ECLI:NL:RBROT:2020:12821

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
10-691056-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van volwassenstrafrecht op minderjarige verdachte in diefstalzaak

Op 31 juli 2020 vond in de Rechtbank Rotterdam een terechtzitting plaats onder leiding van kinderrechter M.J.M. Marseille, waarbij een minderjarige verdachte werd aangeklaagd voor diefstal. De verdachte, een Italiaanse jongedame geboren in 2004, was betrokken bij een woninginbraak op 6 juli 2020 in Rotterdam, waarbij sieraden werden gestolen. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat er een beëdigde tolk aanwezig was om te vertalen. De verdachte verklaarde dat zij onder druk van medeverdachten had gehandeld en dat zij zelf niets had gestolen. De officier van justitie, mr. A.P.G. de Beer, voerde aan dat de identiteit van de verdachte onduidelijk was, gezien haar gebruik van verschillende aliassen in andere landen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.R. Weening, betoogde dat er onvoldoende bewijs was om de identiteit van de verdachte vast te stellen en vroeg om toepassing van het jeugdstrafrecht.

Na het horen van de verklaringen en het requisitoir van de officier van justitie, besloot de kinderrechter het onderzoek te sluiten en terstond vonnis te wijzen. De kinderrechter oordeelde dat de verdachte schuldig was aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij zij zich toegang had verschaft tot de woning door middel van een valse sleutel. De rechtbank besloot om het volwassenenstrafrecht toe te passen, ondanks de minderjarige leeftijd van de verdachte, en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van de tijd die in verzekering was doorgebracht. De kinderrechter maakte de verdachte attent op haar recht om binnen veertien dagen hoger beroep in te stellen tegen het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Jeugd
Parketnummer: 10-691056-20
Proces-verbaalvan de terechtzitting met gesloten deuren van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam op 31 juli 2020.
Tegenwoordig als:
kinderrechter mr. M.J.M. Marseille,
officier van justitie mr. A.P.G. de Beer,
griffier R. van der Wal.
De zaak tegen na te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
Als verdachte is verschenen een persoon, die de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheerst, doch wel de Italiaanse taal. Het onderzoek vindt daarom plaats met bijstand van [naam tolk] , tolk in die taal. Omdat deze tolk een beëdigde tolk is in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers is beëdiging op de terechtzitting achterwege gebleven.
Al hetgeen op de terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de kinderrechter te zijn genaamd

[naam verdachte] ,

geboren te Italië op [geboortedatum verdachte] 2004,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende: P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.
In dit proces-verbaal zijn verklaringen en mededelingen steeds zakelijk weergegeven.

De officier van justitie draagt de zaak voor.

De kinderrechterdeelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de kinderrechter te nemen beslissing.

De verdachte verklaart:

Ik bevestig wat ik bij de politie heb verklaard. Het klopt dat ik [naam 1] en [naam 2] tegenkwam, dat er een plan is ontstaan en dat er geld is gestolen. Het klopt dat ik dit eigenlijk niet wilde maar dat ik er wel aan heb meegedaan. Het klopt dat ik zelf niets heb gestolen. Het klopt dat ik geen ‘nee’ durfde te zeggen. Het klopt dat ik door [naam 1] en [naam 2] naar het huis ben gebracht en dat we samen hebben geprobeerd de tuindeur te openen. Het klopt dat ik het raam heb aangeraakt. Op uw vraag hoe het kan dat mijn vingerafdrukken in verschillende Europese landen voorkomen, en er verschillende namen en geboortedata bekend zijn, antwoord ik dat ik [naam verdachte] ben en de leeftijd van 16 jaar heb. Ik weet niet waar mijn vader is. Ik denk dat hij op de parkeerplaats is. Ik kan contact met hem krijgen via social media.

De officier van justitie houdt zijn requisitoir. Hij voert aan:

Ik kan kort zijn over het feit. Ik kom tot een bewezenverklaring op basis van haar verklaring. Deze jongedame is geregistreerd in andere landen. Daar komen andere geboortedata uit. Het is een reeks aan valse namen. In andere landen wordt de link gelegd naar de naam [naam 3] . Aan deze naam wordt alles teruggekoppeld. Ik ga daar ook vanuit. Het is niet de oudste voor wat betreft de geboortedatum maar wel de eerste naam waaraan alle andere zijn gekoppeld. Er is een rechtshulpverzoek nodig om alle informatie boven water te krijgen. Andere aliassen zijn allemaal terugverwezen naar de naam [naam 3] . Er is op geen enkele wijze vast te stellen wie verdachte nou feitelijk is. In Nederland is ze een first offender. Ik ga er vanuit dat verdachte meerderjarig is. Er is geen ondersteuning om aan te nemen dat verdachte in 2004 geboren is.
Ik vorder dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De officier legt de vordering over.

De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij voert aan:

De fictie waar we mee te maken hebben dat we [naam verdachte] uit 2004 voor ons hebben. Zij is op die naam aangehouden en op die naam in verzekering gesteld. De officier van justitie komt met een stapel stukken waar andere namen uit voortkomen. Hij zegt dat het allemaal valse namen zijn. Hij geeft niet aan dat er een naam echt is. Hij kiest er eentje uit. De persoon voor ons zou dan een andere persoon zijn. Als dit onomstotelijk vast zou komen te staan, dan is het een ander verhaal. U berecht hier als kinderrechter, dan zouden we naar een ander forum moeten. Er zijn geen harde bewijzen dat cliënte iemand anders is. Ik verzoek u om cliënte te beschouwen als een minderjarige en het jeugdstrafrecht toe te passen.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Hij deelt mede:
Verdachte kan niet aantonen wie ze niet is en wie ze wel is. Ik kan vaststellen dat hier een jongedame zit. Er zijn vingerafdrukken genomen. Er is nagegaan of er een identiteit vast te stellen is. In diverse landen heeft de persoon die voor ons zit, zich onder verschillende namen voorgedaan. Ze is in die landen ook ingeschreven in Havank. Dat gebeurt alleen als er sprake is van een strafbaar feit. Ik kan alleen maar vaststellen dat degene die als hoofdpersoon is vastgesteld de naam [naam 3] heeft.

De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren en deelt mede:

De officier van justitie noemt weer allerlei namen, maar niet de ware naam. Er is geen hard bewijs.

De verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Zij verklaart:

Ik heb niets meer te verklaren.
De kinderrechterverklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.

De kinderrechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
A a n t e k e n i n g van het m o n d e l i n g v o n n i s
--------------------------------------------------------------------

Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat
zij op of omstreeks 06 juli 2020 te Rotterdam in/uit een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s), zulks nadat zij, verdachte, en/of haar mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had(den) verschaft en/of die weg te nemen goederen onder haar/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (plastic) pas/kaart, althans een sleutel tot welk gebruik zij, verdachte en/of haar mededader onbevoegd en/of niet gerechtigd was/waren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Bewijsmiddelen en voor bewijs redengevende feiten en omstandigheden

1.
De bekennende
verklaring van verdachteop de terechtzitting.
2.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 1] , opgemaakt en op 6 juli 2020 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 1] , voor zover inhoudende als de op 6 juli 2020 tegenover de verbalisant afgelegde
aangifte van de aangever [naam aangever] :
Op maandag 6 juli 2020 kwam ik bij de woning. Ik zag de voordeur van onze woning open stond. Ik zag dat er een vrouw in de deuropening stond. Vlak achter haar kwam een tweede vrouw mijn woning uit gelopen.
3.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 2] , opgemaakt en op 6 juli 2020 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 2] , voor zover inhoudende als de
bevindingen van de verbalisant:
Tevens verklaarde de aangever dat er op het eerste gezicht sieraden zijn weggenomen, vanuit een slaapkamer op de eerste verdieping. Men had de kostbare sieraden meegenomen en de goedkope sieraden achtergelaten.
4.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 3] , opgemaakt en op 6 juli 2020 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 3] , voor zover inhoudende als de op 6 juli 2020 tegenover de verbalisant afgelegde
verklaring van de verdachte:
A: [naam 1] zei dat we een vriend zouden ontmoeten. Die vriend heeft tegen mij en [naam 1] gezegd dat we hem moesten volgen. Hij heeft de deur opengemaakt en wij moesten naar binnen en daar op zoek gaan naar geld. Toen begreep ik dat het de bedoeling was dat we moesten stelen.
A: Hij heeft de deur opengemaakt met een kaart van plastic.
A: We zijn naar binnen gegaan. [naam 1] gaf mij een handschoen. Ik was in de woonkamer. Toen zei [naam 1] tegen mij dat ik geld moest zoeken. [naam 1] ging naar boven.
Die sieraden heeft [naam 1] gestolen. Ik wilde gewoon geld zoeken, omdat ik dat terug moest geven aan mij vader.
5.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 4] , opgemaakt en op 6 juli 2020 ondertekend door de opsporingsambtenaren [naam agent 4] en [naam agent 5] , voor zover inhoudende de
bevindingen van de verbalisanten:
Wij hoorden [naam aangever] het volgende zeggen: "[…] Ik ben de bewoner van de [adres] . Ik heb deze vrouw, die hier op de grond ligt, in mijn woning aangetroffen met nog een andere vrouw. Tijdens de vlucht heb ik deze vrouw tegen gehouden. […] "
De vrouw bleek later op het politiebureau Zuidplein genaamd te zijn:
--- [naam verdachte]
Geboren [geboortedatum verdachte] -2004 (16) te [geboorteplaats verdachte] (Italië) ---
6.
Het ambtsedig proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer [procesverbaalnummer 5] , opgemaakt en op 15 juli 2020 ondertekend door de opsporingsambtenaar [naam agent 6] , voor zover inhoudende de
bevindingen van de verbalisant:
Uit het Rapport Dactyloscopisch Onderzoek, bleek dat de afbeeldingen van het dactyloscopisch signalement van de aangehouden verdachte met de naam [naam verdachte] , geboren [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] (Italië) in het systeem Havank bij vergelijkend onderzoek, geregistreerd stond in zowel België als Duitsland onder de naam:
[naam 4] , geboren [geboortedatum]
Uit de door Europol, Siena Information, geleverde documenten, bleek dat de persoon die in Nederland de naam opgaf van [naam verdachte] , geboren [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] (Italië), gebruik heeft gemaakt van de volgende aliassen:
[alias 1] ,
[alias 2] ,
[alias 3] ,
[alias 4] ,
[alias 5]
[alias 6] en
[alias 7] .
Na de aanhouding van de verdachte die opgaf te zijn genaamd:
[naam verdachte] , geboren [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] (Italië) werd een ID Staat gemaakt van haar met foto.
Ik verbalisant zag dat de persoon op de foto van de ID Staat, met de naam [naam verdachte] , geboren [geboortedatum verdachte] 2004, dezelfde persoon is als op de foto’s die bij de documenten van Europol, Siena Information, staat afgebeeld.
De inhoud van de bewijsmiddelen is steeds zakelijk weergegeven.

Bewijsmotivering

De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de hiervoor opgegeven bewijsmiddelen, voor zover redengevend voor het bewijs, leverende op de redengevende feiten en omstandigheden voor die bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat
zij op of omstreeks 06 juli 2020 te Rotterdam in/uit een woning, gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en/of haar mededader(s), zulks nadat zij, verdachte, en/of haar mededader(s), zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had(den) verschaft en/of die weg te nemen goederen onder haar/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (plastic) pas/kaart, althans een sleutel tot welk gebruik zij, verdachte en/of haar mededader onbevoegd en/of niet gerechtigd was/waren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Kwalificatie

Het bewezen feit levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels

Strafbaarheid feit

Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid verdachte

De verdachte is strafbaar.

Toegepaste wetsartikelen

Artikelen 27, 77b, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafoplegging

Gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht,
met bevel, dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.

Motivering strafoplegging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Krachtens artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 16 jaren doch niet die van 18 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig dit artikel, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen zij, naar eigen verklaring, in ieder geval de leeftijd van 16 jaren had bereikt. Gelet op hetgeen tijdens de behandeling van de zaak naar voren is gekomen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht het volwassenenstrafrecht toepassen.
_________________________________________________________________________
De kinderrechtergeeft aan de verdachte kennis dat zij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt hem opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de kinderrechter en de griffier.