ECLI:NL:RBROT:2020:1461

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
10/711019-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling en vrijspraak van poging tot zware mishandeling

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van mishandeling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 maart 2018 in Spijkenisse betrokken was bij een gevecht waarbij de aangever, [naam slachtoffer], werd mishandeld. De verdachte heeft de aangever met een stok geslagen, terwijl de stiefzoon van de verdachte ook betrokken was bij de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte voldoende kon worden bewezen door andere getuigenverklaringen, ondanks dat de verdediging niet in staat was om een belangrijke getuige te ondervragen. De rechtbank kon echter niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans was dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, wat leidde tot vrijspraak van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan mishandeling in vereniging en heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/711019-18
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortdatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair en onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, mede inhoudende een meldplicht en een ambulante behandel-verplichting.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair (diefstal) en onder 2 subsidiair (heling) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte bij de onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde feiten betrokken is geweest.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op 28 maart 2018 heeft er op de 10e verdieping van de flat aan [adres delict] te Spijkenisse een gevecht plaatsgevonden waarbij de aangever en de stiefzoon van de verdachte ( [naam stiefzoon verdachte] ) waren betrokken en waarbij de stiefzoon een snee in zijn hand heeft opgelopen. De verdachte is kort daarop samen met zijn partner op de 10e verdieping gearriveerd en heeft de aangever, terwijl die klappen kreeg van [naam stiefzoon verdachte] , met een stok tegen hoofd en lichaam geslagen.
De rechtbank baseert dat op de aangifte die steun vindt in verklaringen van twee getuigen. Aangever heeft verklaard dat hij van de man, die hij net daarvoor uit de lift zag komen met een meisje, klappen kreeg met een stok. Eén getuige, die anoniem door de politie en later nogmaals bij de rechter-commissaris is gehoord, zag op 28 maart 2018 vier personen op de gang, waaronder één vrouw, die om een man heen stonden die op de grond lag. Hij verklaart dat de aangever werd geslagen en dat één van deze mannen een stok gebruikte bij het slaan. De andere getuige, die anoniem bij de politie is gehoord, verklaart dat ze een man en een vrouw uit de lift zag komen en in de richting van de aangever zag rennen. Daarna zag ze dat de man met een stok op het lichaam en het hoofd van de aangever begon te slaan. Ze zag ook dat [naam stiefzoon verdachte] (de stiefzoon) de aangever een klap gaf. Dat de verdachte degene is die met de stok heeft geslagen baseert de rechtbank tevens op verdachtes eigen verklaring dat hij met zijn vriendin - de moeder van [naam stiefzoon verdachte] - met de lift naar de 10de etage, naar de woning van zijn stiefzoon [naam stiefzoon verdachte] , ging.
De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat de verklaring van de hiervoor als tweede genoemde getuige niet voor het bewijs kan dienen omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om deze getuige te horen. De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte niet voornamelijk op deze verklaring steunt maar in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs. De verklaring kan daarom, ondanks dat de verdediging de getuige niet heeft kunnen ondervragen, wel voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank kan op basis van het voorliggende dossier - de stok kon niet worden veilig gesteld zodat over het materiaal waaruit die bestond niets bekend is en over de kracht waarmee is geslagen kan evenmin iets worden vastgesteld, onder andere niet omdat vlak vóór dat de verdachte er bij kwam, de aangever al mishandelingen had ondergaan en niet duidelijk is welk letsel hij door het slaan met de stok en de andere klappen die de aangever op dat moment kreeg, heeft bekomen - niet met de benodigde mate van zekerheid vaststellen dat de aanmerkelijke kans bestond dat de aangever als gevolg van voornoemd geweld zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Zij zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Bewijswaardering feit 2 meer subsidiair
De verdachte heeft dit feit ontkend. Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van de onder feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde witwassen moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld of de verdachte de mobiele telefoon daadwerkelijk heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Het enkele feit dat een simkaart, die in een politiedatabestand aan verdachte is gelinkt, op enig moment in de betrokken telefoon heeft gezeten, is daartoe onvoldoende.
Conclusie
Het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair (mishandeling in vereniging) ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 maart 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer]
- met een stok, meermalen, tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en
- tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en/of te stompen
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1. subsidiair
Medeplegen van mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mishandeling.
De rechtbank kan zich er iets bij voorstellen dat verdachte zorg had om zijn stiefzoon die mogelijk gewond was geraakt in een gevecht, maar zij acht de wijze waarop verdachte heeft gereageerd kwalijk en verwijtbaar. Zonder zich van de situatie en de aanleiding te vergewissen is hij het slachtoffer, die nog werd mishandeld, te lijf gegaan met een stok. Hij heeft hiermee de voor het slachtoffer toch al bedreigende en angstige gebeurtenis verergerd en bijgedragen aan de pijn en het letsel van het slachtoffer.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2020. De verdachte heeft zich eerder, zij het al wat langer geleden, schuldig gemaakt aan vermogens en geweldsdelicten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het advies van 27 augustus 2019 dat door de Reclassering Nederland is opgesteld. De reclassering geeft aan dat een (langdurige) gevangenisstraf het door de verdachte inmiddels opgebouwde leven ernstig zal ontwrichten en dat de verdachte in staat is om een werkstraf te voldoen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging, meer dan de officier van justitie, rekening met het tijdsverloop en de omstandigheid dat de verdachte handelde vanuit de gedachte zijn stiefzoon te hulp te moeten schieten, die naar hij had begrepen tot bloedens toe gewond was geraakt bij een vechtpartij. Daarnaast acht de rechtbank slechts mishandeling bewezen. Zij ziet dan ook geen aanleiding verdachte een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen en vindt een werkstraf passend.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert, na wijziging op zitting, een vergoeding van € 1.216,00 aan materiële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank bepaalt daarbij dat verdachte en benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen ten behoeve van de vordering gemaakt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
32 (tweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen.
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen ten behoeve van de vording gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • met een (lange) stok, in elk geval een hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) op/ tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of
  • op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer]
- met een (lange) stok, in elk geval een hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) op / tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of
- op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 28 maart 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, een mobiele telefoon (Apple iphone X), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2018 tot en met 4 april 2018, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, (een) goed(eren), te weten een mobiele telefoon (Apple iPhone X), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of hoef t overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2018 tot en met 4 april 2018, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Apple iPhone X), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.