Rechtbank Rotterdam
Parketnummers: 10/241303-20 en 10/29807-20
Proces-verbaalvan de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 14 december 2020.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. H.I. Kernkamp-Maathuis,
officier van justitie mr. E. van Dorp,
griffier mr. H.P. Eekhout.
De zaken tegen na te noemen verdachte worden uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] , gemeente [gemeente] ,
thans verblijvende bij de opvang van het Leger des Heils.
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. R. Tetteroo, advocaat te Schiedam.
De strafzaken worden gelijktijdig en gecombineerd behandeld met het verzoekschrift strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen in verband met een aanhangig te maken echtscheidingsprocedure met zaaknummer C/10/607594 / FA RK 20-8735.
Dit proces-verbaal geeft slechts weer hetgeen in de strafzaken tegen de verdachte is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte strafzaken voor en vordert voeging van deze zaken, omdat voeging in het belang van het onderzoek is.
De raadsmanverzet zich niet tegen voeging van de zaken.
De politierechterbeveelt de voeging van de zaken, omdat voeging in het belang van het onderzoek is.
De politierechterdeelt mede de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van het onderzoek in de strafzaken, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissingen.
De verdachteverklaart met betrekking tot 10/241303-20:
U houdt mij de aangifte voor en mijn verklaring bij de politie. Ik weet er niet meer veel van af. Ik kan mij niet veel meer herinneren. Het zou kunnen dat ik op 24 september 2019 wat had gedronken en dat er een fles graanjenever in de schuur lag. Ik kan mij een klein beetje herinneren dat ik mijn vrouw had gevraagd om samen te douchen. Het klopt dat ik blijvend hersenletsel heb opgelopen als gevolg van een scooterongeluk en dat die klachten zijn verergerd. Mijn korte termijngeheugen werkt niet meer goed. Ik kan ook mijn beroep niet meer uitoefenen. Of ik een stomp heb gegeven in de schaamstreek van mijn vrouw omdat het scheren niet lukte? Dat kan ik mij niet herinneren. U houdt mij de aangifte, de verklaring van de buurman en mijn verklaring bij de politie voor. Voor het ongeval hadden wij wel eens ruzie, maar niet zo heftig. Mijn vrouw is niet de gemakkelijkste. Dan zit ik met mijn zoon naar de Formule 1 te kijken en dan ineens is er ruzie. Ze vindt dan dat ze niet genoeg geholpen wordt. Als mijn schoondochter er ook bij was, ging zij een rondje lopen met de hond en mijn zoon bleef binnen. Ik sloeg haar nooit als mijn zoon thuis was. Het zou kunnen dat ik sinds het ongeluk ben veranderd en dat ik sneller boos word. Of ze erover liegt? Ze maakt van een mug een olifant. Het klopt dat ik naar aanleiding van het incident een tijdelijk huisverbod kreeg opgelegd. Ik kon niet gelijk ergens anders terecht. Ik ben eerst in het huis van mijn zoon gaan zitten. Daarna heb ik een poos meegevaren op het visserijschip van de vader van mijn schoonzoon. Het klopt dat ik ook zeven weken in de crisisopvang zat. Nu verblijf ik bij het Leger des Heils. Ik mocht van Veilig Thuis op 23 oktober 2019 weer naar huis. Waarschijnlijk wisten zij niet dat die gedragsaanwijzing er was. Het klopt dat ik gelijk weer begon met schelden en dat ik de buurman een lelijke WhatsApp heb gestuurd.
De verdachteverklaart met betrekking tot parketnummer 10-297807-20:
U houdt mij de aangifte voor van het incident op 24 oktober 2019. Ik kan mij vaag herinneren dat mijn vrouw begon te gillen en te krijsen. Ik wilde dat zij binnenkwam, dan hoort niemand haar en kunnen we rustig praten, maar ik kreeg het niet voor elkaar. Ik heb haar bij haar jas gepakt, niet bij haar keel. Bij haar kraag. Ik wilde escalatie voorkomen, ook met het oog op de buren. Mijn buurman werkt bij de politie. Ik heb hem overal mee geholpen bij nacht en ontij. Uiteindelijk heeft hij een deurwaarder op mij afgestuurd. Ik wilde mijn vrouw geen kwaad doen, ik wilde met haar praten.
De politierechtergaat over tot bespreking van de persoonlijke omstandigheden.
De verdachteverklaart:
Ik heb flink alcohol ingenomen, ook om het ongeval te verwerken. Om van de alcohol af te komen, ben ik nu in therapie bij Antes. Dat was voor die incidenten al zo omdat ik toen nog opvliegender was. Ik heb zelf professionele hulp ingeschakeld. Tot op heden gaat het goed. Zonder terugval en ik ben nog steeds nuchter. Ze willen wel urinecontroles uitvoeren. Bij Antes heb ik ook een maatschappelijk werkster. Andere hulp heb ik niet. Het klopt dat ik schulden heb. U houdt mij het reclasseringsrapport voor. Ik ben bekend met de inhoud en met het advies. Ik wil wel meewerken aan de geadviseerde hulpverlening. Ik heb verder geen afspraken meer gemaakt met mijn vrouw. Ik mag geen contact met haar hebben, dus dat ga ik niet proberen. Ik heb wel een gesprek gehad op het gemeentehuis en mijn vrouw ook. Maar verder heb ik er niets meer van gehoord. Ik weet niet of ik een urgentieverklaring heb voor een andere woning, of dat ik daarvoor ingeschreven sta. Mijn zoon heeft mij van de boot af gehaald en naar het Leger des Heils gebracht. Ik heb wel een beetje een dagbesteding daar. Ik heb geen eigen kamer, maar zit met een zware alcoholist op de kamer. Hij is een voorbeeld voor mij in die zin dat ik niet zoals hij wil worden. Ik rommel wat en knutsel wat. Soms pak ik de bus naar Hellevoetsluis om er even tussenuit te zijn. De woning van mijn zoon is nog in aanbouw. Die mevrouw van Veilig Thuis gaat mij helpen bij het vinden van een woning, maar zij wilde de uitkomst van deze zitting afwachten. Of ik een taakstraf in het geheel niet zou kunnen uitvoeren? Ik knutsel niet meer, dat gaat niet meer. Ik kan het geduld ervoor niet meer opbrengen. Licht werk zou ik wel kunnen doen.
De officier van justitiehoudt het requisitoir.
(10-241303-20)
Het incident op 24 september 2020. Er is aangifte gedaan van mishandeling. Op de rug van de aangeefster is een rode plek zichtbaar. Dat is ook door de verbalisanten waargenomen. De verdachte bekent in ieder geval het slaan. Volgens de buurvrouw is wel vaker sprake van mishandeling. Feit 1 eerste gedachtestreepje is daarmee wettig en overtuigend bewezen. Dit is anders voor wat betreft het bij de keel pakken en dichtknijpen en op het bed gooien. Bij de aangeefster was geen letsel zichtbaar bij de keel en de verdachte weet het niet goed meer, daarom vorder ik daarvan vrijspraak.
(10-297807-20)
Het incident op 24 oktober 2020. Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Er is een aangifte, de aangeefster had een lichte schaafwond en de verdachte heeft bekend. Ook is er een getuigenverklaring. Hoewel de aangeefster niet heeft verklaard dat zij pijn of letsel had aan haar keel, is die kraag wel dusdanig hard aangetrokken dat zij geen adem meer kreeg. Naar de uiterlijke verschijningsvorm had zij op zijn minst pijn. Het zijn ernstige strafbare feiten waarvoor de verdachte strafbaar is.
Bij de verdachte is sprake van een niet-aangeboren hersenletsel, maar dat maakt nog niet dat de feiten hem in het geheel niet toe te rekenen zijn. Bovendien was de verdachte op 24 september 2020 onder invloed van alcohol. De aangeefster heeft nog een brief geschreven. De incidenten hebben een grote impact op haar gehad. Het gaat om geweld binnen een relatie in de voormalige echtelijke woning waar je je veilig zou moeten voelen. De aangeefster houdt nog veel van de verdachte, maar er moet wel hulp komen. De verdachte vindt het allemaal wat overtrokken en toont niet veel inzicht in de ernst van de feiten. Hij is gelukkig wel gemotiveerd voor hulpverlening.
Ik vorder dat de verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair hechtenis gedurende 20 dagen alsmede gevangenisstraf van één maand geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een contactverbod met aangeefster. Een locatieverbod acht ik niet nodig. Als de vrouw uit de woning vertrekt omdat ze een andere woning heeft gevonden, kan de verdachte wat mij betreft weer terug. De verdachte geeft mij niet de indruk dat hij inziet dat dit ernstig is. Er is gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam, daarom vorder ik die bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Voorkomen dient te worden dat het weer uit de hand loopt.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging en voert aan:
(10-241303-20)
Ik kan mij erin vinden dat mijn cliënt wordt vrijgesproken met betrekking tot het bij de keel pakken en dichtknijpen. Hij ontkent de aangeefster bij de keel te hebben gepakt en deze te hebben dichtgeknepen. Er is ook geen letsel. Evenmin is er een getuige. De verklaring van de buurman dat vaker sprake is van huiselijk geweld is onvoldoende om als steunbewijs te kunnen dienen. Dat mijn cliënt zelf ook niet precies weet wat er is gebeurd, maakt nog niet dat het wel kan zijn gebeurd. Mijn cliënt heeft bij de politie wel verklaard de aangeefster te hebben geslagen, maar die komt niet volledig overeen met de aangifte. Er is in het dossier geen objectief steunbewijs aanwezig. Mijn cliënt dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigen bewijs is.
(10-297807-20)
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. Niet bewezen is dat mijn cliënt de handelingen heeft gepleegd met het opzet om de aangeefster de adem te ontnemen. Er wordt wel een suggestie gegeven in het dossier, maar eenduidige bewijsmiddelen ontbreken. Zo is niet bekend hoe strak de jas zat. De buurman heeft de aangeefster weliswaar horen gillen, maar heeft niet zo veel gezien. Mevrouw [naam buurvrouw] , de buurvrouw, heeft een heel andere verklaring afgelegd. Zij verklaart over slaan in het gezicht.
Indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt verzoek ik u bij de strafoplegging rekening te worden houden met de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt in die zin dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. Er is geen sprake van een ernstige vorm van huiselijk geweld. Het enige letsel dat de aangeefster heeft opgelopen is een geschaafde hand. Daarom dient oplegging van een gevangenisstraf, ook al is dat voorwaardelijk gevorderd, achterwege te blijven. Met betrekking tot de taakstraf dient te worden volstaan met een voorwaardelijk taakstraf. Het is de vraag of mijn cliënt in staat is een taakstraf uit te voeren. Hoewel hij hier en daar wel wat knutselt, is de dynamiek van een taakstrafproject wellicht te heftig voor hem, gelet op zijn hersenletsel. Een geldboete kan hij naar verwachting niet voldoen. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn al een straf op zich voor mijn cliënt aangezien hij daarmee veel tijd kwijt zal zijn.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij maakt hiervan geen gebruik.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De politierechter onderbreekt het onderzoek voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek deelt de politierechter de beslissing mede.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
Aantekening van het mondeling vonnis