ECLI:NL:RBROT:2020:13200

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
10-268372-19 / vorderingen TUL: 10-260257-17; 96-243867-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een tot vuurwapen omgebouwd gaspistool met daarbij voor dat vuurwapen geschikte munitie

Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan de IJssel. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een tot vuurwapen omgebouwd gaspistool, met daarbij geschikte munitie. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het wapen had bekend. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens werd het pistool en de munitie onttrokken aan het verkeer. De rechtbank overwoog dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de veiligheid van personen. De verdachte had het wapen niet alleen voorhanden gehad, maar ook op de openbare weg gedragen, wat de ernst van het feit vergrootte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrek aan zelfstandige woonruimte en schulden, en besloot tot een voorwaardelijk strafdeel om recidive te voorkomen. De rechtbank gaf de reclassering de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-268372-19
Parketnummers vorderingen TUL: 10-260257-17; 96-243867-18
Datum uitspraak: 07 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan de IJssel,
raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 07 februari 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.S. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een reclasseringstoezicht zoals door het Leger des Heils is geadviseerd;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer
96-243867-18;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-260257-17.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 november 2019 te Ridderkerk een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Bbm, type 315 Auto, kaliber 6.35mm, met daarbij voor dat wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een tot vuurwapen omgebouwd gaspistool met daarbij voor dat vuurwapen geschikte munitie voorhanden gehad. De verdachte heeft dit wapen niet alleen voorhanden gehad maar heeft het wapen ook op de openbare weg gedragen. Voor de rechtbank staat, gezien de directe melding en latere verklaring van de taxichauffeur, vast dat de verdachte het wapen na de taxirit aan de taxichauffeur heeft getoond op het moment dat er voor de taxirit betaald moest worden. Dit is weliswaar niet aan de verdachte ten laste gelegd, maar de rechtbank neemt deze omstandigheid wel mee in de bepaling van de strafmaat. Een andere strafverzwarende omstandigheid die de rechtbank mee neemt in het bepalen van de straf is het feit dat de verdachte het wapen heeft aangeschaft om zich te beschermen en dat wapen ook buitenshuis mee heeft genomen als hij bepaalde plekken in de stad ging bezoeken.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie is een ernstig strafbaar feit, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een onaanvaardbaar risico met zich brengt voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik. Daarbij kunnen slachtoffers vallen, ook slachtoffers die zonder reden met vuurwapengeweld worden geconfronteerd. Dit geldt nog meer wanneer iemand een vuurwapen bij zich heeft op de openbare weg. Bovendien kunnen mensen zich onveilig voelen op straat door de wetenschap dat anderen een vuurwapen onder handbereik kunnen hebben. Daarom treedt de rechtbank streng op tegen dit soort feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming en reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 januari 2020. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in. De reclassering ziet problemen op diverse leefgebieden. Zo heeft de verdachte geen zelfstandige woonruimte, heeft hij schulden en blowde hij voor zijn detentie regelmatig. De reclassering geeft aan dat indien de verdachte wordt veroordeeld voor het ten laste gelegde feit, een reclasseringstoezicht geïndiceerd wordt geacht als onderdeel van een voorwaardelijk strafdeel. De reclassering kan namelijk die steun in de rug zijn voor de verdachte die nodig is om zijn leven duurzaam op orde te krijgen. De reclassering acht de kans dat verdachte recidiveert gemiddeld wanneer de situatie van verdachte onveranderd blijft. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
- ambulante behandeling / diagnostiek.
Daarnaast wordt geadviseerd om de reclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte daarbij te begeleiden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Mede gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de aanscherping van de oriëntatiepunten van deze rechtbank met betrekking tot vuurwapenbezit. De rechtbank komt tot een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid laat meewegen dat de verdachte – kennelijk om niet voor de taxirit te hoeven betalen – het vuurwapen heeft getoond aan een taxichauffeur die slechts zijn werk deed en aan de verdachte enkel zijn diensten had verleend door hem te vervoeren van A naar B en hiervoor terecht betaling verlangde.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte ter zitting heeft laten weten graag ondersteuning te willen en dergelijke ondersteuning niet eerder aan de verdachte is opgelegd, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Hieraan zullen de voorwaarden worden gekoppeld zoals in het rapport genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen pistool en de munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van het beslag aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen pistool en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis met parketnummer 10-260257-17 waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 oktober 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een geldboete van € 300,-, waarvan een gedeelte groot € 150,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 2 november 2018.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel moet worden toegewezen.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat onderhavig feit ziet op een geheel ander feit. Ook dient deze vordering afgewezen te worden gelet op de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden toegewezen, nu de onderhavige vordering ziet op een geldboete. Daarnaast wordt de (indirecte) vrijheidsbeneming bevolen door een rechter, waardoor is voldaan aan artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het EVRM biedt bovendien geen onverkort recht op behandeling van een zaak in twee feitelijke instanties. Dat klemt temeer nu ten aanzien van het veroordelend vonnis waarbij de voorwaardelijke straf werd opgelegd het recht op twee feitelijke instanties onverkort aanwezig was en nog steeds is. Een schending van artikel 6 van het EVRM ziet de rechtbank niet. De rechtbank heeft ook gelet op een recente uitspraak van het gerechtshof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2020:195). Naar het oordeel van de rechtbank doet dat arrest niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen.
9.5.
Vonnis met parketnummer 96-243867-18 waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte onder andere veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden en een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 4 april 2019.
9.6.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, aangezien onderhavig feit een geheel ander feit betreft.
9.7.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich eveneens op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat onderhavig feit ziet op een geheel ander feit.
9.8.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Echter, de rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat de vordering ziet op een geheel ander feit dan het bewezenverklaarde feit.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij de reclassering Leger des Heils op het adres Abraham van Stolkweg 140 te Rotterdam. Veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cova(plus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij de reclassering bepaalt welke training dient te worden gevolgd. Veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal meewerken aan behandeling en diagnostiek, waaronder een IQ-test, bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien geïndiceerd, en de reclassering dit ook nodig acht, werkt veroordeelde mee aan een vervolgtraject bij deze zorgaanbieder. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de diagnostiek en behandeling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: pistool (BBM type 315) en 1 stuks munitie;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte,
groot € 150,-,van de bij vonnis van 18 oktober 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde geldboete;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 20 maart 2019 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en de opgelegde voorwaardelijke hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 november 2019 te Ridderkerk een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Bbm, type 315 Auto, kaliber 6.35mm, met daarbij voor dat wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.