Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren op [geboortedatum cliënt], op verzoek van het CIZ. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 22 oktober 2020 is ingekomen. Bij het verzoekschrift zijn onder andere een medische verklaring van [naam 1], arts, en een aanvraag voor een rechterlijke machtiging gevoegd. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat mr. L.C. Baars, en familieleden van de cliënt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk een uitgebreide neurocognitieve stoornis (gevorderde dementie). Het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing. De cliënt heeft geen ziektebesef en is afhankelijk van zijn echtgenote, wat leidt tot spanningen in de thuissituatie. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn.
De rechtbank verleent de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 6 mei 2021. Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 16 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.