ECLI:NL:RBROT:2020:1416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
C/10/590904 / FA RK 20-713
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging aansluitend op verlenging crisismaatregel op grond van art. 7:11 Wvggz

Op 12 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan de betrokkene, geboren in Frankrijk en thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen. Dit gebeurde op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De beslissing volgde op een mondelinge behandeling waarbij verschillende medische en zorgdocumenten zijn ingediend, waaronder een medische verklaring van psychiater E. Leeman en een zorgplan. De betrokkene vertoonde gedrag dat leidde tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en agressief gedrag, en was bekend met een schizofreniespectrumstoornis. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren en de betrokkene niet bereid was om medicatie te nemen. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals opname in een accommodatie en toediening van medicatie. De rechtbank benadrukte dat verplichte zorg als ultimum remedium moet worden toegepast en dat de effectiviteit van de zorg in de afweging is meegenomen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. de Geus en schriftelijk uitgewerkt door griffier C.W. Wapenaar.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/590904 / FA RK 20-713
Betrokkenenummer: [nummer]
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 12 februari 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Frankrijk,
hierna: betrokkene,
zonder vaste woonplaats,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen aan de Poortmolen 121, 2906 RN te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. A.W. Grijseels te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen op 5 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door E. Leeman, psychiater, van 3 februari 2020;
  • de zorgkaart van 29 januari 2020 met bijlagen;
  • het zorgplan van 15 januari 2020 met bijlagen;
  • de beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020, op de locatie van Parnassia Groep, locatie Poortmolen.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
  • L. van der Meij, psychiater, verbonden aan Parnassia Groep, locatie Poortmolen.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.1.2.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene leidt aan een psychische stoornis, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis en een ongespecificeerde middelgerelateerde stoornis.
2.1.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, allereerst gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstig lichamelijk letsel, en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept. Voorts is sprake van ernstig nadeel, gelegen in ernstige materiële schade, gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, en maatschappelijke teloorgang van betrokkene.
Betrokkene is al langer bekend met de diagnose schizofreniespectrumstoornis. Daarnaast kan het gebruik van (bepaalde) drugs een psychose bij betrokkene teweegbrengen. Betrokkene is voor zijn opname gestopt met het nemen van medicatie omdat hij vond dat zijn lichaam er vermoeid van raakte. Hij is psychotisch geworden en tijdens zijn psychose heeft betrokkene erg geagiteerd en agressief geacteerd richting goederen. Betrokkene gebruikt de drug Cannabis. Hij zwierf op straat en trok daar onder andere spiegels van auto’s af die hij vervolgens naar trams gooide. Betrokkene was daarbij ook verbaal agressief.
Betrokkene is tijdens opname ook agressief geweest naar de behandelaar en hij weigerde medicatie. Betrokkene is daarom tijdens zijn opname ook ingesloten geweest. De betrokkene heeft ziekte-inzicht en besef maar heeft gedurende de opname een ambivalente houding gehad ten opzichte van het nemen van medicatie. Volgens de behandelaar is de behandeling daarom niet optimaal geweest en nog niet volledig gelukt. De psychose is volgens de behandelaar op dit moment op zijn retour, maar de stemming van betrokkene is nog erg wisselend en betrokkene is (nog) niet bereid om een stemmingsstabilisator te beproeven. Te verwachten is dat met de duur van de opname de ambivalentie afneemt en dat de behandeling dan wel aanslaat. Zonder voortzetting van de opname is thans het risico reëel dat betrokkene opnieuw drugs gaat gebruiken en dat hij weer psychotisch wordt.
Betrokkene geeft ter zitting aan dat hij open staat voor alle medicatie die voorgeschreven staat. Betrokkene geeft aan dat hij graag vanuit de opname naar een begeleide woonvorm wil en zijn leven weer wil oppakken. Behandelaar ziet dit als een positief gevolg van de behandeling en er is een intake aangevraagd bij het ambulante team. Volgens de behandelaar is het van groot belang dat betrokkene zijn medicatie neemt zodat hij tot rust komt. Vervolgens kan er worden begonnen met een ambulante behandeling.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en hem dusdanig te doen herstellen dat hij zijn autonomie herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.2.2.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het opnemen in een accommodatie voor de duur van 6 maanden.
  • het toedienen van medicatie, meer specifiek het middel Haldol of een soortgelijk antipsychoticum, en een stemmingsstabilisator zoals bijvoorbeeld lithium of een dergelijk middel, voor de duur van 6 maanden;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van 6 maanden, met de beperkende voorwaarde dat dit alleen gedurende de opname in de accommodatie mag worden toegepast;
  • het insluiten voor de duur van 6 maanden, met de beperkende voorwaarde dat dit alleen gedurende de opname in de accommodatie mag worden toegepast;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van 6 maanden;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen voor de duur van 6 maanden;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen voor de duur van 6 maanden;
2.2.3.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.4.
Namens betrokkene is gewezen op zijn meewerkende houding. Voorts is gewezen op de verhouding tussen het beschreven ernstig nadeel, dat in de visie van betrokkene en zijn advocaat betrekkelijk gering is, en de verzochte vormen van verplichte zorg die juist als vergaand kunnen worden aangemerkt. Die verhouding roept de vraag op naar de proportionaliteit van de verplichte zorg. Ook is de vraag of die zorg doelmatig is, gelet op de behoefte van betrokkene aan perspectief.
Echter, het uitgangspunt van de wet is dat verplichte zorg wordt toegepast als een ultimum remedium en dat vrijwilligheid voorop staat. Daarnaast past de rechtbank de wet toe zoals hierboven beschreven met oog op de in art. 3:3 genoemde voorwaarden, en de effectiviteit van de verplichte zorg is daarin opgenomen en dus in de afweging meegenomen.
2.2.5.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.2. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 augustus 2020.
Deze beschikking is op 12 februari 2020 mondeling gegeven door mr. M. de Geus, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.W. Wapenaar, griffier, en op 17 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.