ECLI:NL:RBROT:2020:12685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
10/691034-20 TUL VV: 10/040411-19 en 10/702034-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van een gewelddadige woningoverval met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 17 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige woningoverval. De overval vond plaats op 1 maart 2020 in Rotterdam, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de woning van het slachtoffer binnendrongen en geweld gebruikten tegen de twee aanwezige slachtoffers. Tijdens de overval zijn onder andere een MacBook, mobiele telefoons en een geldbedrag van € 650,00 weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, verantwoordelijk was voor zijn daden, maar dat er sprake was van verminderd toerekeningsvatbaarheid door een psychische stoornis. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 240 uur, waarvan 154 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling voor zijn agressieproblematiek en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die gezamenlijk een bedrag van € 4.277,70 vorderden, en een bedrag van € 30,00 aan een andere benadeelde partij. De rechtbank legde ook een taakstraf op in plaats van de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke jeugddetenties, waarbij de verdachte zich aan de voorwaarden moest houden om verdere straf te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691034-20
Parketnummers TUL VV: 10/040411-19 en 10/702034-19
Datum uitspraak: 17 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsman mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 3 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van een woningoverval;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van acht maanden met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1. (
(Partiële) vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat slaan met een glas of fles tegen het hoofd of in het gezicht van [naam aangever] en het steken met een mes of scherp voorwerp in zijn armen of been niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte heeft bekend dat hij samen met anderen de woning van aangever [naam aangever] heeft overvallen. Op basis van het dossier en de verklaringen van de aangevers en medeverdachte [naam medeverdachte 1] kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen dat bij deze overval goederen zijn weggenomen, omdat deze verklaringen onjuist zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de verdediging niet aannemelijk is gemaakt dat de verklaringen van aangever [naam aangever] en medeverdachte [naam medeverdachte 1] omtrent het weggenomen goederen in twijfel moeten worden getrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verklaring van de aangever op dit punt te twijfelen, te minder omdat hij na zijn aangifte aan de politie heeft doorgegeven dat hij één van de eerder als gestolen opgegeven telefoons had teruggevonden. Daarnaast heeft medeverdachte [naam medeverdachte 1] verklaard dat zij heeft gezien dat de MacBook en andere goederen door de overvallers werden gepakt en meegenomen. De rechtbank ziet ook in het geval van de medeverdachte geen aanleiding om aan te nemen dat dit onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze verklaringen bewezen kan worden dat bij de overval een MacBook, een telefoon en een geldbedrag van € 650,00 zijn weggenomen.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde woningoverval samen met anderen heeft gepleegd en dat daarbij goederen zijn weggenomen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 01 maart 2020 te Rotterdam,
in/uit een woning, gelegen aan [adres] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een Macbook
en
eenmobiele telefoon en 650 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken,
welk geweld bestond uit het
(met een deels afgedekt/bedekt gelaat/gezicht)
- binnendringen van voornoemde woning en
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
- slaan/stompen op/tegen het hoofd/gezicht en lichaam van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
- duwen op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
- beetpakken/vastpakken en/of meetrekken en/of naar/tegen de grond werken van
die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
-
- slaan met een (hard) voorwerp op/tegen het hoofd en het lichaam van [naam slachtoffer 2] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid van het feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering van de straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een woningoverval. De verdachte is met de medeverdachten naar de woning van het voor hem bekende slachtoffer gegaan, is diens huis binnen gestormd en heeft daar de twee slachtoffers overvallen. Bij de overval is flink wat geweld gebruikt en is een aantal goederen weggenomen. De verdachte heeft verklaard de initiator van de overval te zijn geweest, omdat hij naar eigen zeggen geld wilde wegnemen dat één van de slachtoffers – zo had hij begrepen – niet op een legale wijze had verkregen.
Door het plegen van deze overval hebben de verdachte en de medeverdachten een zeer bedreigende situatie gecreëerd in een woning die voor de slachtoffers veilig zou moeten zijn. De verdachte en zijn medeverdachten hebben ernstige gevoelens van angst en onveiligheid bij de jonge slachtoffers veroorzaakt. De rechtbank neemt het de verdachte en zijn medeverdachten kwalijk dat zij geen oog hebben gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers. Een dergelijke overval zorgt bovendien ook voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
GZ-psycholoog drs. A.M.I. Peelenheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 mei 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Toerekenbaarheid
Bij de verdachte is sprake van een periodiek explosieve stoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. Deze problematiek maakt dat de verdachte moeite heeft met het hanteren van zijn boosheid en dat hij verhoogd krenkbaar is. De verdachte is onvoldoende in staat om negatieve gevoelens te kanaliseren en raakt snel in conflict met anderen. In het contact met de aangever heeft de verdachte langere tijd gevoelens van krenking en onrecht ervaren. Zijn tekortschietende geweten heeft er mede toe geleid dat de verdachte een plan heeft bedacht en tot een agressievere oplossing is gekomen om zijn wraakgevoelens een plek te kunnen geven waarin hij anderen heeft betrokken. Ondanks zijn beperkte regulatievaardigheden, kan op basis van zijn cognitieve profiel worden verondersteld dat hij voldoende weet heeft van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen. Hij heeft diverse momenten gehad om zich te bedenken of tot andere oplossingen te komen. Alles overziend wordt geadviseerd om het tenlastegelegde feit in (een licht) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Recidive risico
Gezien zijn eerdere politiecontacten, de problemen met het hanteren van boosheid en zijn gebrekkige gewetensontwikkeling, wordt gedacht dat dit van invloed is op het risico op recidive. Positief is dat de verdachte openstaat voor een behandeling die gericht is op het verbeteren van zijn emotieregulatievaardigheden. Hij laat een positieve gerichtheid op de toekomst zien. Zorgelijk is dat de verdachte omgaat met delinquente leeftijdsgenoten. Hij is vaker met de politie in aanraking geweest en ook zijn er enige zorgen over de opvoedingsvaardigheden van zijn moeder, omdat haar opvoedingsstijl in mindere mate gericht is op het bieden van toezicht en het stellen van grenzen.
Interventieadvies
Individuele ambulante behandeling gericht op het verkrijgen van inzicht in zijn eigen gedragspatronen en denkbeelden en in zijn emoties en de regulatie daarvan evenals het versterken van zijn copingvaardigheden en morele ontwikkeling worden noodzakelijk geacht. Van belang is dat de moeder van de verdachte hierbij betrokken wordt, in de vorm van systeemtherapie. Gedacht wordt aan de Waag, Youz of een soortgelijke (forensische) instelling. Daarnaast wordt een voortzetting van het jeugdreclasseringstraject noodzakelijk geacht voor de realisatie van een positieve schoolgang en voldoende toezicht op zijn activiteiten buitenshuis.
De ambulante psychologische behandeling en voortzetting van het jeugdreclasseringstraject kunnen worden opgenomen als bijzondere voorwaarde bij de strafoplegging. Een hulpverlening vanuit een intensief ambulant kader volstaat.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 november 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Het dynamisch risico profiel, de domeinen die risico geven maar veranderbaar zijn, scoort laag. Behandeling vanuit de Waag, Youz of een soortgelijke (forensische) instelling wordt noodzakelijk geacht. De verdachte is hier reeds voor aangemeld bij de Waag. De Raad ondersteunt dit advies. Begeleiding en toezicht vanuit de jeugdreclassering is vanzelfsprekend noodzakelijk om bovenstaande behandeling in gang te kunnen zetten en te volgen. De ernst van de tenlastelegging rechtvaardigt een (voorwaardelijke) jeugddetentie en kan gelden als stok achter de deur om hem aan de voorwaarden te laten houden.
De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de minderjarige:
­ zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan behandeling bij een forensische polikliniek (zoals bijvoorbeeld de Waag).
waarbij aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, afdeling jeugdreclassering, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna JBRR)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 november 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Het algemeen recidive risico mag laag worden geacht. Er worden beschermende factoren gezien op de domeinen gezin, school en werk. Risicofactoren worden gezien op de domeinen relaties, geestelijke gezondheid, attitude en agressie. De verdachte is een intelligente jongen die momenteel onderwijs volgt bij Vavo. Hij vult zijn vrije tijd in het weekend grotendeels in met werken als bezorger bij een pizzarestaurant. Daarnaast werkt de verdachte samen met zijn moeder in de catering.
De verdachte heeft een vaste vriendengroep die bekend is bij zijn moeder. Zijn vrienden en bekenden lijken te bestaan uit zowel prosociale als antisociale contacten. De verdachte geeft aan geen oordeel te hebben over jongeren die zich met verkeerde dingen bezighouden en vindt dat hij niet makkelijk door anderen te beïnvloeden is. Het lijkt er op dat de verdachte stoer doet voor zijn vrienden en zo in de problemen komt. Vanuit school ontstaat het beeld dat de verdachte juist een jongen is die anderen kan beïnvloeden met zijn gedrag. De verdachte lijkt een probleem te hebben met het reguleren van zijn agressie. Hiervoor is hij aangemeld bij de Waag.
JBRR adviseert aan de verdachte een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met daarnaast een flinke voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte
- naar school en stage gaat;
- meewerkt aan behandeling bij de Waag, zolang JBRR dat noodzakelijk acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit acht de rechtbank de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen van de benadeelde partijen

[naam benadeelde 1]
Ter zake van het ten laste gelegde heeft [naam benadeelde 1] , vertegenwoordigd door [naam 1] , zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.252,82 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen althans niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Materieel
De rechtbank is van oordeel dat de posten ‘Louis Vuitton mick pm tas’ en ‘Louis Vuitton sneakers’ niet genoegzaam zijn onderbouwd en zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De overige posten komen de rechtbank niet onrechtmatig voor en de vordering zal ten aanzien van die posten worden toegewezen.
Immaterieel
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00, zodat de vordering wordt toegewezen.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 1] een schadevergoeding betalen van € 4.277,70, vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
[naam benadeelde 2]
Ter zake van het ten laste gelegde heeft [naam benadeelde 2] , vertegenwoordigd door [naam 2] , zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 30,00 materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.5.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen.
8.6.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen een toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.7.
Beoordeling door de rechtbank
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 30,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9..Vordering tenuitvoerlegging 10/040411-19

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 3 juli 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van een straatroof en opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 18 juli 2019.
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de twee weken jeugddetentie om te zetten in een werkstraf van 28 uur, te vervangen door 14 dagen vervangende jeugddetentie.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen.
9.4.
Beoordeling door de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 28 uren te gelasten.

10..Vordering tenuitvoerlegging 10/702034-19

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 3 juli 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van een straatroof en opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 18 juli 2019.
10.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de twee weken jeugddetentie om te zetten in een werkstraf van 28 uur, te vervangen door 14 dagen vervangende jeugddetentie.
10.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de proeftijd van de voorwaardelijke straf te verlengen.
10.4.
Beoordeling door de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 28 uren te gelasten.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 48, 49, 77a, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 154 (honderdvierenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich voor zijn agressieproblematiek laat behandelen door de Waag, of een soortgelijke instelling;
- gedurende de proeftijd onderwijs volgens rooster zal volgen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 4.277,70 (zegge: vierduizend tweehonderd tweeënzeventig euro en zeventig eurocent),bestaande uit € 1.277,70 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.277,70(hoofdsom,
zegge: vierduizend tweehonderd tweeënzeventig euro en zeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling in geval van niet-betalen op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 30,00 (zegge: dertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 30,00(hoofdsom,
zegge:dertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling bij niet-betalen op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer
10/040411-19van 3 juli 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 28 (achtentwintig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 14 (veertien) dagen;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer
10/702034-19van 3 juli 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 28 (achtentwintig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 14 (veertien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 maart 2020 te Rotterdam,
in/uit een woning, gelegen aan [adres]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Macbook
en/of twee mobiele telefoons en/of 650 euro, althans een geldbedrag, in elk
geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
(met een deels afgedekt/bedekt gelaat/gezicht)
- binnendringen van voornoemde woning en/of
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- slaan/stompen op/tegen het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- duwen op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- beetpakken/vastpakken en/of meetrekken en/of naar/tegen de grond werken van
die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of
- met een glas/fles slaan op/tegen het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer 1] en/of
- steken met een (stuk) glas en/of een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in de armen en/of een been van [naam slachtoffer 1] en/of
- slaan met een (hard) voorwerp op/tegen het hoofd en/of het lichaam van [naam slachtoffer 2] .