In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 31 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Van Mossel MB B.V. en New Day Productions B.V. Van Mossel, gevestigd te Rotterdam, had een vordering ingediend tegen New Day Productions, gevestigd te Den Haag. De procedure volgde op een tussenvonnis van 18 september 2020, waarin Van Mossel de gelegenheid kreeg om toe te lichten waarom de rechtbank Rotterdam relatief bevoegd zou zijn om op de vordering te beslissen. New Day Productions werd ook in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten, maar heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Van Mossel stelde dat de rechtbank Rotterdam na het ontstaan van het geschil door partijen in onderling overleg was aangewezen als relatief bevoegde rechter, maar New Day Productions heeft hierop niet gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, gezien het ontbreken van een reactie van New Day Productions, de rechtbank Den Haag op grond van de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar de rechtbank Den Haag.
In de beslissing heeft de kantonrechter ook aangegeven dat voor de voortzetting van de procedure vereist is dat een van de partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum, conform de geldende wetgeving. De procedure zal vervolgens worden voortgezet in de stand waarin deze zich bij de verwijzing bevindt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. drs. E. van Schouten tijdens een openbare terechtzitting.