remmen ben en op het laatste stukje (1 meter voor de haltepaal) onderuit
2.5.
Menzis heeft RET bij brief van 2 oktober 2018 aansprakelijk gesteld voor de schade die Menzis heeft geleden als zorgverzekeraar van [naam] .
2.6.
De chauffeur heeft op 9 januari 2019 een verklaring ten overstaan van onder andere mr. Schep afgelegd, die verklaring is op schrift gesteld en op 14 januari 2019 door de chauffeur ondertekend. In deze verklaring staat, voor zover relevant, het volgende:
“3. Het gebeuren van 5 februari 2018 kan ik mij nog goed herinneren. Ik reed op lijn 170. Ik rijd vrijwel altijd op deze route, soms ook op 173. Het was nog ochtend, niet overdreven druk, de bus was half vol. Op enig moment reed ik op de busbaan. Dat is een enkelstrooksweg die uitsluitend bestemd is voor lijnbussen. […].
4. Op het moment dat ik de halte Meerzichtlaan naderde kreeg ik het signaal dat een passagier op één van de stopknoppen had gedrukt. Er gaat dan in de cabine een geluidje af en een lamp op mijn dashboard branden. Ik was dus van plan om bij de halte Meerzichtlaan te stoppen en begon langzaam vaart te minderen. Terwijl ik daarmee bezig was en de bus bijna stilstond hoorde ik een klap achter mij. Ik keek om en zag iemand in het gangpad op de grond liggen, op korte afstand achter mijn zitplaats. Dat was ongeveer ter hoogte waar 4 banken aan weerszijden tegenover elkaar staan. Ik zag ook direct andere passagiers er naartoe lopen. Ik was toen met de bus al ter hoogte van de halte en op korte afstand van het haltebord, waar wij met de voorkant van de bus bij een halte moeten stoppen.
5. Ik ben na stilstand direct naar achteren gelopen en heb de betrokken passagier, die een man bleek te zijn, gevraagd wat er was gebeurd. Hij antwoordde: “Ik ben gevallen”. Dat is ook het enige dat hij tegen mij gezegd heeft. […]
[…]
10. U vraag mij of ik die betrokken passagier op een eerder moment tijdens de rit heb gezien. Dat kan ik u niet zeggen. Er stappen zoveel mensen in, deze meneer was mij niet opgevallen. U vraagt mij of ik die betrokken passagier heb zien zitten. Dat is niet het geval. Ik heb wel een spiegel waarmee ik achteruit de bus in kan kijken, maar die bestrijkt alleen het gangpad, ook in verband met de privacy van de passagiers. Ik kan vanachter het stuur niet zien waar welke passagier zit. […]
11. U vraagt mij of ik deze passagier in het gangpad heb zien lopen of staan voordat ik het geluid van de val hoorde. Ik heb deze meneer niet eerder gezien dan op het moment dat hij al gevallen was.
12. U vraagt mij op welke wijze ik de bus heb afgeremd. Ik weet inmiddels dat die betrokken passagier gezegd heeft dat ik heel fors heb afgeremd of zelfs een noodstop zou hebben gemaakt. Dat is niet het geval. Ik heb de bus op normale dat wil zeggen rustige wijze afgeremd zoals ik altijd doe. Er was voor mij ook geen enkele noodzaak om fors af te remmen, laat staan om een noodstop te maken. Er was ook geen ander verkeer op de busbaan die dat noodzakelijk zouden hebben gemaakt.
13. U houdt mij mijn onderhandse verklaring voor in het Schadeformulier, dat ik heb ondertekend. Dat is inderdaad mijn handschrift. Ik weet niet meer waarom ik daar heb opgeschreven dat meneer “van achteren naar voren kwam lopen”. Dat heb ik niet gezien. Ik denk dat ik dat heb geconcludeerd omdat hij gevallen was of dat ik dat van andere passagiers heb gehoord. Als ik had gezien dat hij al lopend was gevallen, had ik mij dat ongetwijfeld nog herinnerd. Ik kan dat ook niet gezien hebben, want ik kan niet voortdurend in de spiegel kijken, zeker niet als ik een halte nader. Er staan vaak passagiers op het randje van de halte en die moet ik bij de nadering van de halte goed in de gaten houden. […]”
2.7.
[naam] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 20 augustus 2019, voor zover relevant, het volgende verklaard:
“[…] Bij halte de Meerzichtlaan wilde ik uitstappen en ging alvast naar voren om klaar te staan om uit te stappen zodat de chauffeur weer snel zijn weg kon vervolgen.
Ik kwam van achterin de bus, liep zonder problemen het trapje af en aangekomen bij de deur zocht ik een stang om mij vast te houden zodat ik kon uitchecken. Ik kreeg echter niet de kans om uit te checken want de chauffeur remde bijzonder hard, daardoor werd ik van de vloer getild en gelanceerd tot vlak achter de chauffeur ter hoogte van de tweede bank. […]
Als de buschauffeur gewoon had geremd dan was ik zeker niet gevallen en met mijn gewicht helemaal naar voren gevlogen. Het is overigens niet zo dat ik bij het trapje of bij het afstapje ben gevallen. […]”
2.8.
In de Algemene voorwaarden stads- en streekvervoer (hierna: de Algemene voorwaarden) die ook op het vervoer door RET van toepassing zijn, staat, voor zover relevant, het volgende:
“7.9 U of uw nabestaanden hebben recht op een schadevergoeding als u tijdens het vervoer letsel oploopt of overlijdt en dit een gevolg is van:
a.
een aan u overkomen ongeval dat voor rekening van de vervoerder komt of
b.
een omstandigheid die de vervoerder als een zorgvuldig vervoerder heeft kunnen vermijden of waarvan de vervoerder de gevolgen heeft kunnen verhinderen.
[…]
7.12
De vervoerder zal zich niet beroepen op enige beperking van zijn aansprakelijkheid, voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handelen of nalaten, hetzij met de opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.
[…]”
2.9.
[naam] heeft als gevolg van zijn val een wondje aan zijn linkerhand opgelopen en heeft het bovenste deel van zijn linker dijbeen gebroken (een mediale collumfractuur links). Hij is op 7 februari 2018 geopereerd waarbij drie schroeven in de heupkop zijn geplaatst. [naam] is tien dagen in het ziekenhuis verbleven en vervolgens 58 dagen in een verpleeghuis voor verder herstel. Er is bij [naam] geen sprake van een medische eindtoestand.

3.Het geschil

3.1.
Menzis heeft gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht te verklaren dat RET aansprakelijk en schadeplichtig is voor het ongeval van [naam] van 5 februari 2018;
  • RET te veroordelen om de schade, nader op te maken bij staat, aan Menzis als gesubrogeerde zorgverzekeraar ex artikel 7:962 BW te vergoeden;
  • RET te veroordelen tot betaling aan Menzis van een voorschot op deze schade ad
  • RET te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Menzis legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
Als zorgverzekeraar van [naam] heeft Menzis zijn medische behandelingen vergoed. Tot op heden heeft Menzis al meer dan € 25.000,- vergoed, en de verwachting is dat [naam] nog meer medische behandelingen zal moeten ondergaan.
Menzis is ex artikel 7:962 lid 1 BW gesubrogeerd in de rechten van [naam] .
RET is jegens [naam] aansprakelijk voor de door [naam] geleden schade op grond van artikel 8:105 BW. Immers, [naam] is tijdens het vervoer in een openbare stadsbus van RET ten val gekomen, door plotseling en krachtig remmen van de chauffeur, en hij heeft daardoor letsel opgelopen.
Subsidiair stelt Menzis dat RET jegens [naam] aansprakelijk is op grond van artikel 7.9 van de Algemene voorwaarden.
3.3.
RET heeft - samengevat - het volgende verweer gevoerd. Er is geen sprake van een ongeval in de zin van artikel 8:105 BW maar slechts van een voorval, aangezien [naam] is gestruikeld bij het opstaan althans verlaten van zijn zitplaats. Ook is er geen functioneel verband tussen de val en het vervoer. De manier waarop de bus tot stilstand is gekomen, heeft de val van [naam] niet veroorzaakt. Derhalve is geen sprake van aansprakelijkheid van RET op grond van artikel 8:105 BW en/of op grond van de algemene voorwaarden.
Subsidiair heeft RET een beroep gedaan op overmacht als bedoeld in artikel 8:105 lid 2 BW. De chauffeur heeft niet hard en abrupt geremd en aannemelijk is dat [naam] is gestruikeld of gevallen bij het opstaan tijdens de rit. Dit is een omstandigheid die een zorgvuldig bestuurder niet heeft kunnen vermijden en waarvan hij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen. Meer subsidiair beroept RET zich op eigen schuld van [naam] als bedoeld in artikel 8:109 lid 1 BW. [naam] is zonder noodzaak al tijdens de rit opgestaan van zijn zitplaats om zich naar het gangpad te begeven, waarbij hij een afstap van 20 cm moest nemen, waarbij hij ten val is gekomen.
RET heeft tot slot erkend dat Menzis in totaal € 27.352,82 aan medische kosten heeft vergoed maar heeft betwist dat er nog meer medische behandelingen zullen moeten plaatsvinden als gevolg van het voorval, zodat een verwijzing naar de schadestaat niet aan de orde is.

4.De beoordeling

4.1.
In de procedure tussen [naam] en RET (met zaaknummer 563952 / HA ZA 18-1186), in welke procedure vandaag eveneens vonnis wordt gewezen, heeft de rechtbank als vaststaand aangenomen dat [naam] is gevallen als gevolg van het remmen door de chauffeur van RET terwijl [naam] in het gangpad van achteren naar voren liep. Hiervan uitgaande heeft de rechtbank overwogen dat de val van [naam] in de bus is aan te merken als een ongeval in de zin van artikel 8:105 lid 1 BW en dat het ongeval heeft plaatsgevonden “in verband met” het vervoer. In aansluiting hierop heeft de rechtbank geoordeeld dat RET aansprakelijk is voor de schade die [naam] als gevolg van zijn val in de bus heeft geleden en dat RET geen beroep op overmacht toekomt. Voorts is geoordeeld dat de (aansprakelijkheid voor de) schade voor 20% voor rekening van [naam] dient te komen, aangezien er deels sprake is van eigen schuld aan de zijde van [naam] aan het ontstaan van de schade.
Dit oordeel wordt als uitgangspunt genomen in de onderhavige procedure.
4.2.
Menzis, als gesubrogeerde in de rechten van [naam] , heeft gevorderd RET te veroordelen tot betaling aan haar van een schadevergoeding, op te maken bij staat, en tot betaling van een bedrag van € 27.351,82 als voorschot op reeds door haar aan [naam] vergoede (medische) kosten als gevolg van het ongeval. Ter zake overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 7:962 lid 1 BW bepaalt dat indien de verzekerde ter zake van door hem geleden schade, anders dan uit verzekering, vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, die vorderingen bij wijze van subrogatie overgaan op de verzekeraar voor zover deze, al dan niet verplicht, die schade vergoedt. Menzis heeft op grond van dit artikel, en gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, het recht de zorgkosten die zij voor [naam] heeft voldaan naar aanleiding van het ongeval van 5 februari 2018 op RET te verhalen tot een percentage van 80%. RET heeft het bedrag van € 27.351,82 aan reeds vergoede zorgkosten niet betwist, zodat 80% van dit bedrag, € 21.881,46, kan worden toegewezen als voorschot. RET heeft, bij gebrek aan concrete aanwijzingen, betwist dat verdere medische behandelingen van [naam] nodig zijn, zodat een verwijzing naar de schadestaat niet aan de orde is. Voor verwijzing naar een schadestaatprocedure is voldoende dat de eiser de mogelijkheid van (verdere) schade aannemelijk maakt. Gelet op hetgeen [naam] hierover heeft verklaard tijdens de zitting van 10 september 2019, is aannemelijk dat hij in de toekomst nog verdere medische behandelingen zal moeten ondergaan als gevolg van het ongeval, zodat (verdere) schade aannemelijk is. De gevorderde verwijzing naar de schadestaat zal daarom ook worden toegewezen.
4.3.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen en veroordeling in onderhavige procedure en die in de procedure tussen [naam] en RET (met zaaknummer 563952 / HA ZA 18-1186), in welke zaak vandaag eveneens vonnis wordt gewezen, wijst de rechtbank op het volgende. Weliswaar wordt nu in beide zaken een veroordeling tot betaling van schade (op te maken bij staat) uitgesproken, maar dit betekent niet dat RET uiteindelijk dezelfde schade, zoals deze mogelijk uiteindelijk in de schadestaatprocedures wordt vastgesteld, aan [naam] en aan Menzis dient te vergoeden. De rechtbank gaat ervan uit dat [naam] en Menzis hun vorderingen in de schadestaatprocedure op elkaar aanpassen.
4.4.
RET wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Menzis worden begroot op:
  • dagvaarding € 98,01;
  • griffierecht € 291-;
  • salaris advocaat € 1.390,- (2 punten x tarief € 695,- per punt);
totaal € 1.779,01.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verklaart voor recht dat RET voor 80% aansprakelijk en schadeplichtig is voor de ontstane schade ten gevolge van het op 5 februari 2018 aan [naam] overkomen ongeval;
5.2
veroordeelt RET om deze schade, nader op te maken bij staat, voor 80% aan Menzis als gesubrogeerde zorgverzekeraar ex artikel 7:962 BW te vergoeden;
5.3
veroordeelt RET tot betaling aan Menzis van een voorschot op deze schade van € 21.881,46;
5.4
veroordeelt RET in de proceskosten, aan de zijde van Menzis tot op heden begroot op € 1.779,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op
19 februari 2020.2474/1582