4.2.2.Beoordeling
4.2.2.1. Inleiding
De verdachte heeft zich op 26 november 2019 gemeld op het politiebureau in Dordrecht. Hij heeft daar toen verklaard dat zijn vrouw hem had aangevallen, dat hij uit zelfverdediging had gehandeld en dat er een dood lichaam in zijn huis lag: zijn vrouw. De politie heeft vervolgens in de woning aan de [adres delict] te [plaats delict] onder lakens een persoon aangetroffen, die al langere tijd was overleden. Het stoffelijk overschot is op basis van haar vingerafdrukken geïndividualiseerd als [naam slachtoffer] .
In het voorlopig en definitief sectierapport (28 november 2019 respectievelijk 11 mei 2020) wordt onder meer vermeld dat de sectie een vrouw betrof met gevorderde postmortale veranderingen, passend bij een postmortaal interval van minimaal meerdere dagen/circa een week. De verdachte heeft tijdens zijn verhoren verklaard dat het moment van overlijden van zijn vrouw in de nacht van 18 op 19 november 2019 lag.
4.2.2.2. Doodsoorzaak
Dat een medisch vastgestelde doodsoorzaak ontbreekt, zoals de verdediging stelt, is juist, nu dit ook met zoveel woorden in de sectierapporten is opgenomen.
De rechtbank stelt echter voorop dat sectie alleen de resultaten van de uit- en inwendige schouwing van het lichaam van het slachtoffer en de interpretatie van die resultaten behelst. Het sectierapport beantwoordt niet de vraag of de overige bewijsmiddelen in het dossier, in samenhang met de sectiebevindingen, kunnen verklaren wat er met het slachtoffer is gebeurd. De rechtbank dient daarom niet alleen te kijken naar de sectierapporten, maar ook naar de overige feiten en omstandigheden in het dossier.
Uit de voornoemde sectierapporten volgt onder meer dat, hoewel er geen aanwijzingen voor uitwendig mechanisch geweld waren die een rol hebben gespeeld bij het intreden van de dood, dit doorgemaakt geweld op de hals/nek geenszins uitsluit. Eventuele letsels, uitwendig of inwendig, aan de hals kunnen door de postmortale veranderingen niet meer zichtbaar zijn geweest. De vlekkige roodheid van de halsspieren kan geheel worden verklaard door postmortale veranderingen. Er kan echter niet worden uitgesloten dat ze (deels) het gevolg zijn van bloeduitstortingen die bij leven zijn ontstaan.
Kortom: overlijden door geweld op de hals/nek kon bij sectie niet meer worden vastgesteld - door postmortale veranderingen - maar ook niet worden uitgesloten.
Voorts blijkt uit het sectierapport en het toxicologisch rapport van het NFI van 28 april 2020 dat het slachtoffer geen ziekelijke afwijkingen had die het intreden van de dood kunnen verklaren of hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest en dat ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen en/of bestrijdingsmiddelen niet kunnen hebben bijgedragen aan het overlijden.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de voornoemde conclusies.
De verdachte was volgens zijn verklaring de enige persoon die aanwezig was op het moment dat het slachtoffer kwam te overlijden. Uitgaande van zijn verklaring, was het slachtoffer in de nacht van 18 op 19 november 2019 nog in leven, maar nadat hij haar tijdens een gevecht in hun woning stevig bij de hals had gepakt, is zij komen te overlijden. Dat het slachtoffer in deze nacht in de woning is overleden, vindt bevestiging in het dossier. Zo verklaart de verdachte dat hij vrijwel direct na de dood van het slachtoffer met de telefoon van het slachtoffer naar zijn eigen telefoon heeft gebeld. Deze verklaring – en daarmee volgens de verdachte het tijdstip van het overlijden van het slachtoffer - wordt bevestigd door het onderzoek aan de telefoon van het slachtoffer. Uit dit onderzoek blijkt dat op 19 november 2019 om 01:36:45 gedurende 12 seconden dataverkeer wordt geregistreerd. Verder volgt uit het sectierapport van 28 november 2019 dat het slachtoffer enkele dagen tot een week zou zijn overleden, hebben de bovenburen verklaard dat er vaak geluidsoverlast was van ruzies, maar dat de laatste ruzie heeft plaatsgevonden op 18 november 2019 en heeft de verdachte – zoals blijkt uit het digitale onderzoek – op 23 november 2019 gezocht naar de termen ‘Nederlandse politie’, ‘straffen voor onder andere per ongeluk begaande moorden’ en ‘hoe het er aan toe gaat in een gevangenis’. Dat het slachtoffer in de woning is overleden, wordt ondersteund door het gegeven dat haar stoffelijk overschot hier is aangetroffen.
De verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor zeer concreet verklaard over wat er vlak voor de dood van [naam slachtoffer] gebeurde: “Ik werd ontzettend boos en dacht dat mijn leven in gevaar was. Ik duwde haar en pakte haar nek vast. Ik zei hou je stil, blijf rustig, je moet mens worden. Ik zei nog waarom doe je dit. Ik hou van je. We hebben samen een goed leven. 1 moment werd ik woest en ik zag dat ze haar tong uit stak. Ik zei je kan wel zielig doen maar ik vind het niet zielig. Ik liet toen haar nek los. Ik dacht dat ze aan het filmen was. Toen ik haar losliet hoorde ik dat ze diep inademde. Het leek wel alsof er lucht in haar lijf werd getrokken. Zoals een vacuüm waar lucht in gaat. Voor mij was het een bang gezicht. Toen sprak ik weer met haar en zei dat ze moest opstaan.” De verdachte heeft tijdens zijn verhoor ook verklaard dat het slachtoffer op de bank lag toen hij haar nek vastpakte, dat hij haar nek met beide handen beet had toen hij met haar praatte, dat hij het eerste moment heel kwaad was en heel erg hard drukte en later minder hard. Ook verklaart hij dat hij geen pols of hartslag meer voelde toen hij daarnaar ging luisteren nadat hij haar nek had los gelaten. Op de vraag van de politie wat de doodsoorzaak volgens de verdachte was antwoordde hij “Ik denk stikken (…) Omdat ik drukte in haar keel.”
Deze beschrijving van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden begrepen dan als een verwurging. De verdachte heeft immers verklaard dat hij heel erg hard drukte op de nek van [naam slachtoffer] , dat haar tong pas na enige tijd uit haar mond stak en dat - toen hij haar losliet - lucht in haar lichaam werd gezogen, als ware het een vacuüm. De rechtbank is van oordeel dat daaruit volgt dat hij haar hals zo stevig dicht kneep dat de luchtwegen van het slachtoffer werden geblokkeerd. De beschrijving van de verdachte zelf en het gegeven dat [naam slachtoffer] hierna dood was, in onderling verband en samenhang bezien met het sectierapport, dat overlijden door geweld op de hals niet uitsluit, rechtvaardigt de conclusie dat zij door verstikking om het leven is gekomen.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario - kort gezegd een hartstilstand als gevolg van overstimulatie van bepaalde zenuwen - volgt de rechtbank, mede gelet op het vorenstaande, niet. Er is in het dossier geen enkele aanwijzing voor het bestaan van een dergelijke doodsoorzaak.
4.2.2.1.
(voorwaardelijk) Opzet
De verdachte heeft verklaard dat hij het eerste moment heel kwaad was en heel erg hard drukte terwijl hij zijn beide handen om de hals van het slachtoffer had. De verdachte heeft ook verklaard dat hij, terwijl hij haar bij de nek pakte, zijn kracht moest laten zien. Verder heeft hij verklaard dat hij gedurende de tijd dat hij het slachtoffer bij de hals vasthield, tegen haar sprak. Uit zijn verklaring volgt dat hij gedurende enige tijd tegen haar heeft gesproken; een tijd waarin zij door zijn toedoen geen adem meer kon halen. Op grond hiervan acht de rechtbank het opzet van verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven bewezen in de vorm van voorwaardelijk opzet. Immers, het is algemeen bekend dat het met kracht dichtknijpen van iemands keel ervoor zorgt dat die persoon op dat moment geen adem meer kan halen, wat de aanmerkelijke kans in het leven roept dat deze persoon door verstikking om het leven komt. Door de keel van het slachtoffer voor een langere duur dicht te houden, heeft de verdachte deze kans minst genomen bewust aanvaard.