ECLI:NL:RBROT:2020:13342

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
10/257676-19 vordering TUL VV: 10/691140-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging en mishandeling van een bejaarde vrouw met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging en mishandeling van een bejaarde vrouw. De verdachte heeft op 26 oktober 2019 samen met een ander een t-shirt en een trainingspak gestolen bij een winkel in [plaatsnaam]. Tijdens de vlucht voor de beveiliging heeft de verdachte de bejaarde vrouw, [naam aangeefster], omvergelopen, waardoor zij ten val kwam en een gebroken heup opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 190 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [naam benadeelde], toegewezen, die een schadevergoeding van € 5.771,78 vorderde. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding terecht was, aangezien de benadeelde partij rechtstreeks schade had geleden door de mishandeling. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gedeeltelijk gelast, waarbij 30 dagen jeugddetentie werd opgelegd. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/257676-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/691140-17
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. J. van Veelen-de Hoop, advocaat te Rotterdam.

Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2020.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar alsmede oplegging van de bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering van 4 februari 2020;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/691140-17.

Waardering van het bewijs

Feit 1
De verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander een t-shirt en een trainingspak heeft gestolen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal in vereniging. Dit feit zal dan ook zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. De rechtbank volgt de officier van jusititie in zijn standpunt dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde geweld waarmee de diefstal gepaard zou zijn gegaan.
Feit 2
Standpunt officier van justitie
De verdachte dient van de onder 2 primair ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge te worden vrijgesproken. De handelingen van de verdachte, te weten het omver lopen van het slachtoffer, waren naar de uiterlijke verschijningsvorm niet gericht op de mishandeling van het slachtoffer. Het handelen van de verdachte is een gevolg geweest van roekeloss handelen van de verdachte zoals onder 2 subsidiair is ten laste gelegd.
Beoordeling
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat op gond van de gebezigde bewijsmiddelen het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de opzet overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft op 26 oktober 2019 bij de [naam winkel] te [plaatsnaam] samen met een ander kleding gestolen. Toen de verdachte in de winkel door de beveiligingsmedewerker werd benaderd rende hij hard weg. De verdachte probeerde de winkel te verlaten en is, terwijl hij zag dat twee van de drie toegangsdeuren gesloten waren, hard afgerend op de enige toegangsdeur waar het winkelend publiek in en uit liep. De verdachte heeft daarbij een aantal personen ontweken en vervolgens aangeefster [naam aangeefster] omver gelopen. Daardoor is zij ten val gekomen en zij heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup, opgelopen.
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte met zijn handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een ander pijn of letsel zou oplopen en dat hij deze kans op de koop toe heeft genomen.
Conclusie
De verdachte heeft het opzet gehad op pijn of letsel zoals dat voor bewezenverklaring van ‘mishandeling’ noodzakelijk is.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden.
Wettig en overtuigend bewezen is dat:
1.
hij op 26 oktober 2019 te [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met een ander een t-shirt en een trainingspak dat toebehoorde aan [naam winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij op 26 oktober 2019 te [plaatsnaam] [naam aangeefster] heeft mishandeld door die [naam aangeefster] omver te lopen waardoor die [naam aangeefster] ten val is gekomen, terwijl dat zwaar lichamelijk letsel, een gebroken heup ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2 primair.
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
1.
Motivering straf
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander kleding gestolen bij de [naam winkel] te [plaatsnaam]. De verdachte heeft daarmee blijk gegeven de eigendommen van een ander niet te respecteren.
De verdachte heeft daarnaast een bejaarde vrouw mishandeld. De verdachte heeft, toen hij in de gaten kreeg dat de beveiliger van de winkel hem wilde aanhouden vanwege de diefstal, in grote haast de winkel willen verlaten waarbij hij aangeefster omver heeft gelopen. Zij is daardoor ten val gekomen en heeft haar heup gebroken. De rechtbank is er weliswaar van overtuigd dat verdachte dat laatste niet heeft gewild, maar het zwaar lichamelijk letsel van de aangeefster is wél het directe gevolg geweest van het handelen van verdachte. Door de val is het leven van aangeefster drastisch veranderd, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring en de ingediende vordering. Zij is tot op heden nog niet mobiel en is volledig afhankelijk van mantelzorgers en de thuiszorg. De verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een ander.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 februari 2020. Uit het rapport blijkt dat de verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft en ook problematische schulden heeft. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van een negatief sociaal netwerk. Zijn ADHD en zijn mate van zwakbegaafdheid kan voor een deel ten grondslag liggen aan zijn (probleem) gedrag waardoor hij overwegend impulsief kan reageren en moeilijk de consequenties van zijn handelen kan overzien. De reclassering schat de kans op recidive als hoog-gemiddeld in. Zij adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling bij een instelling die bekend is met de behandeling van zwakbegaafden, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemd toezicht en de bijzondere voorwaarden.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd overeenkomstig de oriëntatiepunten van de rechters in Nederland. De rechtbank heeft daarbij ook meegewogen dat de verdachte spijt heeft van de diefstal en van hetgeen aangeefster is overkomen en dat hij haar een brief heeft geschreven waarin hij zijn excuses heeft aangeboden.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank daarbij geen aanleiding de meldplicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden.

Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [naam benadeelde]

Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.271,78 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.500,- aan immateriële schade.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.771,78, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 21 december 2017 is de verdachte ter zake van gekwalificeerde diefstal, afpersing en mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 238 dagen, waarvan een gedeelte groot 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 5 januari 2018 en loopt tot 4 januari 2021.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht evenwel termen aanwezig om die last niet te geven, maar in plaats daarvan een deel van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf, te weten 30 dagen jeugddetentie, te gelasten.
De rechtbank zal de bij voornoemd vonnis van de meervoudige kamer opgelegde bijzondere voorwaarden vervallen verklaren, gelet op de in de hoofdzaak opgelegde bijzondere voorwaarden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

190 (honderdnegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een door de reclassering aan te wijzen instelling die bekend is met de behandeling van zwakbegaafden voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde zal de reclassering inzage in zijn financiën en schulden geven en zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 5.771,78 (zegge: vijfduizendzevenhonderdeenenzeventig euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit € 2.271,78 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 5.771,78 (hoofdsom, zegge: vijfduizendzevenhonderdeenenzeventig euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
te vervangen door 63 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan een gedeelte van de bij vonnis van 21 december 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, voor de tijd van
30 (dertig) dagen;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige;
verklaart de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 21 december 2017 opgelegde bijzondere voorwaarden
vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2020.
Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 oktober 2019 te [plaatsnaam] op de openbare weg, het Rode Zand, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, een t-shirt en een trainingspak, althans een of meer kledingstukken, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde,
te weten aan [naam winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam aangeefster], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam aangeefster] omver te lopen en/of te duwen waardoor die [naam aangeefster] ten val is gekomen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel, te weten, een gebroken heup, ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 26 oktober 2019 te [plaatsnaam] [naam aangeefster] heeft mishandeld door die [naam aangeefster] omver te lopen en/of te duwen, ten gevolge waarvan die [naam aangeefster] ten val is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup ten
gevolge heeft gehad;
Voor zover het onder 2 primair tenlastegelegde niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Subsidiair
hij zich op of omstreeks 26 oktober 2019 te [plaatsnaam] roekeloos, althans grovelijk,
althans aanmerkelijk onvoorzichting, onachtzaam en/of nalatig heeft gedragen door,
-op de vlucht voor een beveiligingsbeambte op hoge, althans aanmerkelijke snelheid,
een winkel ([naam winkel] te [plaatsnaam]) uit te rennen, terwijl in- en direct buiten die
winkel veel, althans een (aanzienlijk) aantal, mensen zich bevond(en), waaronder
[naam aangeefster] en (vervolgens)
-met hoge snelheid tegen die [naam aangeefster] aan te rennen/te botsen, waardoor
die [naam aangeefster] ten val kwam
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [naam aangeefster] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup, heeft bekomen