8.3.2.Rapportages en verklaringen van de deskundige op de terechtzitting
Kinder- en jeugdpsychiater [naam 1]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 oktober 2020 en
GZ-psycholoog [naam 2]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 november 2020. Deze rapporten houden voor zover van belang het volgende in.
Toerekenbaarheid
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een autisme spectrum stoornis (ASS), van een obsessieve compulsieve stoornis (seksuele dwangstoornis) en van een andere gespecificeerde parafiele stoornis. Met het voornoemde samenhangend, toont de verdachte een zorgelijke sociaal emotionele, seksuele en morele ontwikkeling. Van de ziekelijke stoornis van de geestvermogens was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. De verdachte is seksueel zeer snel overprikkeld, hij kan zich vanuit de ASS sociaal emotioneel onvoldoende verplaatsen in de ander, hij kan zijn seksuele impulsen niet goed richten en beheersen, en hij handelt veelal vanuit een egocentrisch bepaald perspectief. De verdachte overziet daarbij de gevolgen van zijn handelen onvoldoende en realiseert zich de impact daarvan ook onvoldoende. Voorts handelt hij impulsief en kan hij zich intern niet afdoende afremmen en bijsturen. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Risico- en beschermende factoren
Er zijn risico’s voor recidive aanwezig, zoals de ego gerichtheid van de verdachte, zijn verhoogde seksuele prikkelgevoeligheid, impulsiviteit, obsessies ten aanzien van seksueel gedrag en zijn beperkte wederkerigheid. Blijkens de risicotaxatie is het recidivegevaar verhoogd en dit komt overeen met de klinische impressies. Beschermende factoren worden gevonden in de ouders van de verdachte die de verdachte proberen te bieden wat hij nodig heeft, zoals structuur en een veilige seksuele leefomgeving. Daarnaast is de verdachte positief gericht op zijn toekomst en werkt hij in alle opzichten mee aan behandeling en begeleiding. Vermeld moet worden dat de voortdurende regels en toezicht in het gezin spanningen met zich mee brengen die niet wenselijk zijn voor de sociaal emotionele en seksuele ontwikkeling van de verdachte. De moreel strenge cultuur van het geloof is hiervoor niet gunstig, in die zin dat dit de verdachte voedt in zijn schuld en faalangst.
Interventieadvies
De verdachte moet voor langere tijd intensief behandeld moet worden voor zijn psychiatrische stoornissen in relatie tot zijn seksualiteit en dit moet in een specialistisch forensisch behandelklimaat plaatsvinden. Gedrags-, aversie- en systeemtherapie en medicatie zijn hierin van belang. De verdachte moet zich verder ontwikkelen in een gestructureerd en (seksueel) veilig sturend leefklimaat. De prognose met betrekking tot zijn verdere persoonlijkheidsontwikkeling is, bij onveranderde omstandigheden en zonder een dwingend behandeld- en begeleidingstraject, ongunstig.
Ambulante behandelingen hebben tot dusverre niet tot het gewenste resultaat geleid en het inzetten van voortgezette behandeling is niet meer aan de orde, ook niet door de Waag. De psychiatrische stoornissen zijn hiervoor te ernstig en de gezinsomstandigheden te zwaar belast. Er wordt geadviseerd een forensisch specialistische klinische behandeling op te leggen, zoals deze geboden kan worden door de Van der Hoevenkliniek in Utrecht. Voor wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt, gelet op het belang van behandeling, behandeling in een dwingend/strafrechtelijk kader geadviseerd. Klinische behandeling als een voorwaarde binnen het voorwaardelijk deel van een deels voorwaardelijke straf voldoet. Van belang is daarbij dat de reclasseerder erop toeziet dat aan de voorwaarde van behandeling door de Van der Hoevenkliniek wordt voldaan.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 november 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De Raad sluit zich aan bij het advies dat is gegeven door de psychiater en de psycholoog (hierna ook: de NIFP-adviezen). Het feit waarvan de verdachte wordt verdacht dateert van mei 2018. Sindsdien is hij niet gerecidiveerd, maar zijn de problemen en daarmee de kans op herhaling niet verminderd en is mogelijk zelfs toegenomen. Het is van belang dat er intensief ingezet gaat worden zodat de verdachte hier ook in de toekomst bij gebaat is en de dwang niet steeds erger wordt waardoor hij alleen maar verder in de problemen komt en er een stagnatie in zijn persoonlijkheidsontwikkeling het gevolg is. De verdachte is ook bereid om hieraan mee te werken, ook al roept dit veel spanningen bij hem op. Er is gebleken dat de ambulante hulpverlening tot nu ontoereikend is geweest om de verdachte hierbij te helpen en de risicofactoren te verminderen. De Raad vindt om die reden een voorwaardelijke werkstraf met inzet van jeugdreclassering dan ook het best passende advies. In de voorwaarden kan dan opgenomen worden dat de verdachte moet meewerken aan een forensisch klinische behandeling en de hulp die daar verder uit voortvloeit. Dit is een intensief en langdurig behandeltraject waaraan de verdachte ook bereid is om mee te werken. Het is een heftig feit waarvan hij wordt verdacht, maar doordat de klinische opname een intensief en langdurig behandeltraject is, vindt de Raad een voorwaardelijke werkstraf passend. Er gaat veel van de verdachte gevraagd worden tijdens de behandeling, waarbij de verwachting is dat hij daar baat bij gaat hebben en daardoor de kans op herhaling kleiner wordt.
De Raad is van mening dat de behandeling in de Van der Hoeven kliniek doorgang dient te vinden en is van mening dat de verdachte hier zo snel mogelijk kan gaan starten. De Raad sluit zich aan bij de NIFP-adviezen dat alle mogelijkheden in het ambulante kader lijken te zijn uitgeput. Daarnaast is de opvoedomgeving ook een stressor/trigger gezien de huidige verdenking en zijn zusje weer thuis woont. Zij woont al weer bijna een jaar thuis. Er hebben zich geen incidenten voor gedaan. Echter heeft de verdachte afgelopen zomer wel situaties geprobeerd uit te lokken. Daarnaast doet dit een groot beroep op ouders en de controle die zij moeten uitvoeren op de verdachte. Hij dient gestuurd te worden in wat wel en niet kan en mag, en heeft hierin de externe controle van zijn ouders nodig.
Wat betreft de duur van de klinische opname bij de Van der Hoeven kliniek sluit de Raad zich aan bij de adviezen van het NIFP dat dit voor minimaal een jaar nodig is. Dit in verband met de complexiteit van de problematiek.
De Raad adviseert een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de minderjarige
- meewerkt aan een forensisch klinische behandeling binnen de Van der Hoevenkliniek te Utrecht, of een soortgelijke instantie voor minimaal een jaar;
- meewerkt aan hulpverlening en vervolgbehandeling die voortkomt uit de forensisch klinische behandeling;
- meewerkt aan een passend resocialisatietraject, bijvoorbeeld in het kader van beschermd wonen;
- meewerkt aan hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht.
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond (JBRR) opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 november 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De JBRR sluit zich aan bij het NIFP-adviezen en de Raad. De afgelopen periode heeft de JBRR gezien dat de verdachte veel goed doet. Hij heeft werk, gaat naar school en is druk bezig met het halen van zijn diploma. Ook is hij bezig met zijn rijbewijs en heeft hij een goede band met zijn ouders, broers, zussen, vrienden en familie. De verdachte is een jongen in ontwikkeling, bij wie zijn problematiek veroorzaakt dat het voor hem op de domeinen seksualiteit en relaties lastig gaat. De reeds ingezette hulpverlening heeft niet het wenselijke resultaat gehad en mogelijk bijgedragen aan de verwarring bij de verdachte. De JBRR betreurt dit en ziet hierin een zorg voor de toekomst van de verdachte.
De JBRR adviseert de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden:
dat de verdachte meewerkt aan behandeling bij de Van der Hoevenkliniek of een vergelijkbare instelling, zolang als nodig wordt geacht (duur opname minimaal een jaar);
dat de verdachte meewerkt aan een vervolgtraject om zijn zelfstandigheid te ontwikkelen, ook als dat betekent wonen bij een beschermd wonen voorziening;
dat de verdachte zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
[naam 3], jeugdreclasseerder bij de JBRR,heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Door de Van der Hoevenkliniek is aangegeven dat de behandelingen gemiddeld een jaar duren. Na dat jaar zal een ambulant vervolgtraject nodig zijn. De verdachte is iemand die probleeminzicht heeft en bereid is om mee te werken en ik verwacht in een ambulant kader geen problemen.