ECLI:NL:RBROT:2020:13190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
5 mei 2021
Zaaknummer
C/10/607305 / FA RK 20-8605
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van artikel 24 Wzd

Op 19 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek is ingediend door het CIZ en betreft een cliënt met de diagnose Alzheimer. Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond via een beeld- en geluidverbinding, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn echtgenote, en een casemanager dementie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt in staat is om huishoudelijke taken uit te voeren en dat de thuissituatie voor de echtgenote belastend is, maar niet zodanig dat 24-uurs zorg noodzakelijk is. De rechtbank concludeert dat niet alle minder ingrijpende mogelijkheden zijn uitgeput, waardoor niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor verplichte zorg. De rechtbank wijst het verzoek af, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 3 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/607305 / FA RK 20-8605
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 19 november 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
Dhr. [naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. L.C. Baars te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 4 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 14 juli 2020;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde, van 6 oktober 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 12 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 november 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • cliënt met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam casemanager dementie] , casemanager dementie, verbonden aan Humanitas;
  • [naam echtgenote cliënt] , echtgenote van cliënt;
  • [naam zoon cliënt] , zoon van cliënt en echtgenote.

2..Beoordeling

2.1.
Ter mondelinge behandeling blijkt dat cliënt in totaal vier dagen naar een dagbesteding gaat waarbij cliënt overdag niet thuis is. Desondanks is de aanwezigheid van cliënt in de thuissituatie voor echtgenote erg belastend, zo blijkt ter mondelinge behandeling. Ondanks de diagnose Alzheimer en de spanningen tussen echtgenoot en cliënt, is cliënt nog wel in staat huishoudelijke taken uit te voeren. Zo verklaart echtgenote ter mondelinge behandeling dat cliënt zelf zijn spullen opruimt, koffie zet, ’s avonds de aardappels schilt en vervolgens eten klaarmaakt. Verder wordt cliënt twee keer per week ondersteund met het wassen en douchen, ter ontlasting van de echtgenote. De intensiteit van de thuishulp is nog verder op te schalen, zo verklaart behandelaar. Ten aanzien van de overbelasting van de echtgenote, kan niet worden vastgesteld dat dit voornamelijk voortvloeit uit het gedrag van cliënt of dat daar meerdere andere factoren aan ten grondslag liggen. De rechtbank acht cliënt op dit moment te zelfstandig om te oordelen dat 24-uurs zorg noodzakelijk is. Ook is de rechtbank van mening dat niet alle minder ingrijpende mogelijkheden zijn uitgeput. Daarmee is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor verplichte zorg.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 19 november 2020 mondeling gegeven door mr. L.R. Prins, rechter, in tegenwoordigheid van J. Otter, griffier, en op 3 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.