Op 19 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het CIZ en betreft een cliënt met de diagnose Alzheimer. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond via een beeld- en geluidverbinding, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn echtgenote, en een casemanager dementie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt in staat is om huishoudelijke taken uit te voeren en dat de thuissituatie voor de echtgenote belastend is, maar niet zodanig dat 24-uurs zorg noodzakelijk is. De rechtbank concludeert dat niet alle minder ingrijpende mogelijkheden zijn uitgeput, waardoor niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor verplichte zorg. De rechtbank wijst het verzoek af, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 3 december 2020.