ECLI:NL:RBROT:2020:13335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2020
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
ROT 19/2510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele kinderbijslag en de inzichtelijkheid van CIZ-advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, waarin haar dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) was toegekend voor haar zoon, maar waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 4 juni 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de verweerder ook door een gemachtigde werd vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het CIZ-advies, waarop het bestreden besluit is gebaseerd, onvoldoende inzichtelijk is. Eiseres voerde aan dat de geldigheidsduur van het CIZ-advies niet voldoende onderbouwd was en dat het besluit niet op een zorgvuldige wijze tot stand was gekomen, in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft deze opvatting gedeeld en geoordeeld dat het CIZ-advies te summier was en niet voldoende inzicht bood in de zorgbehoefte van de zoon van eiseres.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de Sociale Verzekeringsbank het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt. Daarnaast zijn de proceskosten van eiseres vastgesteld op €1.050,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/2510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: [naam 1],
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder,

gemachtigde: mr. P. Stahl- — de Bruin.

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres dubbele
kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toegekend voor haar
zoon [naam 2] vanaf het tweede kwartaal van 2019 tot en met 19 maart 2020.
Bij besluit van 25 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft (telefonisch, in verband met de corona-problematiek)
plaatsgevonden op 4juni 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar
gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de geldigheidsduur van het advies van
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat hier sprake zou
zijn van een feitelijke mededeling die niet op rechtsgevolg is gericht. Verweerder heeft in
het verweerschrift aangegeven dat het bezwaar in het bestreden besluit daarentegen
ontvankelijk, doch ongegrond had moeten worden verklaard. Dat standpunt deelt de
rechtbank en om die reden is het beroep gegrond.
2. Eiseres voert aan dat er onvoldoende grondslag is om de duur van het recht op
dubbele kinderbijslag te beperken tot een jaar. Het CIZ-advies waarop verweerder zich
baseert is te summier en niet inzichtelijk, aldus eiseres. Het besluit is dus volgens haar niet
op voldoende zorgvuldig onderzoek gebaseerd en daarmee in strijd met artikel 3:2 van de
Awb. Die opvatting deelt de rechtbank.
2.1.
Verweerder is ter beoordeling van de zorgbehoefte van [naam 2] op grond van
artikel 12, eerste lid, van het BUK, gehouden om advies in te winnen bij het CIZ. Het CIZ
heeft positief advies uitgebracht, maar daarbij expliciet aangegeven dat dat advies maar een
jaar geldig is. In het advies is alleen vermeld: ‘
Het CIZ geeft een positief advies af voor de
duur van een jaar omdat de zorgbehoefte van uw kind mogelijk nog kan verbeteren”.Op
zich mag verweerder bij de beoordelen van de vraag of en hoe lang de zorgbehoefte van een
kind tot dubbele kinderbijslag noodzaakt op dat CIZ-advies afgaan. Het advies moet dan wel
voldoende inzichtelijk zijn. Als dat niet zo is moet verweerder nadere vragen stellen. In dit
geval geldt dat ook, omdat uit het advies niet valt af te leiden hoe het CIZ tot die conclusie
komt en overigens ook niet of de beoordelaar(s) in kwestie beschik(t)(ken) over die
vakkennis die hen bekwaam maakt om een dergelijke conclusie te trekken.
3. Onder verwijzing naar overweging 1.2. verklaart de rechtbank het beroep gegrond
en bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht
vergoedt.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de
door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1.050,- (1 punt voor het
indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per
punt van €525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is gedaan op 20 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op
een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze
uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.