Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met een nepwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van feit 1 primair (diefstal met geweld) en feit 2 (bedreiging met een nepwapen). Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor feit 1 subsidiair, namelijk opzetheling van twee flessen lachgas. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering, een alcohol- en lachgasverbod, deelname aan een gedragsinterventie en verblijf in een instelling voor begeleid wonen. De uitspraak volgde na een zitting op 24 januari 2020, waar de verdachte, zijn raadsman mr. E. Kafa en de officier van justitie mr. M. Boekhoud aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de flessen lachgas door misdrijf waren verkregen, maar dat de andere beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist, en legde de bijzondere voorwaarden op om recidive te voorkomen.