4.4.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 21 februari 2018 te Wassenaar en Amsterdam en Berkel en Rodenrijs en Rotterdam, telkens tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
hebben hij, verdachte, en zijn mededader telkens (van) geldbedragen, van in totaal 106.080,- euro huur en borg verworven en voorhanden
gehad en overgedragen en omgezet en gebruik gemaakt:
-zaaksdossier 2: [adres 3] te Amsterdam
in de periode van 1 maart 2017 tot en met 25 april 2017 een geldbedrag van in totaal 7.500,- eurohuur en borg, met betrekking tot de [adres 3] te Amsterdam
-zaaksdossier 3: [adres 4] te Berkel en Rodenrijs
In de periode van 1 juni 2016 tot en met 8 juli 2017 een geldbedrag van in totaal 39.830,- euro huur en borg, met betrekking tot de [adres 4] te Berkel en Rodenrijs
-zaaksdossier 4: [adres 2] te Amsterdam
in de periode van 11 maart 2017 tot en met 23 september 2017 een geldbedrag van in totaal 24.500,- euro huur en borg, met betrekking tot de [adres 2] Amsterdam
-zaaksdossier 5: [adres 5] te Rotterdam
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 augustus 2016 een geldbedrag van in totaal 20.250,- euro huur en borg, met betrekking tot de [adres 5] te Rotterdam
-zaaksdossier 6: [adres 6] te Rotterdam
in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 21 maart 2017 een geldbedrag van in totaal 14.000,- euro huur en borg, met betrekking tot de [adres 6] te Rotterdam
terwijl hij en zijn mededader wisten, dat bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of - middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 11 maart 2017 tot en met 23 september 2017 te Wassenaar en Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander in de uitoefening van zijn beroep een ander te weten één persoon met de Albanese nationaliteit, uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en genoemde persoon daartoe gelegenheid heeft verschaft,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader
de woning op de [adres 2] te Amsterdam verhuurd aan [naam persoon 2] , die illegaal in Nederland verbleef
3.
hij op 21 februari 2018 te Wassenaaropzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1370 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 21 februari 2018 te Wassenaar,
tezamen en in vereniging met een ander
een vervalste Griekse identiteitskaart ( [nummer identiteitsbewijs] ), op naam van [naam persoon 1] , voorhanden heeft gehad
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het identiteitsbewijs vervalst was
bestaande de vervalsing hieruit dat de Griekse identiteitskaart was voorzien van een foto van [naam persoon 8] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Albanië .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.