ECLI:NL:RBROT:2020:1332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
10/245032-19 vordering TUL VV: 22/004462-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld en bedreiging, veroordeling voor opzetheling met taakstraf en bijzondere voorwaarden

Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met een nepwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van feit 1 primair (diefstal met geweld) en feit 2 (bedreiging met een nepwapen). Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor feit 1 subsidiair, namelijk opzetheling van twee flessen lachgas. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering, een alcohol- en lachgasverbod, deelname aan een gedragsinterventie en verblijf in een instelling voor begeleid wonen. De uitspraak volgde na een zitting op 24 januari 2020, waar de verdachte, zijn raadsman mr. E. Kafa en de officier van justitie mr. M. Boekhoud aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de flessen lachgas door misdrijf waren verkregen, maar dat de andere beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist, en legde de bijzondere voorwaarden op om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/245032-19
Parketnummer vordering TUL VV: 22/004462-16
Datum uitspraak: 7 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 24 januari 2020. Aanwezig waren de verdachte, zijn raadsman mr. E. Kafa, advocaat te Rotterdam en de officier van justitie mr. M. Boekhoud.

Leeswijzer

De verdachte wordt in de tenlastelegging onder feit 1 beschuldigd van het met geweld stelen van twee flessen lachgas of als dat niet tot een veroordeling leidt de heling van die twee flessen lachgas. Onder feit 2 wordt hij beschuldigd van een bedreiging met een nepwapen. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte twee flessen lachgas die waren gestolen, voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft die flessen daarom geheeld. Van de andere beschuldigingen wordt de verdachte vrijgesproken. De vrijspraak, de volledige bewezenverklaring, de bewijsmotivering en de bewijsmiddelen zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet.
Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet een verboden gedraging, nader omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk wordt ook de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De officier van justitie heeft een taakstraf en een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf geist met oplegging van bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest. Dit met een bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid. De rechtbank komt tot oplegging van een taakstraf van 60 uur waarvan de helft voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Hoofdstuk 4 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
Hoofdstuk 5 van dit vonnis bevat de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging van twee weken gevangenistraf voorwaardelijk die eerder aan de verdachte is opgelegd.
Hoofdstuk 6 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

Hoofdstuk 1: Tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee flessen lachgas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam ] en/of [naam bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of een beweging te maken als wordende dat vuurwapen doorgeladen en/of dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te richten;
1. subsidiair.
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten twee flessen lachgas, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving vof het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of een beweging te maken als wordende dat vuurwapen doorgeladen en/of dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te richten.

Hoofdstuk 2: Bewijs

2.1
Feit 1 primair en feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder motivering zal worden vrijgesproken.
2.2
Feit 1 subsidiair
2.2.1
Bewezenverklaring
De rechtbank vind net als de officier van justitie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, en vindt bewezen dat:
hij op 11 oktober 2019 te Rotterdam twee flessen lachgas voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die flessen lachgas wist dat die flessen lachgas door misdrijf waren verkregen.
2.2.2
Bewijsmiddelen
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die hieronder is uitgewerkt.
1.
Verklaring van [naam slachtoffer 1] bij de politie [1]
Op vrijdag 11 oktober 2019 te 00:30 te Rotterdam moest ik lachgas afleveren. Ik stopte op de Grote Visserijstraat.
2.
Verklaring van de verdachte bij de politie [2]
[naam medeverdachte] een vriend van mij had op 11 oktober 2019 op de Grote Visserijstraat een bestelling gedaan van lachgas. Het busje van het bedrijf stond voor de deur. [naam medeverdachte] liep naar het busje en ruilde een lege voor een volle fles. Daarna vroeg en kreeg hij nog een fles. Ik ben toen met die eerste volle fles weggelopen. Toen het busje achter ons aan kwam rijden sprak de bestuurder ons aan en zei jullie moeten nog betalen voor de lachgastanks. Ik zag dat het uit de hand liep. Hij kon niet betalen. Mijn vriend had de fles die ik had laten staan meegenomen. Ik ben gaan gebruiken en heb niet gevraagd waarom hij niet had betaald.

Hoofdstuk 3: Kwalificatie en strafbaarheid

3.1
Kwalificatie
Het onder 1 subsidiair bewezen feit levert op: Opzetheling.
3.2
Strafbaarheid feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
3.3
Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

Hoofdstuk 4: Motivering van de straf

4.1
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft twee flessen lachgas bij zich gehad waarvan hij wist dat die door zijn vriend gestolen waren. De verdachte heeft met zijn handelen geprofiteerd van de door zijn medeverdachte [naam medeverdachte] vooraf gepleegde diefstal van de lachgasflessen.
4.2
Strafblad en rapportage
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 december 2019. Uit het rapport blijkt dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft. Volgens de reclassering dient er aandacht te zijn voor het alcoholgebruik van de verdachte, zijn lachgas inname, zijn sociale netwerk en de mate van beïnvloedbaarheid van de verdachte. De reclassering adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, deelname aan een gedragsinterventie praktische vaardigheden, verblijven bij Pameijer of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang, meewerken aan een alcoholverbod en de controle van het gebruik van alcohol/drugs en lachgas. De reclassering adviseert het toezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
4.4
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar alsmede oplegging van de bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering van 2 december 2019. Ook heeft de officer van justitie gevorderd dat het toezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
4.6
Beoordeling
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een deels voorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd overeenkomstig de oriëntatiepunten van de rechters in Nederland.
Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen en om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding het op te leggen reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
4.7
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 4: Vordering tenuitvoerlegging

Bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag is de verdachte ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 17 maart 2018.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank zal echter de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf afwijzen, omdat de feiten waarvoor de verdachte toen is veroordeeld andersoortige misdrijven betreffen dan het feit dat de rechtbank bij dit vonnis bewezen verklaart.

Hoofdstuk 6: Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
30 (dertig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
22 (tweeëntwintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
11 (elf) dagen;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol/drugs en lachgas, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest), gedurende de proeftijd;
de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang Pameijer, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Cova (plus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, van een door de reclassering aan te wijzen instelling;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining of andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, van een door de reclassering aan te wijzen instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof te Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met parketnummer 22/004462-16.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. L. Daum en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2020.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van politie met nummer [procesverbaalnummer] , met bijlagen, pagina 8 e.v.
2.Proces-verbaal van politie met nummer [procesverbaalnummer] , met bijlagen, pagina 20 e.v.