Op 26 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak is aangespannen door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, die verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder recidiverende psychoses en zwakbegaafdheid. De betrokkene, geboren op Sint Maarten en thans verblijvende in Fivoor, had eerder in verschillende instellingen verbleven, maar gaf aan behoefte te hebben aan een plek waar hij langdurig kan verblijven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2020 werd de betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat en twee psychiaters van Fivoor. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd), maar de rechtbank oordeelde dat de zorgbehoefte van de betrokkene op dat moment beter aansloot bij de Wvggz. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van zijn psychische stoornis, leidde tot ernstig nadeel en dat verplichte zorg noodzakelijk was om dit nadeel af te wenden.
De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid om na deze periode te herbeoordelen of de machtiging nog steeds passend is. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter B. Krijnen en schriftelijk uitgewerkt op 2 november 2020. De rechtbank bepaalde dat de maatregelen zoals opgenomen in de beschikking konden worden getroffen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid van de betrokkene.