Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
1..Het verloop van de procedure
2..Het geschil
3..De beoordeling
4..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over de nakoming van een betalingsverplichting uit een overeenkomst. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.G. Lodewijk, vorderde dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. Y. Abdi, werd veroordeeld tot betaling van € 4.709,83, vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van € 3.991,79 vanaf 2 juni 2020. Eiser stelde dat partijen een overeenkomst hadden gesloten waarbij eiser een afzuiginstallatie zou leveren en installeren, en dat gedaagde de overeengekomen prijs van € 3.991,79 niet had betaald.
Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de overeengekomen prijs slechts € 3.000,- was, waarvan € 2.100,- was betaald. Gedaagde voerde aan dat het geleverde product ondeugdelijk was, maar is niet verschenen ter zitting om dit standpunt nader toe te lichten. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde haar verweer niet voldoende had onderbouwd en dat er geen bewijs was geleverd voor de stelling dat de prijs anders was dan door eiser gesteld.
De kantonrechter wees de vordering van eiser toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde onmiddellijk moet betalen, ook al kan zij in hoger beroep gaan.