ECLI:NL:RBROT:2020:13077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
5 maart 2021
Zaaknummer
C/10/608238 / FA RK 20-9053
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 Wvggz met betrekking tot psychische stoornis en verplichte zorg

Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De zaak betreft betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder depressieve stemmingsstoornissen en verslavingsstoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd dat de medische verklaring onvoldoende bewijs levert voor de diagnose, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende aannemelijkheid is voor de aanwezigheid van een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. Betrokkene heeft geen bereidheid getoond om vrijwillig zorg te accepteren, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verplichte zorgmaatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en schriftelijk uitgewerkt op 11 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/608238 / FA RK 20-9053
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 8 december 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 20 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door drs. [naam psychiater] , psychiater, van 10 november 2020;
  • de niet-ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 20 oktober 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 december 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene;
  • [naam persoon 1] en [naam persoon 2] , de ouders van betrokkene;
  • [naam persoon 3] , primair behandelaar, en [naam persoon 4] , verpleegkundig specialist en hoofd behandelzaken Gorinchem, beiden verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
Betrokkene was ten tijde van de mondelinge behandeling wel thuis, maar gaf aan niet gehoord te willen worden. In het kader van hoor en wederhoor heeft de rechtbank de advocaat van betrokkene in de gelegenheid gesteld vragen te stellen en opmerkingen te maken. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank ook betrokkene nog in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
1.5.
Het verzoekschrift is ingediend met een overschrijding van de termijn van vier weken als bedoeld in artikel 5:16 lid 1 Wvggz, maar de wet verbindt daaraan niet de sanctie dat het verzoek niet ontvankelijk is of moet worden afgewezen. Dit staat dan ook niet in de weg tot het behandelen van het verzoek.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten depressieve stemmingsstoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Namens betrokkene is aangevoerd dat uit de medische verklaring onvoldoende blijkt dat er sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast blijkt onvoldoende op welke wijze de problematiek die in de medische verklaring wordt geschetst uit deze stoornis naar voren komt. Beide behandelaren hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de hierboven genoemde stoornis een voorlopige diagnose is die op basis van heteroamnese en het klinisch beeld van betrokkene tot stand is gekomen. De komende periode zal er nadere diagnostiek plaatsvinden om de stoornis vast te stellen. De rechtbank acht het om deze reden voldoende aannemelijk dat er sprake is van een psychische stoornis.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige psychische schade en ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang. De afgelopen periode is er bij betrokkene in toenemende mate sprake van cannabisgebruik en depressieve symptomen. Er is sprake van interesseverlies en zelfisolatie. Betrokkene woont momenteel bij zijn ouders, maar het contact met zijn ouders is de afgelopen periode steeds verder afgenomen. Daarnaast doucht betrokkene al weken niet meer en maakt hij zijn kamer niet schoon. Verder is er sprake van een forse lijdensdruk bij betrokkene en heeft hij meermaals een suïcidewens geuit. Betrokkene kan voorts agressief gedrag vertonen jegens zijn ouders, waardoor zij ernstig overbelast zijn geraakt. Het wordt hierdoor noodzakelijk geacht om betrokkene in een klinische setting te behandelen. Wanneer betrokkene voldoende is opgeknapt, kan de behandeling vervolgens weer in een ambulant kader worden voortgezet.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. De afgelopen periode is gepoogd betrokkene vrijwillig in zorg te krijgen, maar dit is tot op heden niet gelukt. Betrokkene houdt het gebruik van medicatie steeds af en een geplande vrijwillige opname is door betrokkene op het laatste moment afgezegd. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het nakomen van afspraken met ambulant behandelaren wanneer betrokkene met ontslag gaat;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Namens betrokkene is bepleit de zorgmachtiging – gelet op de termijnoverschrijding en de leeftijd van betrokkene – voor een kortere periode te verlenen dan is verzocht. De behandelaren hebben echter aangegeven niet te weten hoe lang een opname noodzakelijk zal zijn. Wanneer betrokkene voldoende is opgeknapt en een opname niet langer geïndiceerd is, zullen zij betrokkene met ontslag laten gaan. De zorgmachtiging zal daarom worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 8 juni 2021.
Deze beschikking is op 8 december 2020 mondeling gegeven door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 11 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.