ECLI:NL:RBROT:2020:13304

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
C/10/563674 / FA RK 18-9618
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding definitieve zorgregeling in afwachting van uitkomst KSCD-onderzoek en begeleide contactmomenten

Op 28 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de nevenvoorzieningen bij een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.E. van der Pols, verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De man, bijgestaan door advocaten mr. C.W.F. Jansen en mr. drs. M.T. Dijkstra, had primair verzocht om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen, maar trok dit verzoek tijdens de mondelinge behandeling in. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vrouw niet langer werd betwist en besloot dat de kinderen bij haar zullen verblijven.

De rechtbank hield de beslissing over de definitieve zorgregeling aan in afwachting van de uitkomst van een KSCD-onderzoek en begeleide contactmomenten. De rechtbank benadrukte het belang van contactherstel tussen de man en de kinderen, en stelde een regeling vast waarbij de man onder begeleiding van de GI eens per twee weken contact kan hebben met de kinderen. Tevens werd bepaald dat de vrouw de man maandelijks per e-mail op de hoogte moet houden van belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen.

De rechtbank heeft de beslissingen over de kinderbijdrage, de verdeling, de gebruiksvergoeding en de wijziging van voorlopige voorzieningen aangehouden tot een nader te bepalen datum. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. B. Oonincx, rechter en kinderrechter, in aanwezigheid van griffier mr. N.A.J.M. Rasenberg.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummers: C/10/563674 / FA RK 18-9618 (bodemprocedure),
C/10/565304/ FA RK 19-27 (verdeling),
C/10/585365 / FA RK 19-9574 (wijziging voorlopige voorzieningen)
Beschikking van 28 januari 2020 betreffende de nevenvoorzieningen behorende bij de echtscheiding en wijziging voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [adres vrouw],
advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], de man,
wonende te [adres man],
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam en mr. drs. M.T. Dijkstra te Vlaardingen.

1..De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
in de wijziging voorlopige voorziening (zaaknummer C/10/585365 / FA RK 18-9618 )
- het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 7 november 2019.
in de bodemprocedure (zaaknummer C/10/563674 / FA RK 18-9618 en C/10/565304 / FA RK 19-27)
  • de beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2019;
  • het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht van 11 juli 2019;
  • de brief met bijlage van de man van 26 augustus 2019;
  • de brief met bijlage van de man van 3 september 2019;
  • de brief met bijlage van de vrouw van 11 september 2019;
  • de brief met bijlagen van de vrouw van 13 november 2019;
  • het aanvullend verzoekschrift/wijziging van het petitum van de man van 7 november 2019;
  • het aanvullend verzoek van de man van 12 november 2019;
  • het F9-formulier met bijlage van de man van 21 november 2019;
  • de brief met bijlage van de man van 22 november 2019.
1.2.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 november 2019. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat die ter zitting betaalspecificaties ten aanzien van de WIA-uitkering van de vrouw heeft overgelegd;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaten te weten mr. Jansen ten aanzien van de verzoeken die betrekking hebben op de financiële verzoeken van de man en mr. Dijkstra ten aanzien van de verzoeken die betrekking hebben op de kinderen;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), ter zitting vertegenwoordigd door [naam 1];
  • namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI), [naam 2].
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank alsnog op haar verzoek ontvangen;
  • het F9-formulier van de vrouw met bijlagen van 26 november 2019;
  • de brief van de man met bijlagen van 27 november 2019;
  • de brief van de man met bijlagen van 17 januari 2020.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Bij voorlopige voorzieningen beschikking van deze rechtbank van 30 november 2018 is bepaald:
  • dat de minderjarigen [naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2008 te [geboorteplaats kind 1], [naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2] en [naam kind 3], geboren op [geboortedatum kind 3] 2014 te [geboorteplaats kind 3] (hierna: de kinderen) worden toevertrouwd aan de vrouw;
  • dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
  • dat de zorgregeling tussen de man en de minderjarigen voorlopig zal worden bepaald door de casusmanager [naam 3], vonden aan de William Schrikker stichting of haar opvolg(st)er;
  • dat de man met ingang van 1 december 2018 aan de vrouw een kinderbijdrage zal verstrekken van € 125,- per maand per kind;
  • stelt de stukken in handen van de raad met de vraag om advies uit te brengen ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling met de kinderen.
2.2.
Bij beschikking van 28 januari 2019 zijn de minderjarigen tot 28 januari 2020 onder toezicht gesteld van de GI.
2.3.
Bij beschikking van 12 juli 2019 is:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • bepaald dat de vrouw, als zij ten tijde van de inschrijving van de echtscheidings-beschikking in de registers van de burgerlijke stand de echtelijke woning aan de [adres vrouw], die aan de man mede toebehoort, bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking, zulks tegen een redelijke vergoeding, welke op nihil wordt gesteld;
  • het verzoek van de man ten aanzien van de verrekening van de door de vrouw opgenomen bedragen afgewezen;
  • bepaald dat de behandeling van de verzoeken over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling met de kinderen, de kinderbijdrage en de verdeling worden aangehouden tot
2.4.
De echtscheidingsbeschikking is op 12 juli 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5.
Verblijfplaats, zorgregeling en informatie- en consultatieregeling
2.5.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn.
2.5.2.
De man heeft in zijn verweerschrift primair verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Subsidiair een zorgregeling vast te stellen in die zin dat de kinderen de helft van de tijd bij de man en de helft van de tijd bij de vrouw verblijven. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling heeft de man te kennen gegeven niet langer verweer te voeren tegen het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen.
2.5.3.
De rechtbank zal beslissen conform het verzoek van de vrouw, omdat dit verzoek niet (langer) is weersproken en op de wet is gegrond. Het primaire verzoek van de man wordt afgewezen.
2.5.4.
Ten aanzien van de door de man verzochte zorgregeling is in de voorlopige voorzieningen beschikking van deze rechtbank van 30 november 2018 een raadsonderzoek gelast. De raad heeft in zijn onderzoek van 11 juli 2019 gerapporteerd dat de kinderen in een loyaliteitsconflict verkeren. De raad adviseert de voorlopige zorgregeling voort te zetten, te weten iedere zaterdag van 10.00 tot 16.00 uur en de behandeling van het verzoek verder aan te houden in afwachting van de begeleiding door de GI in het kader van het in de ondertoezichtstelling uitgezette plan van aanpak en het KSCD-onderzoek dat voor de kinderen is aangevraagd.
2.5.5.
In de periode die gelegen is tussen de afronding van het raadsonderzoek en de datum dat het raadsonderzoek definitief is geworden, hebben er spanningsvolle contactmomenten tussen de man en de kinderen plaatsgevonden waardoor de kinderen volgens de GI bang zijn geworden voor de man en boos zijn op de man. De kinderen verzetten zich momenteel tegen ieder contact met hem. Om rust in de huidige situatie te brengen, heeft de GI in juli 2019 besloten voorlopig geen contact tussen de man en de kinderen plaats te laten vinden. De GI heeft wel geprobeerd om begeleid contact tussen de man en de kinderen te bewerkstelligen, maar als de GI dit met de kinderen bespreekt worden de kinderen nog banger en bozer.
2.5.6.
In zijn algemeenheid heeft te gelden dat uit onderzoek is gebleken dat een minderjarige die iedere vorm van contact met een ouder afwijst, dit kan doen omdat er daadwerkelijk iets ingrijpends tussen de minderjarige en die ouder is voorgevallen, maar ook is het mogelijk dat een minderjarige een splitsing maakt tussen zijn ouders en duidelijk één kant kiest. Door duidelijk de kant te kiezen van de ouder bij wie hij / zij opgroeit, beschermt hij / zij die leefsituatie. In feite dus vanwege zelfbescherming denkt de minderjarige over beide ouders dan louter in zwart-wittermen, goed en slecht. Minderjarigen kunnen door het op deze manier omgaan met de gevolgen van een breuk tussen ouders op dit moment en op latere leeftijd ernstige schade ondervinden.
2.5.7.
Uit het in juni 2019 door de GI voor de kinderen aangevraagde KSCD-onderzoek zal mogelijk blijken waar de weerstand van de kinderen jegens hun vader vandaan komt en (daarmee) hoe deze kan worden verminderd. Verder is ter zitting gebleken dat de GI voor [naam kind 2], naast het KSCD-onderzoek, ook een onderzoek genaamd “Mentaal Beter” heeft aangevraagd, omdat [naam kind 2] op school grensoverschrijdend verbaal gedrag vertoont.
2.5.8.
In afwachting van de uitkomst van bovengenoemde onderzoeken is de rechtbank evenwel van oordeel dat het contact tussen de man en de kinderen onder begeleiding van de GI weer opgestart moet worden. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat er – door zowel de vader als moeder gedragen – contactherstel komt. De man zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om eens per twee weken gedurende anderhalf uur op een doordeweekse dag onder begeleiding van de GI en op een door de GI aan te wijzen locatie, contact te hebben met de kinderen. De vrouw zal de kinderen daartoe naar een door de GI aan te wijzen locatie brengen en in de buurt van de kinderen blijven, bijvoorbeeld in een kamer naast de kamer waar de man en de kinderen contact met elkaar hebben. Van de vrouw wordt verwacht, hoeveel dit mogelijk ook van haar zal vragen, om de kinderen te laten merken dat het goed is dat zij contact met hun vader hebben. Bovendien wordt middels begeleiding door de GI naar de kinderen een signaal afgegeven dat het contact veilig is. De rechtbank is van oordeel dat de kinderen niet gevraagd moet worden of zij weer contact met de man willen hebben. De kinderen moeten te horen krijgen dat het niet hun schuld is dat het contact met de man is misgelopen en dat ouders het contact opnieuw gaan (proberen) op (te) starten onder begeleiding van de GI. Hiervoor wordt de medewerking van beide ouders verwacht. Ouders die gaan scheiden hebben de plicht om binnen afzienbare termijn voor de kinderen een einde te brengen aan het (zakelijke) conflict dan wel het conflict hanteerbaar te maken voor hun kinderen. Kinderen lijden namelijk onder dit conflict. Naast het fysiek aanwezig zijn bij de contactmomenten en het (op afstand) begeleiden van die contactmomenten, hebben ouders de verantwoordelijkheid met elkaar te gaan praten en te proberen als ex-partners (en niet als ex-ouders) de problemen voor de kinderen op te lossen. Gebleken is dat ouders ieder op hun eigen manier zeer betrokken zijn op de kinderen. Daarom heeft de rechtbank er vertrouwen in dat ouders onder begeleiding van professionele hulpverlening er alsnog in kunnen slagen te werken aan hun onderlinge verstandhouding en communicatie. Partijen moeten in het belang van de kinderen elkaar voldoende leren begrijpen zover het de kinderen betreft en ieders kwetsbaarheid met elkaar bespreken en hierover afspraken maken. De rechtbank gunt het de man en de kinderen dat hij een slag kan maken in de verwerking van het ongeluk dat hij op zestienjarige leeftijd heeft meegemaakt en de gevolgen die dit ongeluk nog iedere dag voor de man met zich brengt. Het lijkt erop dat de kinderen zich namelijk zorgen maken om de man en zijn kwetsbaarheid. Als ouders zich inzetten als hiervoor beschreven, dan zal dit op termijn voor de kinderen mogelijk zijn vruchten gaan afwerpen.
2.5.9.
In afwachting van de uitkomst van het KSCD-onderzoek en de begeleide contactmomenten zal de rechtbank de beslissing over de definitieve zorgregeling voor de duur van zes maanden
PRO FORMAaanhouden.
2.5.10.
Naast voornoemde begeleide contactregeling, zal de rechtbank tevens een informatie- en consultatie regeling opnemen. Dit houdt in dat de vrouw de man één keer per maand per e-mail op de hoogte moet stellen over de school, dagelijkse zaken en belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de kinderen voorzien van recente en goed gelijkende kleurenfoto’s van alle drie de kinderen. De man heeft niet op de e-mails van de vrouw te reageren. Voor vragen moet hij zich wenden tot derden, bijvoorbeeld de GI of de school van de kinderen. Informatie over de onderzoeken die de GI uitvoert, ontvangt de man van de GI.
2.6.
Kinderbijdrage, wijziging voorlopige voorzieningen, verdeling en gebruiksvergoeding echtelijke woning
2.6.1.
De beslissingen op bovengenoemde verzoeken zullen op een nader te bepalen beschikkingsdatum volgen.
2.7.
Proceskosten
2.7.1.
Omdat ten aanzien van de zorgregeling, de kinderbijdrage, de verdeling, de gebruiksvergoeding en de wijziging voorlopige voorzieningen nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt, uitvoerbaar bij voorraad, vast dat de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken eens per twee weken anderhalf uur op een doordeweekse door de GI te bepalen dag en tijd onder begeleiding van de GI en op een door de GI aan te wijzen locatie contact hebben met de man;
3.2.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw de man één keer per maand per e-mail op de hoogte moet stellen over de school, dagelijkse zaken en belangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de kinderen voorzien van recente en goed gelijkende kleurenfoto’s van alle drie de kinderen;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte ten aanzien van de verblijfplaats van de kinderen en de informatie- en consultatieregeling af;
3.4.
houdt de beslissing ten aanzien van de definitief vast te stellen zorgregeling PRO FORMA aan tot 1 mei 2020;
3.5.
houdt de beslissingen over de kinderbijdrage, de verdeling, de gebruiksvergoeding, de wijziging voorlopige voorzieningen en de proceskosten aan tot een nader te bepalen beschikkingsdatum.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Oonincx, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.A.J.M. Rasenberg op 28 januari 2020.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat. Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. .