In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had op 30 november 2020 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij een persoon uit hun netwerk, voor de duur van acht maanden. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin en het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader als informant en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie tussen de ouders in de afgelopen maanden positief is veranderd, maar dat beide ouders nog niet in staat zijn om de kinderen een stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderen hebben last van loyaliteitsproblematiek en zijn gebaat bij een gestructureerde opvoeding. De kinderrechter oordeelt dat het verblijf bij de grootouders vaderszijde momenteel de beste optie is voor de kinderen, gezien de verbeterde communicatie tussen de ouders en hun medewerking aan de hulpverlening.
De kinderrechter verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de grootouders vaderszijde, met ingang van 29 december 2020 tot 13 juli 2021. Het overige verzochte wordt afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 15 januari 2021. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.