ECLI:NL:RBROT:2020:12792

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
C/10/608194 / JE RK 20-3208
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 december 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar. De kinderen stonden onder toezicht sinds 15 januari 2020, maar de GI stelde dat er nog onvoldoende zicht was op de gezinssituatie. De moeder van de kinderen had recent een auto-ongeluk gehad, wat de situatie bemoeilijkte. Tijdens de zitting werd verweer gevoerd door de moeder en de grootmoeder moederszijde, die beiden de afwijzing van het verzoek van de GI vroegen. Zij stelden dat de kinderen goed gedijden en dat de grootmoeder een belangrijke rol speelde in hun opvoeding. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en geconcludeerd dat de GI niet voldoende onderbouwing had voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter oordeelde dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer was en dat de betrokkenen gemotiveerd betwistten dat er nog een noodzaak was voor toezicht. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, omdat niet voldaan werd aan de wettelijke criteria van artikel 1:255 BW.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/608194 / JE RK 20-3208
datum uitspraak: 29 december 2020

beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2011 te [geboorteplaats kind 1] ,

hierna te noemen [naam kind 1]
,

[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2] ,

hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam grootmoeder] ,

hierna te noemen de grootmoeder moederszijde, wonende te [woonplaats grootmoeder] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 9 november 2020, ingekomen bij de griffie op 20 november 2020;
- de brief van de grootmoeder moederszijde van 27 november 2020, ingekomen bij de griffie op 1 december 2020;
- de brief van de moeder van 4 december 2020, ingekomen bij de griffie op 4 december 2020;
- het rapport van [naam kind 1] , ter zitting overgelegd.
Op 29 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de advocaat van de moeder, mr. R. Haze,
- de grootmoeder moederszijde, bijgestaan door haar advocaat mr. F. van Schaik,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is: de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 15 januari 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot
15 januari 2021.
Het verzoek
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Binnen de ondertoezichtstelling is nog onvoldoende zicht op de gezinssituatie, waardoor er veel onduidelijk is. Afspraken en contactmomenten zijn niet goed verlopen. Recent heeft de moeder een auto-ongeluk gehad. Zij is met een infuus in haar arm uit het ziekenhuis gelopen. Vervolgens is het voor de GI niet mogelijk om bij het gezin langs te gaan om te kijken hoe het met de kinderen gaat.

De standpunten

Namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzochte. Primair wordt verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken. Tijdens de ondertoezichtstelling is er geen vaste jeugdbeschermer geweest en er zijn veel verschillende mensen vanuit de GI betrokken geweest. Hierom is er tussen de moeder en de GI geen sprake van contactgroei. De door de GI gemaakte afspraken worden niet nagekomen. Met de kinderen gaat het goed, wat heeft geleid tot een terugplaatsing bij de moeder. Daarnaast is de grootmoeder moederszijde zeer betrokken en zij ondersteunt de moeder waar dat nodig is. De ondertoezichtstelling heeft geen toegevoegde waarde. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar is een te lange periode. Binnen een korte periode dient het voor de GI ook mogelijk te zijn om meer zicht te krijgen op de situatie van de kinderen.
Door en namens de grootmoeder moederszijde is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzochte. Primair wordt er verzocht om afwijzing van het verzoek van de GI. Subsidiair wordt er verzocht om de ondertoezichtstelling in duur te beperken. De grootmoeder moederszijde heeft altijd een grote rol gespeeld bij de opvoeding van de kinderen. Nog steeds is de grootmoeder moederszijde nauw betrokken bij de kinderen en zij oefent controle uit over de moeder. In de periode van de ondertoezichtstelling zijn er vier jeugdbeschermers betrokken geweest. Vanwege de vele wisselingen van jeugdbeschermers heeft de grootmoeder moederszijde veel problemen ervaren. De gemaakte afspraken zijn niet altijd nagekomen, waardoor de GI weinig zicht op de kinderen heeft. Voor [naam kind 1] zou therapie worden aangevraagd en de jeugdbeschermer zou helpen bij de aanvraag van een persoonsgebonden budget. Vervolgens is de therapie door [naam kind 1] gevolgd en de aanvraag van het persoonsgebonden budget is niet gedaan, waardoor de grootmoeder moederszijde de rekening van de therapie heeft betaald. Met beide kinderen gaat het goed. [naam kind 1] haalt goede cijfers op school, zoals ook blijkt uit het overgelegde rapport. Er is dan ook niet langer sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen en daarom heeft de ondertoezichtstelling geen meerwaarde.
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat niet langer wordt voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk wetboek (BW). Eerder bestonden er ernstige zorgen over de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] , waardoor zij nu nog onder toezicht staan. De GI behoort te onderbouwen op grond waarvan op dit moment nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en een gebrek aan acceptatie door de belanghebbenden van noodzakelijke hulp, waardoor een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Dit geldt temeer nu de belanghebbenden gemotiveerd betwisten, onderbouwd met een rapport van school, dat er nog sprake zou zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
In de ‘ots-rapportage’ van de GI van 10 november 2020 zijn onder punt 4 op pagina 9 drie doelen vermeld, waarvan er twee geheel behaald zijn (aldus de GI). Op pagina 10 staan drie doelen vermeld, die volgens de GI niet zijn behaald, onder meer het doel dat de kinderen behoren op te groeien in een stabiele en gestructureerde omgeving en het doel dat de opvoeder van de kinderen emotioneel en fysiek beschikbaar moet zijn en in hun ontwikkelingsbehoeften moet voorzien. De GI stelt dat zij op deze vermeende ontwikkelingsbedreigingen geen zicht heeft gekregen. Echter, niet is gebleken dat bij de GI signalen zijn binnen gekomen dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. De GI heeft hier ook geen actief onderzoek naar gedaan, waardoor de stellingen van de GI slechts vermoedens lijken te zijn op basis van gebeurtenissen uit het verleden. Evenmin zijn (bron)documenten overgelegd die de stellingen van de GI ondersteunen. Wel is ter zitting duidelijk geworden dat de grootmoeder mz een belangrijke rol speelt (en speelde) in de opvoeding van de kinderen, maar niet gesteld of gebleken is dat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. Integendeel, door de actieve rol van de grootmoeder mz lijkt er inmiddels al langere tijd een stabiele situatie te zijn, waarbij in het afgelopen half jaar geen enkele instantie zijn zorgen heeft uitgesproken richting de GI. In het door de grootmoeder ter zitting overgelegde verslag van de school staan evenmin zorgelijke signalen. Verder is onweersproken gesteld dat de moeder hulp aanvaardt als zij dat nodig heeft.
Gezien vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat nog voldaan wordt aan de (strenge) vereisten van artikel 1:255 BW, op grond waarvan het verzoek van de GI zal worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.