ECLI:NL:RBROT:2020:13307

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
KTN-8542733_11122020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak met betrekking tot betalingsverplichtingen en reconventionele vorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen Cervus Vastgoed N.V. en de ontbonden rechtspersoon Cervus Vastgoed N.V. in liquidatie. De VvE vordert betaling van openstaande bijdragen en kosten die Cervus verschuldigd is voor het onderhoud van gemeenschappelijke delen van het pand. De VvE stelt dat Cervus als eigenaar van een appartementsrecht verplicht is om bij te dragen aan de kosten, maar dat zij deze verplichtingen niet is nagekomen. Cervus heeft de vordering betwist en stelt dat zij ook een vordering heeft op de VvE, maar deze is niet voldoende onderbouwd.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat de VvE in haar vordering kan worden ontvangen en heeft de vordering toegewezen, waarbij de bedragen zijn vastgesteld. Tevens is er een mondelinge behandeling bepaald in reconventie, waarin Cervus vorderingen heeft ingesteld tegen de VvE, waaronder het opheffen van gelegde beslagen en het houden van een vergadering van de VvE. De kantonrechter heeft besloten dat de mondelinge behandeling via een beeld- en geluidverbinding zal plaatsvinden, in verband met de coronamaatregelen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun verhinderdata door te geven.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat Cervus wordt veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten aan de zijde van de VvE worden toegewezen. De verdere beslissingen zijn aangehouden, en de zaak wordt vervolgd in een mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8542733 CV EXPL 20-16885
uitspraak: 11 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vereniging
Vereniging van Eigenaars [naam VVE] te Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam
eiseres, verweerster in het incident,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. B.J. de Deugd,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de Staat Suriname:
de naamloze vennootschap
Cervus Vastgoed N.V.,
dan wel de ontbonden rechtspersoon naar het recht van de Staat Suriname:
de naamloze vennootschap
Cervus Vastgoed N.V. in liquidatie,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en elders,
gedaagde, eiseres in het incident,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers.
Partijen worden hierna aangeduid als “de VvE” en “Cervus”.

1..Het (verdere) verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het vonnis in incident van 4 september 2020, waarbij de kantonrechter zich bevoegd heeft verklaard om de zaak te behandelen;
  • de conclusie van dupliek in conventie.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De beoordeling

in conventie
2.1
De VvE vordert thans bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Cervus te veroordelen aan haar te betalen:
€ 4.852,05 aan periodieke en incidentele bijdragen tot en met maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2020;
€ 91,67 aan bijdrage per maand vanaf 1 april 2020, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid;
€ 738,35 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding;
€ 5.503,08 aan incidentele bijdrage, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding;
de proceskosten, waaronder de kosten van het conservatoir beslag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee weken na het wijzen van vonnis.
2.2
Aan de vordering ligt ten grondslag dat Cervus als eigenaar van haar appartementsrecht [naam appartement] de afgesproken maandelijkse bijdrage en incidentele kosten voor het onderhoud van gemeenschappelijke delen van het pand dient te betalen aan de VvE, maar dat niet heeft gedaan en niet doet.
2.3
Cervus voert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aan dat zij uit de dagvaarding afleidt dat [persoon A] als eigenaar van het appartementsrecht [naam appartement] een vordering heeft op de VvE, maar stelt daar tegenover dat ook zij een vordering heeft op de VvE en dat dit herhaaldelijk besproken is met [persoon A] . Tevens voert Cervus aan dat [persoon A] eenzijdig vergaderingen van de VvE agendeert, zonder afstemming.
2.4
Wat dat laatste betreft: zoals in het vonnis in incident al is vastgesteld kan één eigenaar zelfstandig om een bijzondere vergadering van de VvE verzoeken.
2.5
Op 4 maart 2019 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden, waaraan Cervus en [persoon A] hebben deelgenomen. Aan de orde is geweest dat een financiële voorziening moet worden getroffen voor het verrichten van onderhoud en afgesproken is dat beide appartementseigenaren maandelijks een bijdrage zullen storten op een gezamenlijke bankrekening, te weten € 137,50 voor nummer [huisnummer 1] en € 91,67 voor nummer [huisnummer 2] . Tevens is besproken dat [persoon A] noodzakelijk en urgent onderhoud heeft moeten laten verrichten, waarvoor hij kosten heeft gemaakt, en dat hij verzekeringspremie voor 2017 en 2018 heeft betaald. De VvE heeft nadien herhaaldelijk aan Cervus verzocht om tot betaling van openstaande en lopende bedragen over te gaan, zonder resultaat.
2.6
Op 26 maart 2020 heeft een vergadering van de VvE plaatsgevonden, waarbij Cervus ondanks uitnodiging niet is verschenen. De notulen van de vergadering van 4 maart 2019 zijn vastgesteld. Ook is vastgesteld dat Cervus € 5.184,43 aan maandelijkse bijdragen vanaf 1 april 2019 tot 1 maart 2020 en haar aandeel in de gemaakte onderhoudskosten verschuldigd is aan de VvE. Voorts is machtiging verleend om de openstaande vordering en de nog komende maandelijkse bijdragen ter incasso, zo nodig via het voeren van de procedure, uit handen te geven. De VvE heeft nadien Cervus gesommeerd om tot betaling over te gaan van de maandelijkse bijdrage van € 91,67 vanaf 1 april 2020 en van een bedrag aan reeds vervallen maandtermijnen en onderhoudskosten ten belope van € 5.184,43, maar tevergeefs.
2.7
Op 14 april 2020 heeft wederom een vergadering van de VvE plaatsgevonden, waarbij Cervus ondanks uitnodiging niet is verschenen. De notulen van de vergadering van 26 maart 2020 zijn vastgesteld. De vergadering heeft [persoon B] ontslagen als bestuurder van de VvE. Ook is de vergadering akkoord gegaan met opdrachtverstrekking voor spoedherstel aan het dak, waarmee een bedrag is gemoeid van € 13.757,70, waarvan het aandeel van Cervus daarin is bepaald op € 5.503,08 en om dit bedrag bij Cervus te incasseren.
2.8
Niet is in geschil dat Cervus de uitnodigingen voor de vergaderingen van
26 maart 2020 en 14 april 2020 heeft ontvangen. Het is misschien zo dat deze data niet met Cervus zijn afgestemd en dat zij heeft doorgegeven verhinderd te zijn, maar de beslissing van de VvE ( [persoon A] ) om niet tot uitstel over te gaan, is niet onbegrijpelijk nu Cervus al geruime tijd haar financiële verplichtingen niet is nagekomen, zodat uitstel ongewenst lijkt te zijn geweest.
2.9
Tegen de besluitvorming door de vergadering van de VvE op genoemde data is niet in rechte opgekomen, zodat uitgegaan wordt van de juistheid van de besluiten van de vergadering ten aanzien van de door Cervus aan de VvE verschuldigde bedragen en te betalen bijdrage.
2.1
In de onderhavige procedure zijn de gevorderde bedragen, waarvan de invordering onderwerp is geweest van de besluitvorming van de vergadering van de VvE, niet althans niet gemotiveerd betwist, maar wordt door Cervus een beroep gedaan op verrekening met bedragen van € 3.275,- en € 1.750,-, die volgens haar in januari en februari 2015 zijn betaald, en met “overige posten” / “betaalde kosten die als P.M. worden opgevoerd”. Het bedrag van € 3.275,- betreft een op 26 januari 2015 door Glashandel B.J. van Soest aan Bouwkluis te Grondherendijk 48 Rotterdam (hierna: Bouwkluis) uitgebrachte offerte en het bedrag van € 1.750,- betreft een op 25 februari 2015 door Glashandel B.J. van Soest aan Bouwkluis uitgebrachte factuur. De VvE heeft naar aanleiding hiervan gesteld dat de bedragen niet bij Cervus in rekening zijn gebracht, dat nergens uit blijkt dat Cervus de bedragen heeft betaald, dat Cervus blijkens productie 1 bij de conclusie van antwoord op 28 april 2016 is opgericht, dat Cervus op 24 mei 2018 eigenaar geworden is van het appartement op nummer [huisnummer 2] , en dat - als er al een vordering is - de vordering is verjaard. Hierop is in de conclusie van dupliek niet, althans niet genoegzaam ingegaan, want het aangevoerde dat het appartement in beheer is bij Bouwkluis brengt zonder nadere toelichting en onderbouwing, wat ontbreekt, niet met zich dat Cervus terzake van genoemde bedragen een vordering(srecht) heeft. Nog daargelaten de vraag of [persoon A] (via de VvE) hiervoor mede zou moeten opdraaien, gelet op het bepaalde in artikel 5:122 lid 3 en 5 BW, nu hij geruime tijd na het ontstaan van de beweerdelijke vordering van Cervus eigenaar lijkt te zijn geworden van nummer [huisnummer 1] .
2.11
Omdat de gegrondheid van het verweer van Cervus gezien het vorenstaande niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, wordt, gelet op het bepaalde in artikel 6:136 BW, de overigens onbetwiste vordering van de VvE toegewezen, op de wijze zoals hieronder vermeld.
2.12
Cervus wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 1.491,17 aan verschotten en € 1.263,- aan salaris voor de gemachtigde, voor de onderhavige procedure en de hieraan voorafgegane beslagprocedure, met rente. Daarbij wordt opgemerkt dat het griffierecht dat voor het beslagrekest is betaald bij de handelskamer, in mindering strekt op het in de bodemzaak bij kanton verschuldigde griffierecht.
in reconventie
2.13
Cervus vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de gelegde beslagen dienen te worden opgeheven;
te bepalen dat de VvE binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis overgaat tot het houden van een vergadering van de VvE, waarbij beide leden van de VvE aanwezig zullen zijn en op de agenda dient te staan ten eerste de schuldpositie van de leden op basis van de door hen gemaakte (voorgeschoten) kosten en ten tweede de kosten van de nog te verrichten onderhoudswerkzaamheden;
de VvE te veroordelen in de proceskosten.
2.14
De VvE betwist de vordering en concludeert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - tot niet-ontvankelijkverklaring van Cervus, althans afwijzing van haar vordering, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Cervus in de proceskosten.
2.15
De kantonrechter acht het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom zal een mondelinge behandeling worden bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun standpunten toelichten of nader onderbouwen. Ook zal aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven over het gevorderde, mede in het licht van hetgeen overwogen en geoordeeld is in conventie. Tot slot kan worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
Vanwege het coronavirus is het op dit moment niet mogelijk om in deze zaak een zitting op de rechtbank te houden. Daarom zal de mondelinge behandeling overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding plaatsvinden met het programma Skype voor bedrijven.
Partijen dienen daarom hun verhinderdata tot en met april 2021 door te geven. Na ontvangst daarvan zal een dag en tijdstip voor de mondelinge behandeling worden bepaald. De uitnodiging voor de mondelinge behandeling zal per e-mail worden verzonden aan de gemachtigden van partijen. Bij de uitnodiging wordt een uitleg over het gebruik van Skype voor bedrijven gevoegd.
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
Partijen dienen zelf aan de mondelinge behandeling deel te nemen of te worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van het geschil. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, eventueel ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
2.16
Iedere verdere beslissing wordt thans aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt Cervus om aan de VvE tegen kwijting te betalen:
 € 4.852,05 € 4.852,05 aan periodieke en incidentele bijdragen tot en met maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf
28 maart 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 91,67 aan bijdrage per maand vanaf 1 april 2020, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 738,35 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
  • € 5.503,08 aan incidentele bijdrage, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Cervus in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 1.491,17 aan verschotten en € 1.263,- aan salaris voor de gemachtigde,
te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf twee weken na het wijzen van vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven;
stelt partijen in de gelegenheid om hun verhinderdata tot en met april 2021 door te geven;
verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting van 5 januari 2021 te 13:30 uur;
wijst partijen erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12:00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn; de akte mag tijdelijk ook per e-mail worden ingediend door verzending naar kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl (met een cc naar r.van.der.heijde@rechtspraak.nl);
wijst partijen erop dat zij de akte ook zelf kunnen indienen of door hun gemachtigde kunnen laten indienen op de rolzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465