ECLI:NL:RBROT:2020:13252

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
10/239882-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van een (automatisch) vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een (automatisch) vuurwapen en munitie. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam. Tijdens de zitting op 15 januari 2020 heeft de officier van justitie, mr. J. Castelein, gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van 554 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en deelname aan diagnostiek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bekend was met het feit dat een vuurwapen en munitie in zijn woning aanwezig waren. Dit werd ondersteund door verklaringen van de verdachte en het bewijs dat door de politie was verzameld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht over het vuurwapen en de munitie. De bewezenverklaring was gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar was voor de feiten die hem ten laste waren gelegd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 464 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en opleiding. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/239882-19
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. F. Pool, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 554 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, deelname aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortkomende ambulante behandeling bij forensiche polikliniek De Waag of soortgelijke zorginstelling en (verplicht) verblijf in een zelfstandige woonruimte of instelling voor begeleid wonen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het aangetroffen vuurwapen en de munitie in een kluis in zijn woning. Daar komt bij dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte beschikkingsmacht over het vuurwapen en de munitie heeft gehad.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier is gebleken dat de verdachte vrijwel direct na zijn aanhouding, nadat hem de uitlevering van het vuurwapen werd gevorderd, tegenover de politie heeft verklaard dat het vuurwapen in een kluis in zijn woning lag. De verdachte heeft verklaard dat aan zijn sleutelhanger een sleutel hing die paste op de kluis in zijn kamer. In die kluis zou een sleutel liggen die past op de kluis in een andere kamer. In deze kluis zou volgens de verdachte het vuurwapen liggen. In de woning treft de politie vervolgens in de slaapkamer van de verdachte een kluis aan die zij hebben geopend met de sleutel van de verdachte. In deze kluis lag een sleutel. Deze sleutel paste op de kluis (die in een andere slaapkamer stond, waar de medeverdachte [naam medeverdachte] verbleef) waarin zich het vuurwapen met bijbehorende munitie bevond.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte wetenschap heeft gehad van en beschikkingsmacht heeft gehad over het vuurwapen en de munitie die zich in de woning bevonden.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met een ander het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 6 oktober 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk/type: P9-Arms, kaliber: 9 millimeter parabellum, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 26 kogelpatronen, kaliber 9 millimeter, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 6 oktober 2019 te Rotterdam, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Hij heeft met een ander een (automatisch) vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Daarnaast was de verdachte ook nog in het bezit van een stroomstootwapen. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben van dergelijke (vuur)wapens een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid van personen. Tegen onbevoegd en ongecontroleerd wapenbezit dient dan ook streng te worden opgetreden. De tijd van betrekkelijk lichte straffen voor wapenbezit is voorbij, nu van dergelijke straffen onvoldoende afschrikwekkende werking uit lijkt te gaan. Bovendien zijn vuurwapens bij uitstek geschikt om overvallen te plegen of diefstallen met geweld en worden in het criminele circuit regelmatig gebruikt voor het plegen van dat soort feiten. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de verdachte zich op geen enkele wijze heeft bekommerd om het gevaar dat dit voor de maatschappij en voor de veiligheid van anderen meebrengt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit als de onderhavige, maar wel voor een geweldsfeit (afpersing).
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 december 2019. Hieruit komt naar voren dat de verdachte, gezien de leefgebieden, zijn leven grotendeels op orde lijkt te hebben. Zo volgt hij een opleiding tot logistiek teamleider en werkt hij daarnaast als leidinggevende maaltijdbezorger bij Thuisbezorgd. Verder gebruikt hij geen drugs. Wel blijkt uit het rapport, hetgeen de verdachte ook ter zitting heeft bevestigd, dat de omgeving waar de verdachte woont een negatieve invloed op hem heeft en dat dit nog steeds als risicofactor moet worden gezien. Het recidiverisico kon door de reclassering niet worden ingeschat, omdat de verdachte niets heeft willen zeggen over de onderhavige strafzaak en evenmin over zijn eerdere veroordeling.
De reclassering adviseert, indien een veroordeling volgt, aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, inhoudende dat hij zich zal melden bij Reclassering Nederland, dat hij zal deelnemen aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortkomende ambulante behandeling bij De Waag en dat hij zal verblijven in een zelfstandige woonruimte of een instelling voor begeleid wonen, in elk geval buiten de buurt waar hij nu woont.
De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij graag weg wil uit de buurt waar hij nu woont en dat hij zijn medewerking zal verlenen als er bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op het vorenstaande, en rekening houdend met de ernst van de feiten en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals is geadviseerd. De rechtbank is echter van oordeel dat deze voorgestelde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Nu de rechtbank - anders dan in de strafzaak tegen de medeverdachte - het onder 2 ten laste gelegde bewezen heeft geacht, zal de rechtbank de verdachte een hogere straf (van 14 dagen gevangenisstraf meer) opleggen dan de straf die aan de medeverdachte is opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 464 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om de benodigde begeleiding door de reclassering mogelijk te maken. De rechtbank zal hierbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 464 (vierhonderdvierenzestig) dagen;
bepaalt dat van
deze gevangenisstrafeen gedeelte, groot
150 (honderdvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
stelt als
algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland (Marconistraat 2 te (3029 AK) Rotterdam), zolang en frequent als die reclasseringsinstelling nodig vindt;
2. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortkomende ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke door de reclassering te bepalen zorgverlener, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij hij zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die door of namens de zorgverlener worden gegeven;
3. de veroordeelde zal verblijven in een zelfstandige woonruimte of instelling voor begeleid wonen, te bepalen door de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt, daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht, als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en S.N. Abdoelkadir, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. van den Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Mr. Vogtschmidt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk/type: P9-Arms, kaliber: 9 millimeter parabellum, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 26 kogelpatronen, kaliber 9 millimeter voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een taser/stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.