ECLI:NL:RBROT:2020:1368

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
10/255198-19 vordering TUL VV: 23-002935-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag tijdens uitgaansgeweld in Rotterdam

Op 17 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij uitgaansgeweld op 12 oktober 2019. De verdachte en een medeverdachte kregen ruzie met een groep mannen voor de nachtclub Lido in Rotterdam. Na een confrontatie waarbij de verdachte en de medeverdachte werden belaagd, hebben zij de aangever, die op de grond lag, meermalen tegen het hoofd geschopt. De aangever liep hierdoor ernstige verwondingen op, waaronder een schedelbreuk en een bloeding tussen de hersenen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar voor de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van de aangever. De rechtbank achtte het medeplegen van poging tot doodslag wel bewezen, gezien de omstandigheden van de zaak en de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/255198-19
Parketnummer vordering TUL VV: 23-002935-17
Datum uitspraak: 17 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Portugal) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23-002935-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De rechtbank is bij de beoordeling uitgegaan van de volgende feiten.
De verdachte en de medeverdachte, [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte), hebben op 12 oktober 2019 voor de deur van de nachtclub Lido te Rotterdam ruzie gekregen met een viertal mannen, waaronder [naam aangever] (hierna: de aangever). De groep mannen heeft de verdachte naar de grond getrokken en op hem ingeschopt. Nadat de medeverdachte een vuurwapen had getrokken en daarmee had geschoten, is de groep mannen gevlucht. De verdachte en de medeverdachte hebben na een achtervolging enkele straten verderop de aangever te pakken gekregen. Zij hebben hem beiden geschopt terwijl hij op de grond lag. De aangever heeft hierbij een botbreuk van de schedel en een bloeding tussen de hersenen en de schedel opgelopen.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van de aangever. Uit de camerabeelden blijkt dat er trappen zijn gegeven aan de aangever, terwijl deze op de grond lag, waarvan tenminste één tegen het hoofd. De medeverdachte heeft bekend dat hij de aangever tegen het hoofd heeft getrapt. De verdachte heeft niet tegen het hoofd, maar tegen het lichaam van de aangever, te weten zijn borst/schouder, getrapt. Nu er onvoldoende bewijs is dat de verdachte de aangever tegen het hoofd heeft getrapt, is er geen bewijs dat de verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van de aangever, dan wel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het trappen tegen het hoofd van [naam aangever] . Ook is er geen sprake van zwaar lichamelijk letsel bij [naam aangever] . Om deze redenen dient de verdachte te worden vrijgesproken van zowel het medeplegen van poging tot doodslag als van zware mishandeling en van de poging daartoe.
4.3.
Beoordeling
Blijkens de inhoud van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen hebben de verdachte en de medeverdachte tezamen en in vereniging de aangever naar de grond getrokken en de aangever op het hoofd gestampt en driemaal tegen het hoofd geschopt. Tijdens de laatste trappen lag [naam aangever] bewegingloos op de grond. [naam aangever] heeft als gevolg van het tegen hem gebezigde geweld ernstig letsel aan zijn hoofd opgelopen, namelijk een wond op het achterhoofd van 7 centimeter, een subarachnoïdale bloeding en een botbreuk van de schedel ter plaatse van het achterhoofd. Het herhaaldelijk met geschoeide voet tegen het hoofd en lichaam schoppen van een op de grond liggend persoon die zich niet meer verweert, merkt de rechtbank aan als een poging tot doodslag. Het is een feit van algemene bekendheid dat het geven van harde schoppen tegen het hoofd levensbedreigende (hersenfunctie)stoornissen tot gevolg kan hebben. Eén harde trap tegen het hoofd kan al dodelijk zijn. Het handelen van de verdachte en de medeverdachte wordt qua uiterlijke verschijningsvorm ook geacht daarop gericht te zijn geweest. Door zo te handelen heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangever zou komen te overlijden en hebben hij en de medeverdachte die kans blijkens de wijze van handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toe genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met het ten laste gelegde en vereiste voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever.
In het vorenstaande ligt ook de bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte besloten. De rechtbank acht medeplegen derhalve bewezen. De verdachte en de medeverdachte zijn in strafrechtelijke zin verantwoordelijk, over en weer, voor elkaars gedragingen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op s 12 oktober 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, die [naam slachtoffer]
tegen de grond heeft
geduwd en (vervolgens) met geschoeide voet
meermalen op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft
geschopt/getrapt en gestampt (terwijl die [naam slachtoffer] bewegingloos
op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair:
medeplegen van poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, nadat hij en zijn collega werden belaagd door een groep van vier mannen, samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van één van zijn aanvallers. Zij hebben deze man naar de grond gewerkt en meermalen tegen het hoofd geschopt. De verdachte en de medeverdachte hebben de man bewegingloos en zwaar gewond op straat achtergelaten.
Dit alles vond plaats op de openbare weg in Rotterdam. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte en de medeverdachte een hoofdwond, een schedelbreuk en een bloeding tussen de hersenen en de schedel opgelopen. Ter behandeling van zijn verwondingen is het slachtoffer (kortdurend) opgenomen geweest in het ziekenhuis. Dergelijk geweld heeft daarnaast een negatieve impact op de gehele samenleving. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten toe.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor uitgaansgeweld, waarvoor hij nog in een proeftijd liep.
7.3.2.
Rapportage
Antes, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 januari 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte was ten tijde van het feit onder invloed van alcohol. Alhoewel de reclassering geen aanwijzingen ziet voor alcoholafhankelijkheid, lijkt de verdachte onder invloed van alcohol impulsief en agressief te reageren. Het sociale netwerk van de verdachte beschouwt de reclassering als een indirecte delictgerelateerde factor. De verdachte lijkt onder peer-pressure meer alcohol te drinken en beslissingen te nemen die hij, wanneer hij alleen is, niet zou nemen. Dit hangt mogelijk weer samen met zijn psychosociaal functioneren. Op sociaal maatschappelijk vlak ervaart de verdachte ook problemen. Er zal moeten worden ingezet op het wegwijs maken van betrokkene in de sociaal maatschappelijke hulpverlening in Nederland. Het recidiverisico is gemiddeld, daar de verdachte eerder is veroordeeld voor uitgaansgeweld. De responsiviteit is gemiddeld. De verdachte is geschrokken van zijn handelen en staat open voor gedragsverandering. Om de responsiviteit te vergroten heeft een lange adem en één op één begeleiding (tijdens de gedragsinterventie) de voorkeur.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie agressiebeheersing, een ambulante behandeling en een contactverbod.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag, zal de rechtbank een gevangenisstraf met een beperkte duur opleggen. De rechtbank heeft hierbij in strafverminderende zin meegewogen dat de groep van vier mannen waartoe de aangever behoorde, zelf de confrontatie met de verdachte en de medeverdachte heeft opgezocht en daarbij fors geweld heeft gebruikt tegen de verdachte terwijl hij weerloos op de grond lag. Ook heeft de rechtbank in strafverminderende zin in overwegende mate meegewogen dat de officier van justitie ter zitting kenbaar heeft gemaakt voornemens te zijn het door de groep van vier mannen gepleegde geweld af te doen met een voorwaardelijk sepot. De officier van justitie heeft verklaard dat dit voornemen is ingegeven door persoonlijke omstandigheden. Gelet op de overeenkomsten tussen de geweldshandelingen van de twee groepen, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, het verschil in (voorgenomen) afdoening onbegrijpelijk.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdachte ook een contactverbod met de slachtoffers op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Uitspraak waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2018 is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 28 (achtentwintig) uren, waarvan een gedeelte groot 14 (veertien) uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 februari 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie, in verband met zijn strafeis, gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van 17 januari 2020 af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven. Daarom zal de vordering tot tenuitvoerlegging, conform de eis van de officier van justitie, worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich met ingang van de proeftijd bij Antes Reclassering op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Alcohol & Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt voor welke training wordt gekozen. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde laat zich behandelen/begeleiden door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal zich in eerste instantie moeten richten op het uitvoeren van diagnostiek. Vervolgens kan er ingezet worden op praktische ondersteuning door het MJD van Fivoor. De behandeling start met ingang van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven
genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en C.E. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, die [naam slachtoffer]
op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of op/tegen de grond heeft
geduwd en/of geslagen en/of (vervolgens) met geschoeide voet
meermalen op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] heeft
geschopt/getrapt en/of gestampt (terwijl die [naam slachtoffer] bewegingloos
op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, heeft toegebracht,
door
die [naam slachtoffer]
- op/tegen het lichaam te slaan en/of
- op/tegen de grond te duwen en/of te slaan en/of
- ( vervolgens) met geschoeide voet meermalen op/tegen het hoofd te
schoppen/trappen en/of op het hoofd te stampen (terwijl die [naam slachtoffer]
bewegingloos op de grond lag);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer]
-op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
-op/tegen de grond heeft geduwd en/of geslagen en/of
-(vervolgens) met geschoeide voet meermalen op/tegen het hoofd heeft
geschopt/getrapt en/of gestampt (terwijl die [naam slachtoffer] bewegingloos
op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;