ECLI:NL:RBROT:2020:13035

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
8481320 CV EXPL 20-12866
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de vordering wegens faillissement en verificatie bij de curator

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2020, is de eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De eiser had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die inmiddels failliet was verklaard. De kantonrechter oordeelde dat de vordering ter verificatie bij de curator ingediend had moeten worden, zoals voorgeschreven in artikel 26 van de Faillissementswet. Dit betekent dat de eiser niet in zijn vordering kon worden ontvangen, omdat de juiste procedure niet was gevolgd. De eiser bevestigde in een akte dat de vordering niet tegen de gedaagde ingesteld had moeten worden, wat de beslissing van de rechter verder onderstreepte. De rechter heeft de eiser ook veroordeeld in de proceskosten, maar deze zijn vastgesteld op nihil, aangezien de gedaagde zich niet had laten bijstaan door een gemachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste juridische procedures in faillissementszaken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8481320 CV EXPL 20-12866
uitspraak: 18 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: M. Hennen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 23 oktober 2020 en de daarin genoemde stukken;
de akte van de zijde van [eiser] .
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
Naar aanleiding het tussenvonnis van 23 oktober 2020 heeft [eiser] bij akte bevestigd dat de vordering niet tegen [gedaagde] ingesteld had moeten worden en dat de vordering ter verificatie bij de curator ingediend had moeten worden (artikel 26 Fw). Dat betekent dat [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk is.
2.2
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten zullen voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil nu hij zich niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde.

3..De beslissing

De kantonrechter
:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416