4.1.2.Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen aanknopingspunten bevat waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met mededader(s), handelingen heeft verricht die tot doel hadden of geschikt waren om de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing van de ten laste gelegde geldbedragen te verbergen of te verhullen danwel om te verbergen of verhullen wie de rechthebbende van die geldbedragen is. De verdachte zal daarom van het onder a ten laste gelegde partieel worden vrijgesproken.
Verder is de rechtbank – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat de verdachte ook partieel moet worden vrijgesproken van het witwassen van de salarisbetalingen door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] (zoals opgenomen op de tenlastelegging achter het eerste en tweede gedachtestreepje).
Ten aanzien van het overige onder sub b ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord óf en en zo ja welke contante bedragen de verdachte voorhanden heeft gehad.
Vastgesteld kan worden dat de verdachte in de ten laste gelegde periode in totaal€ 37.970,35 aan contant geld heeft gestort op haar eigen bankrekeningen.
In de woning van de verdachte zijn diverse aankoopbonnen aangetroffen van aankopen die contant zijn voldaan. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in elk geval een totaalbedrag van € 5.645,41 aan contante uitgaven door de verdachte is gedaan. Ten aanzien van de overige aankoopbonnen die zijn aangetroffen kan niet worden vastgesteld dat die uitgaven door of in vereniging met de verdachte zijn gedaan, zodat zij voor het witwassen van dat gedeelte van de contante uitgaven partieel zal worden vrijgesproken.
De verdachte maakte gebruik van een Mercedes Benz. Dit betrof een leaseauto waarvoor een totaalbedrag van € 4.500,- contant is betaald als borg en voor de lease hiervan. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte deze contante betalingen voor de auto heeft gedaan of hierbij op enige wijze betrokken was. Zij zal van het witwassen van de € 4.500,- dan ook partieel worden vrijgesproken. Wel staat vast dat zij de Mercedes Benz voorhanden heeft gehad.
In de woning van de verdachte zijn op diverse plaatsen contante geldbedragen aangetroffen; in totaal is € 15.378,66 in beslag genomen. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte ten aanzien van € 7.348,75 (namelijk € 5.000,- van de verdachte zelf, € 1.048,75 spaargeld van haar dochter en € 1.300,- in de portemonnee van de verdachte) wetenschap had en dat zij dat totaalbedrag dus voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het bedrag van € 8.030,- dat is aangetroffen op de hoekbank heeft de verdachte verklaard dat zij daarvan niet op de hoogte was en dat dit geld vermoedelijk van [naam medeverdachte] was. In het dossier is niet gerelateerd dat dit bedrag in het zicht lag. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wetenschap had van (de aanwezigheid van) dat geldbedrag, zodat zij van het witwassen van dat bedrag partieel zal worden vrijgesproken.
De verdachte heeft dus in de ten laste gelegde periode de beschikking gehad over een totaalbedrag van € 50.964,51 aan contante bedragen en over een Mercedes Benz. De vraag die vervolgens voorligt is of die contante bedragen en de Mercedes Benz van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp “afkomstig is uit enig misdrijf” kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Vermoeden van witwassen
De verdachte heeft in de ten laste gelegde periode een groot bedrag aan contante geldbedragen op haar bankrekeningen gestort, contante bedragen uitgegeven en contante bedragen in haar woning bewaard. De verdachte had in de tenlastegelegde periode een gemiddeld looninkomen van € 1.856,78 per maand. Dit loon werd op de bankrekening van de verdachte gestort en niet contant uitbetaald. Verder staat vast dat [naam medeverdachte] met enige regelmaat contant geld aan de verdachte heeft gegeven en een leaseauto (Mercedes Benz) aan de verdachte ter beschikking gesteld, waarvoor diverse contante betalingen zijn gedaan. [naam medeverdachte] heeft echter geen baan en ontving via de bank een Wajong-uitkering van het UWV. Verder is van belang dat [naam medeverdachte] ervan wordt verdacht dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan de invoer, uitvoer en/of handel in verdovende middelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit – waaronder de handel in verdovende middelen – gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Een deel van het geld dat de verdachte in haar woning bewaarde, bestond uit coupures van € 500,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke coupures in het normale betalingsverkeer zeldzaam zijn en vooral worden gebruikt in het criminele circuit.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank zonder meer het vermoeden gerechtvaardigd dat het contante geld dat de verdachte voorhanden heeft gehad en de Mercedes Benz waar zij gebruik van maakte uit enig misdrijf afkomstig zijn. Nu er een vermoeden van witwassen is, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de contante gelden en de Mercedes Benz niet van misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat zij in de ten laste gelegde periode eens per 1 à 2 weken contant geld van [naam medeverdachte] ontving. De hoogte van de bedragen lag tussen de € 1.000,- à
€ 2.000,- per keer. [naam medeverdachte] zou dit met pokeren hebben verdiend. Ten aanzien van de contante stortingen heeft de verdachte verklaard dat deze zijn gedaan met geld dat zij van [naam medeverdachte] ontving (en dus niet, zoals aangevoerd door de verdediging, met salaris dat zij eerst heeft opgenomen om vervolgens op een later moment weer te kunnen storten). Ten aanzien van de contante aankoopbonnen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen heeft zij verklaard dat zij een deel van die bonnen heeft voldaan met contant geld dat zij van [naam medeverdachte] ontving. Over de Mercedes Benz heeft de verdachte verklaard dat [naam medeverdachte] deze auto voor haar heeft geregeld en de betalingen verrichtte. Ten aanzien van de cash die in haar woning is aangetroffen, heeft de verdachte het volgende verklaard. Het bedrag van € 5.000,- (bestaande uit 10 briefjes van € 500,-) was spaargeld van de verdachte. De verdachte spaarde onder andere van het geld dat [naam medeverdachte] maandelijks aan haar gaf. De verdachte heeft verklaard dat ze het bedrag van € 5.000,- heeft opgenomen bij de ING en dat zij dit bedrag heeft aangevraagd in coupures van € 500,-. Er lag in de woning ook een bedrag van € 1.000,- aan spaargeld voor één van haar dochters; ook dat geld was afkomstig van [naam medeverdachte] . Ten slotte had de verdachte ook nog een bedrag van € 1.000,- in haar tas van haar voormalige schoonzuster, die een maand eerder aan de verdachte had gevraagd om dat bedrag voor haar apart te leggen.
Dat betekent dat de verdachte voor wat betreft de herkomst van het grootste gedeelte van de ten laste gelegde bedragen alsmede van de Mercedes Benz verwijst naar [naam medeverdachte] . Hij zou dat geld aan haar hebben gegeven, de auto hebben betaald en hij zou dat geld hebben verdiend met pokeren.
[naam medeverdachte] heeft bevestigd dat hij regelmatig geld aan de verdachte geeft. Gevraagd naar zijn inkomsten heeft hij tijdens zijn eerste verhoor bij de politie op 18 april 2018 verklaard dat hij naast zijn Wajong-uitkering verder geen inkomsten heeft. Later in dat verhoor heeft hij verklaard dat hij handelt in softdrugs en telefoons.
Tijdens zijn verhoor op 13 juli 2018 heeft [naam medeverdachte] verklaard dat hij meespeelt in de Staatsloterij en de Lotto en daarnaast pokert. Hij heeft met de loterijen weleens € 3.700,- gewonnen en won ook wel vaker. Alles onder de € 5.000,- kreeg [naam medeverdachte] cash uitbetaald. Meestal won [naam medeverdachte] een bedrag van € 700,- tot € 1.000,-. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij zijn winsten bijhield op lijstjes. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij van zijn winst van de Lotto bonnetjes had, die in zijn auto lagen of bij hem thuis. [naam medeverdachte] zou dit nog nagaan.
[naam medeverdachte] pokerde naar eigen zeggen twee keer per week, soms in cafés en soms in huizen; het lag eraan waar het georganiseerd werd. Hij gokte met een hele hoop mensen, een soort club. [naam medeverdachte] behaalde met het pokeren winsten van € 1.000,- tot € 15.000,- per keer en won zeker wel vier keer paar maand. De winst van [naam medeverdachte] bedroeg € 2.000,- tot € 4.000,- maximaal per maand. De winst werd cash uitbetaald.
Desgevraagd heeft [naam medeverdachte] verklaard dat hij de namen en contactgegevens van zijn pokermaatjes op dat moment niet bij zich had, maar dat hij die op een later moment kon aanleveren.
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij tevens geld verdiende met de verkoop van telefoons. Soms verdiende hij hier € 200,- per telefoon mee en soms een maand helemaal niks. [naam medeverdachte] bewaarde van alle telefoons die hij inkocht de bon en daar schreef hij zijn winst op. Deze bonnen zouden bij [naam medeverdachte] thuis liggen.
De rechtbank constateert dat [naam medeverdachte] tijdens zijn eerste verhoor op 18 april 2018 niets heeft verklaard over inkomsten uit loterijen en poker, dat hij daarover pas heeft verklaard op 13 juli 2018 en dat hij bovendien in die verklaring geen concrete en min of meer verifieerbare gegevens heeft verstrekt op basis waarvan het Openbaar Ministerie nader onderzoek had kunnen doen naar zijn verklaring. Ook de verdachte heeft haar verklaring dat het geld dat zij van de verdachte heeft gekregen afkomstig is van winsten uit poker niet verder geconcretiseerd.
Op zichzelf acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat [naam medeverdachte] regelmatig meespeelde met loterijen en pokerde en dat hij daarmee ook wel eens geldbedragen won. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat het uitzonderlijk is dat een persoon structureel nettowinsten behaalt met kansspelen (waaronder poker) en zeker niet de bedragen die bewezen zijn verklaard. De verdachte en [naam medeverdachte] hebben niets aangevoerd op grond waarvan [naam medeverdachte] in dit opzicht een uitzondering betreft.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte noch die van [naam medeverdachte] kan worden aangemerkt als een concrete en verifieerbare verklaring voor het op legale wijze beschikken over een dergelijk groot bedrag in de tenlastegelegde periode. Het aldus door de verdachte en haar medeverdachte [naam medeverdachte] geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het contante geld dat van [naam medeverdachte] afkomstig is (waaronder het aangetroffen bedrag van € 1.000,- dat van hun dochter zou zijn) alsmede de Mercedes Benz die met contant geld van [naam medeverdachte] is betaald onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Voor zover de contante bedragen die de verdachte voorhanden heeft gehad
deelsbestonden uit legale inkomsten van de verdachte (doordat zij een deel van haar salaris contant zou hebben opgenomen), geldt dat deze inkomsten vermengd zijn geraakt met van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen. Alle contante bedragen die de verdachte voorhanden heeft gehad kunnen daarom worden aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig. Dat geldt dus zowel voor de € 5.000,- van de verdachte als voor de € 1.000,- waarover de verdachte heeft verklaard dat die van haar schoonzus is. De rechtbank constateert dat laatstgenoemd bedrag kennelijk onderdeel was van de € 1.300,- die is aangetroffen in de portemonnee van de verdachte. Dit bedrag bestond uit 26 briefjes van € 50,-. Voor zover een deel daarvan al zou toebehoren aan de schoonzus van de verdachte, hetgeen in ieder geval niet uit de samenstelling van het bedrag blijkt, geldt dat dit vermengd is geraakt met het overige contante geld van de verdachte.
Wetenschap van de verdachte
Vervolgens moet beoordeeld worden of de verdachte wist dat de bewezen verklaarde contante gelden en de Mercedes Benz (middellijk) van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van het geld en de auto. Van opzet – zowel in de zin van zuiver opzet als in de zin van voorwaardelijk opzet – op het verwerven en voorhanden hebben van deze geldbedragen is dan ook geen sprake. Gelet op het voorgaande zal de verdachte worden vrijgesproken van het impliciet primair ten laste gelegde (opzet)witwassen.
Redelijk vermoeden
De vraag die resteert is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van schuldwitwassen van geld vereist dat sprake is van grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid ten aanzien van de herkomst van het geld. Daarvan is sprake indien de verdachte bij enig nadenken over de haar bekende gegevens betreffende het geld, had kunnen vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was en zij zonder nader onderzoek naar de herkomst van het geld niet had mogen handelen. Wat van de verdachte omtrent de in acht te nemen voorzichtigheid verwacht mag worden, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte zich met enig nadenken moeten realiseren dat de van [naam medeverdachte] ontvangen geldbedragen alsmede de Mercedes Benz waarin zij reed, vermoedelijk geen legale herkomst hadden. De verdachte heeft verklaard dat [naam medeverdachte] in de ten laste gelegde periode bij haar woonde, althans bij haar sliep en de volgende dag weer weg ging. Zij wist dat hij niet werkte en moet als voormalig partner ook hebben geweten dat hij slechts een Wajong-uitkering ontving. Desondanks ontving zij eens per 1 à 2 weken contant geld van [naam medeverdachte] , te weten een bedrag tussen de € 1.000,- à € 2.000,- per keer. Zij had zich moeten realiseren dat het inkomen van [naam medeverdachte] niet toereikend kon zijn om dergelijke omvangrijke bedragen te schenken en had niet zonder meer van [naam medeverdachte] moeten aannemen dat al het geld dat zij van hem ontving was verdiend met pokeren. Daarbij betrekt de rechtbank het feit van algemene bekendheid dat het uitzonderlijk is dat dat een persoon structureel nettowinsten behaalt met kansspelen (waaronder poker). De verdachte had redelijkerwijs kunnen en moeten vermoeden dat de door haar ontvangen bedragen van enig misdrijf afkomstig waren. Door geen nader onderzoek te doen naar de herkomst van het geld en de auto, heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met [naam medeverdachte] .