ECLI:NL:RBROT:2020:13131
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2020 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank oordeelt dat de schuldenares niet naar behoren heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. De schuldenares wordt verweten onrechtmatig reiskosten te hebben gedeclareerd en vergoedingen te hebben ontvangen, die zij op de rekening van haar ouders liet storten om deze te onttrekken aan het loonbeslag dat door haar schuldeisers was gelegd. De rechtbank stelt vast dat deze gedragingen onverenigbaar zijn met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling, waarbij de schuldenaar zich te goeder trouw moet opstellen ten opzichte van zijn schuldeisers.
De rechtbank wijst erop dat de schuldenares als gevolg van haar gedragingen haar baan heeft verloren, wat heeft geleid tot een tekortkoming in haar inspanningsverplichting. De rechtbank concludeert dat de schuldenares haar schuldeisers ernstig heeft benadeeld door het geleden inkomensverlies. Bovendien is er een voorwaardelijke nieuwe schuld ontstaan door het voorschot op de WW-uitkering, wat kan leiden tot een tekortkoming in de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan.
De rechtbank heeft de schone lei geweigerd en vastgesteld dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld. De uitspraak kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.