ECLI:NL:RBROT:2020:12793

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
C/10/608918 / JE RK 20-3325
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had op 30 november 2020 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij een persoon uit hun netwerk, voor de duur van acht maanden. De kinderen verblijven momenteel in een pleeggezin en het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader als informant en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie tussen de ouders in de afgelopen maanden positief is veranderd, maar dat beide ouders nog niet in staat zijn om de kinderen een stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderen hebben last van loyaliteitsproblematiek en zijn gebaat bij een gestructureerde opvoeding. De kinderrechter oordeelt dat het verblijf bij de grootouders vaderszijde momenteel de beste optie is voor de kinderen, gezien de verbeterde communicatie tussen de ouders en hun medewerking aan de hulpverlening.

De kinderrechter verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de grootouders vaderszijde, met ingang van 29 december 2020 tot 13 juli 2021. Het overige verzochte wordt afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 15 januari 2021. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/608918 / JE RK 20-3325
datum uitspraak: 29 december 2020

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1] ,

hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2] ,

hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de verzoekschriften met bijlagen van de GI van 30 november 2020, ingekomen bij de griffie op die datum.

Op 29 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de vader, [naam 1] , als informant,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is: de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 28 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 13 juli 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot
13 januari 2021.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij een persoon uit het netwerk verzocht voor de duur van acht maanden.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen drie maanden is de situatie tussen de ouders positief veranderd. De gemaakte afspraken worden door de ouders nagekomen. Het is begrijpelijk dat beide ouders het liefst willen dat de kinderen bij hen komen wonen. De aankomende periode dienen echter beide ouders nog wel de nodige stappen te maken alvorens een plaatsing van de kinderen bij één van de ouders tot de mogelijkheden hoort.

Het standpunt van de informant

De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij zich kan vinden in het verzochte. Wel heeft de vader het liefst dat de kinderen bij hem komen wonen. De kinderen verblijven nu bij de grootouders vaderszijde waar het goed met hen gaat. Op school hebben de kinderen vriendinnetjes en zij halen goede cijfers.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de situatie tussen de ouders is verbeterd. Bij de ouders is sprake van persoonlijke problematiek en eerder is er tussen de ouders sprake geweest van complexe echtscheidingsproblematiek. Hier werden de kinderen mee belast, waardoor er zorgen bestaan over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De kinderen hebben last van loyaliteitsproblematiek en zijn gebaat bij een gestructureerde en stabiele opvoedsituatie. Beide ouders zijn op dit moment nog onvoldoende in de staat de kinderen deze opvoedsituatie te bieden. Wel is het zeer positief te noemen dat de communicatie tussen de ouders zichtbaar is verbeterd en de ouders nu samen meewerken aan de hulpverlening. De komende periode is nodig om te bezien of de ouders in staat zijn deze positieve ontwikkeling vast te houden en te zorgen dat de rust voor de kinderen blijft bestaan. De kinderrechter is met alle betrokkenen van oordeel dat het verblijf van de kinderen bij de grootouders vaderszijde nu de juiste plek voor hen is, waar tegemoet wordt gekomen aan hun behoeften. Uit het voorgaande volgt dat de verzochte uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Omdat de machtiging tot uithuisplaatsing de duur van de ondertoezichtstelling niet kan overstijgen, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Het overige verzochte zal worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij een persoon uit het netwerk, te weten bij de grootouders vaderszijde, met ingang van 29 december 2020 tot
13 juli 2021;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.