ECLI:NL:RBROT:2020:1462

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
10/682140-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag in uitgaansgebied

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 april 2018 in Puttershoek een voetganger heeft aangereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De verdachte reed met hoge snelheid en piepende banden uit een parkeervak in een druk uitgaansgebied, zonder voldoende te anticiperen op de verkeerssituatie. Dit leidde tot een aanrijding met een overstekende voetganger, die ernstige verwondingen opliep, waaronder meerdere breuken en een hersenkneuzing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waaronder artikel 6, dat betrekking heeft op het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur geëist, subsidiair 90 dagen hechtenis, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op, terwijl voor het rijden zonder geldig rijbewijs geen aparte straf werd opgelegd, maar de verdachte wel schuldig werd verklaard zonder straf of maatregel.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor verkeersdelicten, maar de rechtbank rekent het hem zwaar aan dat hij na de aanrijding doorreed zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in drukke verkeerssituaties en de noodzaak om altijd alert te zijn op voetgangers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/682140-18
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (uitgaande van schuld in de zin van zeer onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag), 2 en 3 ten laste gelegde;
  • met betrekking tot de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde misdrijven:
veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
-
met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde overtreding: schuldig zonder oplegging van een straf of maatregel.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering van de feiten 2 en 3
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte van het onder 1 primair en
1 subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte een verkeersfout heeft gemaakt.
Beoordeling
Op 14 april 2018 is het slachtoffer bij het oversteken van de [plaats delict] te Puttershoek aangereden door een door de verdachte bestuurde personenauto. Door de verdachte is verklaard dat hij kort daarvoor met piepende banden uit een parkeervak kwam gereden. Na ongeveer 20 à 30 meter zag hij het slachtoffer op de weg lopen, maar hij kon hem niet meer met zijn auto ontwijken. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte al slingerend en met hoge snelheid op het slachtoffer af kwam rijden.
De getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3] bevestigen dat de verdachte slingerend reed.
Uit de verklaringen van [naam getuige 4] en [naam getuige 5] kan worden opgemaakt dat de verdachte met hoge snelheid op het slachtoffer is ingereden. Uit de beschrijving van de politie van de situatie ter plaatse, de daarbij gevoegde foto’s en de verschillende getuigenverklaringen volgt dat één en ander zich afspeelde in een winkel- en uitgaansgebied met ter plaatse een snelheidtemperende wegversmalling. Verdachte stond, voor dat hij in zijn auto stapte, met een groep jongeren buiten voor een café. Overstekende voetgangers zijn in een dergelijk gebied te verwachten en automobilisten moeten hun snelheid daarop aanpassen. De voor dit gebied te hoge snelheid waarmee verdachte reed ten tijde van de aanrijding, leidt de rechtbank tevens af uit de forse schade aan de auto van verdachte.
De combinatie van omstandigheden en gedragingen van de verdachte, namelijk in een op dat moment nog met mensen bevolkt uitgaansgebied, met een hoge snelheid en piepende banden uit een parkeervak wegrijden en vervolgens slingerend en met hoge snelheid door rijden en daarbij onvoldoende anticiperen op de verkeerssituatie ter plaatse waardoor hij een overstekende voetganger niet of te laat heeft opgemerkt, brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Het is daardoor aan zijn schuld is te wijten dat hij de aangever heeft aangereden met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Het onder feit 1 primair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte als automobilist aldaar voorrang zou hebben gehad, zoals de verdediging stelt, doet niet af aan zijn schuld in de hiervoor weergegeven zin.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij op 14 april 2018 te Puttersboek, gemeente Binnenmaas, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig enonoplettend te rijden op de [plaats delict] , welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, met een hoge snelheid en met piepende banden met dat motorrijtuig uit een parkeervak, gelegen aan de rechterzijde van evengenoemde weg, is weggereden en slingerend zijn weg heeft vervolgd en zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, het voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en op of ter hoogte van de aan de linkerzijde van die weg gelegen parkeervakken in botsing of aanrijding is gekomen met een voetganger, die doende was de rijbaan van die meergenoemde weg over te steken, waardoor die voetganger, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (meerdere breuken in he
tgelaat, breuk van het middenoor en slaapbeen achter het oor, een bloeding onder het spinnenwebvlies van de hersenen en een hersenkneuzing) werd toegebracht.;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 14 april 2018, te Puttershoek, gemeente Binnenmaas, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), betrokken bij en door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [plaats delict] de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist dat aan een ander (te weten [naam slachtoffer] ) letsel was toegebracht;
3.
hij op 14 april 2018 te Puttershoek, gemeente Binnenmaas, als bestuurder van een motorrijtuig (personeneuto) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [plaats delict] , terwijl het rijbewijs, dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te weten categorie B, en voornoemd rijbewijs (ingevolge art 122 lid 2 van de WVW 1994 of art 25a lid 3 van het Reglement rijbewijzen) voor een beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
2.
Overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl hij wist dat aan een ander letsel was toegebracht;
3.
Overtreding van artikel 107, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een persoon aangereden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Hij is in een uitgaansgebied met piepende banden en hoge snelheid een parkeervak uitgestoven en heeft zonder snelheid te minderen en al slingerend op de weg gereden.
Hij heeft daarbij een voetganger, die al bezig was de weg over te steken, geschept. De voetganger heeft door de heftige aanrijding zeer ernstig letsel opgelopen, zoals blijkt uit de medische verklaringen. Hij ondervindt tot op de dag van vandaag nog veel last van het ongeval en zijn leven is blijvend veranderd. Ook vele omstanders waren erg van slag door het zien van de aanrijding waarbij het slachtoffer door de lucht vloog en zwaargewond op de straat terecht is gekomen. Na het veroorzaken van het ongeval is de verdachte, zonder zich te bekommeren om het slachtoffer, doorgereden. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
De rechtbank heeft in het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2019 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor verkeersgerelateerde strafbare feiten.
De rechtbank vindt de eis van de officier van justitie passend en zal die volgen.
Het bewezenverklaarde rijden met een ongeldig rijbewijs is een overtreding. De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de op te leggen taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid voor dit feit nog een aparte straf op te leggen en volstaat met schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
6, 7, 107, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten 1 primair en 2:
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uurwaarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de tijd van
6 (zes) maanden;
ten aanzien van het bewezenverklaarde feit 3:
bepaalt dat ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Puttersboek, gemeente Binnenmaas, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [plaats] en/of de [plaats delict] , welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, met een hoge snelheid en/of met piepende banden en/of slingerend met dat motorrijtuig uit een parkeervak, gelegen aan de rechterzijde van evengenoemde weg, is weggereden en/of slingerend zijn weg heeft vervolgd en/of de controle over het voertuig is verloren althans dat voertuig naar de linkerzijde van die weg heeft gestuurd en/of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij , verdachte, het voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of op of ter hoogte van de aan de linkerzijde van die weg gelegen parkeervakken in botsing of aanrijding is gekomen met een voetganger, die doende was de rijbaan van die meergenoemde weg over te steken, waardoor die voetganger, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (meerdere breuken in het gelaat, breuk van het middenoor en slaapbeen achter het oor, een bloeding onder het spinnenwebvlies van de hersenen en/of een hersenkneuzing) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Puttershoek, gemeente Binnenmaas, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [plaats] en/of de [plaats delict] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, met een hoge snelheid en/of met piepende banden en/of slingerend met dat motorrijtuig uit een parkeervak, gelegen aan de rechterzijde van evengenoemde weg, is weggereden en/of slingeren zijn weg heeft vervolgd en/of de controle over het voertuig is verloren althans dat voertuig naar de
linkerzijde van die weg heeft gestuurd en/of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij verdachte, het voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of op of ter hoogte van de aan de linkerzijde van die weg gelegen parkeervakken, in botsing of aanrijding is gekomen met een voetganger, die doende was de rijbaan van die meergenoemde weg over te steken;
2.
hij op of omstreeks 14 april 2018, te Puttershoek, gemeente Binnenmaas, als
bestuurder van een motorrijtuig (persenenauto), betrokken bij en/of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op/aan [plaats] en/of de [plaats delict] de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl hij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam slachtoffer] ) letsel
en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 14 april 2018 te Puttershoek, gemeente Binnenmaas, als bestuurder van een motorrijtuig (personeneuto) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [plaats] en/of [plaats delict] , terwijl het rijbewijs, dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te weten categorie B, en voornoemd rijbewijs (ingevolge art 122 lid 2 van de WVW 1994 of art 25a lid 3 van hot Reglement rijbewijzen) voor een beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren.